Organisatie (mentale) gezondheidszorg:
De Nederlandse gezondheidszorg is erg gecompliceerd. De overheid maakt onderdeel uit bij het controleren en het sturen van de gezondheidszorg. Het is tevens mogelijk een indeling van de gezondheidszorg te maken gebaseerd op doel van de zorg; functionele kenmerken; plaats van zorgverlening en de aard van de ziekte of aandoening (Breukel, 2009).
Als men een indeling wil maken gericht op het doel van de gezondheidszorg kan men denken aan een positieve gezondheidszorg, preventieve gezondheidszorg, curatieve gezondheidszorg en een palliatieve gezondheidszorg. Positieve gezondheidszorg houdt het bewerkstelligen van gezond gedrag, gericht op leefwijze, in. De persoon zou een verminderd risico lopen om ziek te worden, gericht op de gedachte dat dit realistisch is indien men een gezond leefpatroon heeft. Preventieve gezondheidszorg is gericht op het voorkomen van ziekte en invaliditeit. Manieren om dit te bewerkstelligen zijn vaccinaties tegen bepaalde ziekten zodat de weerstand wordt verhoogd, en het isoleren van personen met besmettelijke ziektes, of deze uit te weg gaan. Curatieve gezondheidszorg is het herstellen van de gezondheid. Palliatieve gezondheidszorg komt in beeld wanneer het herstel niet mogelijk blijkt. In dat geval wordt ernaar gestreefd om het lijden van een individu zoveel mogelijk te beperken (Breukel, 2009).
Gezondheidszorg kan eveneens ingedeeld worden op gemeenschappelijke functionele kenmerken. Hierbij kan gekeken worden naar preventieve maatregelen, gericht op risicogroepen, zonder specifieke hulpvraag. Ernaast kan men kijken naar het individu, eventueel met hulpvraag. Er is sprake van geringe specialisatie, te denken aan een huisarts of fysiotherapeut (eerstelijnszorg). Wanneer het individu vervolgens wordt doorverwezen, wordt de hulpvraag bekeken door een specialist (tweedelijnszorg). Zorg kan dan geboden worden buiten de muren van instellingen (extramurale), of semimurale, waarbij opname niet nodig is door het geven van poliklinische zorg of dagbehandeling. Soms is opname in een zorginstelling echter noodzakelijk (intramurale) (Breukel, 2009).
Ook kan men een tweedeling maken in de gezondheidszorg gericht op de aard van de ziekte of aandoening. Deze indeling is enerzijds lichamelijk van aard en anderzijds geestelijk van aard (Breukel, 2009).
De Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) is gericht op het voorkomen, behandelen en genezen van psychische aandoeningen. De GGZ probeert mensen met een (chronische) psychische aandoening zo goed mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving. Tevens wordt er (ongevraagd) hulp geboden aan ernstig verwarde en/of verslaafde mensen zonder eigen hulpvraag (Ngo & Brink, 2014).
In het ledenbestand van GGZ Nederland zijn onder andere ge??ntegreerde GGZ-instellingen, instellingen die ambulante zorg leveren en instellingen die zich richten op kinder- en jeugdpsychiatrie en/of jeugdzorg. Daarnaast zijn er forensische zorginstellingen, aparte instellingen voor verslavingszorg, instellingen voor beschermd wonen en enkele van oorsprong algemeen psychiatrische ziekenhuizen (Ngo & Brink, 2014).
Vanaf 1 januari 2014 is er landelijk een nieuwe indeling binnen de GGZ in werking getreden. Ook de GGZ van het Orbis Medisch Centrum (OMC) is hierdoor veranderd. Er is binnen de GGZ een verschuiving opgetreden van Specialistische GGZ naar Basis GGZ. Binnen de Basis GGZ worden mensen behandeld die lichte tot matige, niet-complexe psychische problemen hebben. Deze behandeling kan plaatsvinden door de eigen huisarts of de praktijkondersteuner GGZ van de eigen huisarts (Basis GGZ). Wanneer er binnen de Basis GGZ onvoldoende behandeling plaats kan vinden, dan kan de pati??nt doorverwezen worden naar de Generalistische Basis GGZ of de Specialistische GGZ van Orbis GGZ. De huisarts maakt deze inschatting op basis van de ernst van de problematiek, het risico, de complexiteit en het beloop van de klachten. Bij een hoog risico en hoge complexiteit wordt de pati??nt doorverwezen naar de Specialistische GGZ. Wanneer er voor gekozen wordt om een pati??nt door te verwijzen naar de Generalistische Basis GGZ, moet er een keuze gemaakt worden uit vier mogelijkheden (Basis Kort, Basis Middel, Basis Intensief, of Basis Chronisch). De verschillen tussen de vier Generalistische Basis GGZ pakketten zit in de tijd die door de hulpverlener besteedt mag worden, in de hoeveelheid psychodiagnostiek en de mate van betrokkenheid van andere disciplines. In overleg met de huisarts kan de hulpverlener van Orbis GGZ overgaan naar een ander pakket als de situatie daar om vraagt. Eveneens kunnen pati??nten doorverwezen worden naar de Specialistische GGZ wanneer de problemen na behandeling in de Generalistische Basis GGZ niet verholpen zijn, of als de psychische problemen niet behandeld kunnen worden binnen de Generalistische Basis GGZ. Specialistische GGZ is zorg voor pati??nten met ernstige psychische problemen (Orbis Medisch en Zorgconcern, 2014).
De afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie (MPP) in het OMC richt zich op ziekten en aandoeningen die geestelijk van aard zijn. Cli??nten die de afdeling MPP bezoeken kunnen last hebben van chronische ziekte, beperkingen en/of chronische pijn. Sommige cli??nten kunnen lichamelijke klachten ervaren waarvoor tot nu toe geen medische oorzaak gevonden is. Ook kunnen zij klachten ervaren ten gevolge van neurologische aandoeningen. Daarnaast richt de afdeling MPP zich op cli??nten die overmatige angst voor een noodzakelijke of aanbevolen medische ingreep ervaren (Orbis Medisch en Zorgconcern, 2014).
De afdeling MPP valt onder de bredere GGZ en de Orbis Revalidatie die bij het OMC geboden wordt. De psychologen, werkzaam op de afdeling MPP, bieden psychologische zorg aan mensen die bij een medisch specialist in het OMC in behandeling zijn. Om als cli??nt in aanmerking te komen voor de specialistische zorg van het MPP is daarom een verwijzing van een specialist noodzakelijk. De meeste afspraken gebeuren poliklinisch. De cli??nt bezoekt het OMC voor een geplande intake, neuropsychologisch onderzoek (NPO), nagesprek of behandeling. Sommige cli??nten worden echter voor langere tijd opgenomen in het ziekenhuis en bezoeken de afdeling intramurale. Het doel van de zorg die door de afdeling MPP verstrekt wordt is curatief van aard. Men streeft ernaar om de geestelijke gezondheid van cli??nten zo goed mogelijk te herstellen. Dit is echter niet altijd mogelijk aangezien de doelgroep die de afdeling MPP bezoekt vaak te kampen heeft met hersenschade of neurodegeneratieve problematiek. Voor de groep cli??nten met hersenschade streeft men ernaar om problemen zo goed mogelijk te verlichten aan de hand van behandeling. Hierbij is het vooral belangrijk dat cli??nten en betrokkenen gepaste psycho-educatie ontvangen, die ervoor zorgt dat men een re??el beeld van de situatie kan vormen, met oog op de toekomst. Men kan denken aan het aanleren van compensatiestrategie??n die inspelen op de sterke kanten van cli??nten. De zwakke kanten van cli??nten worden hierbij over het algemeen ontzien. Oefening kan ervoor zorgen dat prestatie verbetert op taakniveau, maar op functieniveau blijkt dit erg moeilijk. De sterke en zwakke kanten worden geobjectiveerd door middel van het NPO.
De groep cli??nten met neurodegeneratieve problematiek krijgt een op maat gemaakt onderzoek, het expertise ouderen zorg (EOZ) onderzoek, waarbij rekening gehouden wordt met de normale, verwachte veroudering in deze oudere bevolkingsgroep. Tijdens het EOZ wordt geobjectiveerd of de mate van cognitieve achteruitgang overeenkomt met de verwachte mate van cognitieve achteruitgang zichtbaar tijdens normale veroudering. In veel gevallen is er echter sprake van neurodegeneratieve problematiek, te zien aan een te grote mate van cognitieve achteruitgang. Samenhangend met eventuele afwijkende resultaten van de hersenscan kan een conclusie worden getrokken denkend aan milde cognitieve achteruitgang, vasculaire dementie, of Ziekte van Alzheimer. Deze resultaten worden teruggekoppeld naar de afdeling Geriatrie.
Wanneer de klachten van een pati??nt blijken samen te hangen met medische problematiek en/of behandeling, kan de pati??nt in aanmerking komen voor psychologische behandeling op de afdeling MPP. De psycholoog informeert de cli??nt over de mogelijke behandelingen en geeft passend advies. De behandeling is doorgaans kortdurend en gericht op het leren omgaan met de klachten of ziekte. Wanneer pati??nten opgenomen zijn in het OMC, kan de psychologische behandeling intramurale plaatsvinden. Indien nodig kan deze
behandeling na het ontslag poliklinisch worden voortgezet. Soms wordt er in overleg met de cli??nt gekozen om door te verwijzen naar een andere hulpverlener of instantie, bijvoorbeeld wanneer de klachten niet direct samenhangen met een lichamelijke aandoening of indien er een langdurige of intensievere behandeling nodig is (Orbis Medisch en Zorgconcern, 2014).
Diensten voor personen met een tekortkoming/beperking:
Stichting MEE: MEE ondersteunt personen met een beperking of diens familie, vrienden en andere betrokkenen. De beperking kan verstandelijk, lichamelijk of zintuiglijk van aard zijn. Ook personen met een beperking door chronische ziekte, niet aangeboren hersenletsel of autisme kunnen bij stichting MEE terecht. De stichting bestaat uit 22 regionale organisaties verspreid over het hele land. Een verwijsbrief of indicatie is niet nodig en ondersteuning is gratis. Stichting MEE ondersteunt bij vragen over opvoeding & ontwikkeling, leren & werken, samenleven & wonen en regelgeving & geldzaken (http://www.mee.nl/homepage).
Diensten voor jongeren in Nederland:
Bureau Jeugdzorg in Nederland: Ieder kind heeft het recht om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. Dat gaat niet altijd vanzelf. Soms is er hulp nodig voor het kind of de jongere, soms ook voor het hele gezin. Al die soorten hulp bij elkaar noemen we ‘jeugdzorg’.
Bureau Jeugdzorg is bedoeld voor kinderen tot 18 jaar met ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen, en voor hun ouders of opvoeders. Het belang van kinderen en jongeren staat in de hulpverlening centraal. Bureau Jeugdzorg streeft naar een zo verantwoord mogelijke ontwikkeling en opvoedingssituatie, liefst in samenwerking met het kind of jongere en de ouders. De medewerkers geven aandacht waar het nodig is, bieden ondersteuning waar het kan en bescherming waar het moet. Bureau Jeugdzorg kan indien nodig doorverwijzen naar andere zorgverleners. Taken die Bureau Jeugdzorg zoal op zich neemt zijn: indicaties stellen, uitvoeren van taken van Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, uitvoeren van jeugdbeschermingsmaatregelen, een rol spelen in de jeugdreclassering, ‘indicatiebesluiten’ schrijven waarin verwezen wordt voor speciale zorg, toezicht houden, en bescherming bieden.
In het verleden werden verzoeken om hulp beoordeeld door allerlei (jeugdzorg)instanties. Ouders en minderjarigen met problemen wisten daardoor niet goed bij welke instantie of instelling ze terecht konden.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie van Justitie zijn samen verantwoordelijk voor de jeugdzorg. VWS richt zich op de vrijwillige hulpverlening, de hulpverlening aan licht verstandelijk gehandicapten en jongeren met psychische problemen.
Justitie houdt zich bezig met kinderen en jongeren die extra bescherming nodig hebben (voogdij/gezinsvoogdij) of in contact zijn gekomen met het jeugdstrafrecht.
Op 1 januari 2005 is de Wet op de jeugdzorg (Wjz) in werking getreden. In deze wet staat vastgelegd dat Bureau Jeugdzorg de centrale toegang is tot de ge??ndiceerde jeugdzorg. De medewerkers van Bureau Jeugdzorg beoordelen elk verzoek om hulp. Ze stellen vast welke zorg nodig is. Ze begeleiden kinderen, jongeren en ouders of verwijzen hen door naar andere hulpverleners. Deze wet moet leiden tot meer cli??ntgericht werken in de jeugdzorg. Het verzorgt de indicatie voor hulp aan minderjarigen en hun ouders.
Bureau Jeugdzorg valt onder toezicht van de Inspectie Jeugdhulpverlening en wordt grotendeels gefinancierd met overheidssubsidies. De provincie financiert met het door het Rijk verkregen budget Bureau Jeugdzorg en daarmee de toegang tot de jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg voor jeugd (jeugd-ggz), jeugdbescherming en jeugdreclassering. De provincie maakt met gemeenten resultaatgerichte afspraken over de verantwoordelijkheden voor jongeren met problemen (Bureau Jeugdzorg Nederland, 2014).
Jeugdwerk Nederland: Richt zich op kinderen, jongeren en jong volwassenen. Het gaat in veel gevallen om jongeren met een autismespectrumstoornis of angststoornis. Ook jongeren met verslaving- of hechtingsproblematiek of met een licht verstandelijke handicap kunnen bij Jeugdwerk Nederland terecht. In veel gevallen is er sprake van gedragsproblematiek. Begeleiding is op maat gemaakt, afhankelijk van de leeftijd en de behoefte van de cli??nt. De diensten die Jeugdwerk Nederland levert hebben betrekking op beschermd of begeleid wonen, ambulante begeleiding en nazorg. Overige diensten kunnen ondersteuning bieden op het gebied van sport of werk (Jeugdwerk Nederland, 2013).
2. Overzicht betreffende de gerechtelijke en ethische aspecten van gezondheidsdiensten:
Bij de professionalisering van het beroep psychologie staan de deskundigheid, de maatschappelijke rol, de professionele standaard en de beroepsethiek centraal. Aan de deskundigheid wordt inhoud gegeven door de kennis, kunde en kunst van de beroepsbeoefenaar.
De beroepsethiek vormt het waarden- en normenstelsel van de professionele standaard (Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP): Beroepscode voor psychologen, 2012).
De beroepscode is een kwaliteitsinstrument ten dienste van de beroepsuitoefening. Dit is in het belang van de cli??nt, van de psycholoog, van andere betrokkenen en van de psychologiebeoefening in al haar facetten. Hierbij dient de code als een leidraad voor het beroepsmatig handelen van de individuele psycholoog. Verder is het een informatiebron
over wat van de psycholoog in het algemeen kan worden verwacht en verlangd, voor al degenen die te maken hebben met het professioneel handelen van de psycholoog (NIP: Beroepscode voor psychologen, 2012).
De NIP: Beroepscode voor psychologen (2012) steunt op de volgende ethische basisprincipes:
1. Verantwoordelijkheid: Psychologen onderkennen hun professionele en wetenschappelijke
verantwoordelijkheid ten opzichte van de betrokkenen, hun omgeving en de maatschappij. Psychologen zijn verantwoordelijk voor hun beroepsmatig handelen. Voor zover dat in hun vermogen ligt zorgen zij ervoor dat hun diensten en de resultaten niet worden misbruikt.
2. Integriteit: Psychologen streven naar integriteit in de wetenschapsbeoefening, het onderwijs en de toepassing van de psychologie. In hun handelen betonen psychologen eerlijkheid, gelijkwaardige behandeling en openheid tegenover betrokkenen. Zij scheppen tegenover alle
betrokkenen duidelijkheid over de rollen die zij vervullen en handelen in overeenstemming daarmee.
3. Respect: Psychologen tonen respect voor de fundamentele rechten en waardigheid
van betrokkenen. Zij respecteren het recht van betrokkenen op privacy en vertrouwelijkheid. Zij respecteren en bevorderen diens zelfbeschikking en autonomie, voor zover dat te verenigen is met de andere professionele verplichtingen van de psychologen en met de wet.
4. Deskundigheid: Psychologen streven naar het verwerven en handhaven van een hoog niveau van deskundigheid in hun beroepsuitoefening. Zij nemen de grenzen van hun deskundigheid in acht en de beperkingen van hun ervaring. Zij bieden alleen diensten aan waarvoor zij door opleiding, training en ervaring zijn gekwalificeerd. Datzelfde geldt ook voor de methoden en technieken die zij gebruiken.
V
E
R
A
N
T
W
O
O
R
D
E
L
I
J
K
H
E
I
D
Kwaliteit van beroepsmatig handelen Onthouden van gedragingen die het vertrouwen in de psychologie en psychologiebeoefening kunnen schaden.
Zorg voor kwaliteit en zorgvuldig handelen.
Professionele en ethische normen naleven.
Zorgvuldigheid en voorzichtigheid bij nieuwe methoden.
Continu??teit van het beroepsmatig handelen Verantwoordelijkheid voor de continu??teit van de professionele relatie en na be??indiging van de professionele relatie.
Volledigheid, noodzakelijkheid en actualiteit van het dossier.
Voorkomen en beperken van schade Verplichtingen jegens de externe opdrachtgever worden nageleefd.
Negatieve ervaringen beperken.
Voorkomen en beperken van dierenleed.
Schade voorkomen tijdens onderzoek met en uitspraken over personen zonder hun toestemming.
Realisatie van de ingrijpende indirecte effecten van het beroepsmatig handelen.
Voorkomen van misbruik Voorkomen van onbedoeld gebruik en misbruik van resultaten en rapportage van beroepsmatig handelen. De psycholoog moet zich inspannen om misbruik van rapportage tegen te gaan.
De psycholoog en zijn werkomgeving Vrijheid om te kunnen handelen conform de beroepscode.
Medeverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het team.
Verantwoordelijkheid voor de technische en ethische kwaliteit van het werk van medewerkers onder begeleiding van de psycholoog.
Hulp en steun bieden aan collega’s, studenten en supervisanten.
Collegiaal app??l.
Verantwoording In staat zijn verantwoording af te leggen van de handelwijze.
Bewaartermijn van een op naam gesteld dossier na be??indiging van de professionele relatie.
Medewerking aan behandeling van een klachtenprocedure.
(NIP: Beroepscode voor psychologen, 2012).
I
N
T
E
G
R
I
T
E
I
T
Betrouwbaarheid Aanvang of voortgang van de professionele relatie alleen voort zetten als dit professioneel en ethisch verantwoord is.
De psycholoog zet de professionele relatie niet voort als daar professioneel geen grond meer voor bestaat of als dat niet langer op een professioneel verantwoorde manier mogelijk is.
Niet meewerken aan werkzaamheden die strijdig zijn met de beroepscode.
Onafhankelijkheid en objectiviteit in het beroepsmatig handelen.
Eerlijkheid Voorkomen van misleiding in beroepsmatig handelen.
Geen misbruik maken van kennis, vaardigheden of overwicht.
Nauwgezetheid en relevantie bij vermelding van opleiding, kwalificaties, ervaring, deskundigheid en titels.
Geen irre??le verwachtingen wekken.
De psycholoog stelt voorafgaand aan of in het vroegste stadium van de professionele relatie de betrokkenen eerlijk en nauwgezet op de hoogte van de financi??le en andere voorwaarden waaronder hij zijn opdracht aanvaardt
Informatie over alternatieve theorie??n of verklaringen verstrekken.
Bij schriftelijke en mondelinge presentaties bronnen vermelden.
Zorgvuldig zijn in het verkrijgen en weergeven van gegevens.
Rolintegriteit: Niet oneigenlijk bevorderen van persoonlijke belangen.
Onderkennen van onverenigbare belangen.
Niet aanvaarden van onverenigbare opdrachten.
Vermijden van het vermengen van professionele rollen.
Vermijden van het vermengen van professionele en niet-professionele rollen.
Geen seksuele gedragingen ten opzichte van de cli??nt.
Geen seksuele relatie met de cli??nt.
Bij het aangaan van een persoonlijke relatie na het be??indigen van de professionele relatie, vergewist de psycholoog zich ervan dat de voorgaande professionele relatie geen onevenredige betekenis meer heeft.
(NIP: Beroepscode voor psychologen, 2012).
R
E
S
P
E
C
T
Algemeen respect Respect voor kennis, inzicht en ervaring van de betrokkene.
Respect voor psychische en lichamelijke integriteit van betrokkene.
Geen ongerechtvaardigde discriminatie.
Autonomie en zelfbeschikking Respect en bevordering voor autonomie en zelfbeschikking.
Respectvol handelen bij beperkte zelfbeschikking.
Toestemming noodzakelijk bij aangaan of voortzetten van de professionele relatie, tenzij de opdracht wordt toegekend door een externe opdrachtgever met door de wet toegekende bevoegdheid.
Welingelicht aangaan en voortzetten van de professionele relatie.
De informatie bij het aangaan en voortzetten van de professionele relatie wordt bij voorkeur schriftelijk gegeven en waar nodig mondeling toegelicht.
Dezelfde informatie voor externe opdrachtgever en cli??nt.
Overleg met de cli??nt over de invulling van de professionele relatie, tenzij dat een goede voortgang in de weg staat.
De psycholoog geeft de cli??nt desgevraagd inzage in en afschrift van diens dossier.
De psycholoog richt het dossier naar vorm en inhoud zo in dat het voor de cli??nt redelijkerwijs toegankelijk is.
De psycholoog corrigeert die gegevens in het dossier, waarvan de cli??nt aannemelijk maakt dat ze onjuist zijn, onvolledig, of niet ter zake doen, gezien de doelstelling van het dossier en voor zover deze op de cli??nt betrekking hebben.
Op schriftelijk verzoek van de cli??nt wordt diens dossier door de psycholoog vernietigd.
Rapportage in opdracht van de cli??nt wordt uitsluitend aan de cli??nt uitgebracht.
Voor rapportage aan derden is toestemming van de cli??nt noodzakelijk. De cli??nt heeft gelegenheid tot inzage voorafgaand aan de rapportage aan derden.
Bevindingen en conclusies behoren tot de verantwoordelijkheid van de psycholoog en kunnen niet door de cli??nt gecorrigeerd, aangevuld of verwijderd worden.
Als regel heeft de cli??nt het recht om de rapportage aan de externe opdrachtgever te blokkeren, tenzij de externe opdrachtgever op grond van een wettelijke regeling een bevoegdheid heeft om rapportage te eisen.
Cli??nten kunnen niet zonder meer een beroep doen op bovenstaande bepalingen met betrekking tot inzage en blokkering van de rapportage als zij deel uitmaken van een cli??ntsysteem.
De psycholoog verstrekt aan een derde die niet de opdrachtgever is, uitsluitend die gegevens over de cli??nt, waarvoor deze vooraf gerichte toestemming heeft verleend en die relevant en noodzakelijk zijn voor een specifieke vraagstelling van die derde.
Wanneer er in het dossier gegevens aanwezig zijn over een ander dan de cli??nt, en deze gegevens niet door de cli??nt zelf zijn verstrekt, dan verstrekt de psycholoog deze niet aan derden, dan met gerichte, schriftelijke toestemming van die ander en alleen voor zover zij relevant en noodzakelijk zijn voor de specifieke vraagstelling.
Vertrouwelijkheid De psycholoog is verplicht tot geheimhouding van vertrouwelijke informatie tijdens en na be??indiging van de professionele contacten.
De psycholoog is voorzichtig tijdens de communicatie van vertrouwelijke gegevens over de cli??nt of andere betrokkenen.
Als er met toestemming van de cli??nt bepaalde gegevens worden verstrekt aan derden, dan geldt er geen geheimhoudingsplicht tegenover de ontvanger van die gegevens.
De psycholoog is niet gehouden geheimhouding in acht te nemen als hij gegronde redenen heeft om direct gevaar voor personen te voorkomen, dan wel wanneer hij door wettelijke bepalingen of een rechterlijke beslissing daartoe wordt gedwongen. Als te voorzien is dat een dergelijke situatie zich kan voordoen, stelt de psycholoog de betrokkene hiervan op de hoogte, tenzij door een dergelijke mededeling acuut gevaar kan ontstaan.
De psycholoog is verplicht zich tegenover de rechter te beroepen op verschoning, als het afleggen van een getuigenis in strijd is met de geheimhoudingsplicht.
Gegevens over andere personen dan de cli??nt, die niet door de cli??nt zelf zijn verstrekt, worden in zodanige vorm in het dossier opgenomen, dat ze tijdelijk te verwijderen zijn, wanneer de cli??nt om inzage vraagt.
Voor zover gegevens noodzakelijkerwijs op meerdere personen tegelijk betrekking hebben, behoeft de psycholoog schriftelijke toestemming van deze anderen, voordat inzage of afschrift van gegevens wordt verstrekt.
Het dossier op zodanige wijze bewaren dat niemand zonder toestemming toegang daartoe heeft.
Voor het verstrekken van gegevens aan andere beroepsbeoefenaren is geen gerichte toestemming van de cli??nt nodig als die andere beroepsbeoefenaren de cli??nt ook behandelen of onderzoeken.
Voor het verstrekken van gegevens of van een beoordeling aan derden is geen toestemming van de cli??nt nodig, al wordt deze vooraf op de hoogte gesteld, wanneer de psycholoog op grond van een wettelijke bepaling verplicht is deze te verstrekken.
Ten behoeve van research en statistiek mag de psycholoog desgevraagd aan een derde anoniem gegevens verstrekken.
Voor wetenschappelijke publicaties, onderwijsdoelen, supervisie en intervisie mag de psycholoog uitsluitend cli??ntgegevens gebruiken waaruit diens identiteit niet te herleiden is.
Bij het uitbrengen van rapportages beperkt de psycholoog zich bij het geven van oordelen en adviezen tot die aangaande de cli??nt.
Indien het voor het doel van de rapportage noodzakelijk is over een ander dan de cli??nt gegevens te verstrekken, dan beperkt de psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen, altijd met gerichte toestemming van de betrokkene.
(NIP: Beroepscode voor psychologen, 2012).
D
E
S
K
U
N
D
I
G
H
E
I
D Ethisch bewustzijn De psycholoog is zich bewust van de ethische aspecten van zijn beroepsmatig handelen en houdt zich aan de beroepscode.
De psycholoog denkt tijdens het beroepsmatig handelen kritisch na over persoonlijke waarden en motieven.
De psycholoog handelt volgens wettelijke bepalingen.
Vakbekwaamheid De psycholoog houdt zijn professionele deskundigheid in stand en ontwikkelt deze in overeenstemming met de recente ontwikkelingen in de psychologie.
De psycholoog kiest methoden die doeltreffend en doelmatig zijn en geeft zich rekenschap van de beperkingen van die methoden.
De grenzen van het beroepsmatig handelen De psycholoog onderkent zijn professionele en persoonlijke beperkingen en is daar open over. De psycholoog neemt in zijn beroepsmatig handelen de grenzen van zijn deskundigheid in acht en aanvaardt geen opdrachten waarvoor hij de deskundigheid mist.
Aan elke opdracht dient een duidelijk omschreven doel- of vraagstelling ten grondslag te liggen.
De psycholoog hanteert alleen methoden, waarvoor hij door opleiding, training en/of ervaring is gekwalificeerd.
De psycholoog geeft zich er rekenschap van in hoeverre de conclusies die hij uit zijn bevindingen trekt relevant zijn en welke beperkingen aan deze conclusies kleven. De psycholoog beperkt zich in rapportages tot het vermelden van die gegevens en oordelen die voor het doel van de rapportage noodzakelijk zijn.
De psycholoog moet zijn beroepsmatig handelen kunnen verantwoorden in het licht van de stand der wetenschap ten tijde van dat handelen, zoals deze uit de vakliteratuur blijkt.
Voor zover mogelijk onderkent, voorkomt en verminderd de psycholoog in een vroeg stadium tekenen die wijzen op zodanige persoonlijke, psychische of fysieke problemen, dat zijn beroepsmatig handelen negatief be??nvloed dreigt te worden.
Als zijn psychische, lichamelijke of oordeelkundige vermogens zodanig zijn aangetast of verminderd, dat dit een verantwoorde beroepsuitoefening in de weg staat, staakt de psycholoog zijn beroepsmatig handelen zolang als deze toestand duurt.
(NIP: Beroepscode voor psychologen, 2012).
De Beroepscode voor psychologen heeft tot doel de beroepsethische reflectie te bevorderen en als maatstaf te dienen voor toetsing van het beroepsmatig handelen van psychologen. Een beroepscode kan geen eenduidige handleiding zijn, die zonder nadere overwegingen uitsluitsel geeft over wat in elke situatie de juiste handelwijze is. In het oog moet worden gehouden dat in een gegeven situatie verschillende basisprincipes en daarop gebaseerde richtlijnen gelijktijdig geldig zijn, maar met elkaar op gespannen voet kunnen staan. In een dergelijk geval is er sprake van een ethisch dilemma waarbij het gaat om een afweging van welke ethische principes daarbij het zwaarste wegen (NIP: Beroepscode voor psychologen, 2012).
Onvrijwillige toelating en behandeling:
Vroeger pasten de zorgverleners vaak al te vanzelfsprekend vrijheidsbeperking en dwang toe. Tegenwoordig is er een sterke tendens om autonomie en zelfbeschikkingsrecht centraal te stellen. Vanuit hedendaags ethisch perspectief moet de vrijheid van de pati??nt zoveel mogelijk gerespecteerd worden. In sommige situaties kunnen vrijheidsbeperking of dwang verantwoord zijn. Vrijheidsbeperking zijn alle vormen van beperking van keuzevrijheid, dwang is een vorm van vrijheidsbeperking die tegen de wil van een individu gebeurt. Dit wanneer de pati??nt onvoldoende wilsbekwaam is, of een dreiging van ernstige schade aan gezondheid, integriteit of zorgklimaat vormt. Er moet een proportionele verhouding tussen ernst van die schade en de graad van vrijheidsbeperking zijn. (Li??geois & Eneman, 2004).
Wettelijke bepalingen:
De Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) bevat regels voor de kwaliteit van de zorgverlening. De Wet BIG heeft als doel de kwaliteit van de beroepsuitoefening te handhaven en te verbeteren. Daarmee wordt de cli??nt beschermd tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door zorgverleners.
Voor acht beroepen in de gezondheidszorg (apothekers, artsen, fysiotherapeuten, tandartsen, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen) is een wettelijk register opgezet: het BIG-register. Alleen zorgverleners die staan ingeschreven in het BIG-register mogen de (wettelijk beschermde) titel voeren die bij dat beroep behoort. Iedereen kan zijn zorgverlener opzoeken in het BIG-register (Informatiepunt dwang in de zorg: Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG), 2014).
De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) beschrijft de rechten en plichten van cli??nten in de zorg. De WGBO is van belang voor iedereen die met medische zorg te maken krijgt. Zodra een arts een pati??nt gaat onderzoeken of behandelen, is sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Ook medische keuringen vallen onder de WGBO. De wet is bedoeld om de positie te versterken van pati??nten die medische zorg nodig hebben.
Rechten die de WGBO regelt: recht op informatie over de medische situatie, toestemming voor een medische behandeling, inzage in het medisch dossier, recht op privacy en geheimhouding van medische gegevens, recht op vrije artsenkeuze, en vertegenwoordiging van pati??nten die niet zelf kunnen beslissen. Een gedwongen behandeling op grond van de WGBO mag als er voldaan is aan de volgende voorwaarden:
‘ De cli??nt is wilsonbekwaam en verzet zich tegen de behandeling. Het moet gaan om een ingrijpende behandeling die nodig is om ernstig nadeel voor de cli??nt te voorkomen.
‘ De wettelijk vertegenwoordiger stemt in met de behandeling.
‘ Als de vertegenwoordiger toestemming weigert, kan de behandelaar toch ingrijpen als hij vindt dat hij anders geen goed hulpverlener is. Het oordeel van de arts gaat hier dus voor de toestemming van de vertegenwoordiger.
(Informatiepunt dwang in de zorg: Dwang op grond van de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), 2014).
De Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) beschermt de rechten van cli??nten die te maken krijgen met dwang in de zorg. In de Wet Bopz staat wat de rechten zijn van pati??nten tijdens een onvrijwillige opname in een psychiatrische instelling. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is primair verantwoordelijk voor de Wet Bopz en het beleid rondom de wet. De Wet Bopz geldt voor gedwongen opnamen en behandelingen in de psychiatrie, de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, en de psychogeriatrie. Dwang op grond van de Bopz is alleen mogelijk in instellingen die daarvoor zijn aangewezen door het ministerie van VWS. Die instellingen hebben een Bopz-aanmerking.
Een belangrijk uitgangspunt bij gedwongen opnamen is ‘het afwenden van gevaar’ voor de personen zelf, anderen of hun omgeving. Alleen als dat gevaar niet op een andere manier is af te wenden dan door een opname, kan die persoon zonder zijn eigen toestemming worden opgenomen. Voor mensen met een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening geldt een specifiek gevaarcriterium, namelijk of de cli??nt zichzelf buiten de inrichting kan handhaven of niet. Als mensen gedwongen zijn opgenomen in een instelling, stelt de wet een behandelplan verplicht. De betrokkene moet zelf instemmen met het behandelplan. Kan hij dat niet, dan kan de partner, ouder of wettelijke vertegenwoordiger namens de betrokkene instemmen. (Informatiepunt dwang in de zorg: Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), 2014).
3. Beschrijving van de stage setting (organisatie en structuur van de instelling):
Onderstaande informatie is terug te vinden op de website van het Orbis Medisch en Zorgconcern.
Orbis Medisch en Zorgconcern is actief op het gebied van zorg, dienstverlening, wonen en welzijn in Zuid- en Midden-Limburg. Het Orbis Medisch Centrum (ziekenhuis), Orbis Revalidatie en Orbis Geestelijke Gezondheidszorg in Sittard-Geleen zijn onder andere onderdeel van het Orbis Medisch en Zorgconcern. Verder vallen Orbis Thuiszorg, diverse zorgcentra en Orbis Huishoudelijke Hulp onder dit concern.
Populatie groepen voor welke de instelling de diensten focust:
Orbis Geestelijke Gezondheidszorg is een regionaal GGZ Centrum waar voor alle leeftijden ambulante behandeling, deeltijdbehandeling (dagbehandeling) en klinische behandeling aangeboden wordt. Bij de Orbis GGZ kunnen kinderen en jeugdigen (0-18 jaar), volwassenen (18-65 jaar) en ouderen (vanaf 65 jaar) terecht. De psychologen, werkzaam op de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie (een organisatorische eenheid van Orbis GGZ), bieden psychologische zorg aan mensen die bij een medisch specialist in Orbis Medisch Centrum in behandeling zijn. Dit geldt voor zowel pati??nten die zijn opgenomen in het ziekenhuis als poliklinische pati??nten.
De manier waarop verwijzingen van en naar de instelling plaats vinden:
Zowel pati??nten die in het ziekenhuis of bij Orbis Revalidatie zijn opgenomen als ook pati??nten die via de polikliniek bij een medisch specialist in behandeling zijn (bijvoorbeeld neuroloog, revalidatiearts, internist, gynaecoloog) kunnen worden verwezen naar de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie. Een verwijzing kan gebeuren op advies van de specialist, maar ook op uw eigen verzoek. Huisartsen kunnen niet direct doorverwijzen naar de psychologen van de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie.
De type problemen die behandeld worden:
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een pati??nt wordt doorverwezen naar de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie. Enkele voorbeelden zijn: leren omgaan met chronische ziekte, beperkingen en/of chronische pijn, overmatige angst hebben voor een noodzakelijke of aanbevolen medische ingreep, last hebben van seksuele klachten, cognitieve of emotionele klachten hebben of gedragsveranderingen ervaren ten gevolge van neurologische aandoeningen (zoals hersenletsel na een beroerte, ongeval, of chronische ziekte zoals multiple sclerose of de ziekte van Parkinson), lichamelijke klachten waarvoor tot nu toe geen medische oorzaak gevonden is.
Methoden en procedures die gebruikt voor diagnose, behandelingen, en follow-ups:
Eerst vindt er een intakegesprek plaats. De psycholoog bespreekt de ervaren klachten (bijvoorbeeld geheugen, aandacht en concentratie, mentaal tempo, stemming) met de pati??nt. Ook komen andere onderwerpen aan bod zoals de gezinssituatie vroeger, gezinssituatie heden (bijvoorbeeld getrouwd, kinderen, kleinkinderen), opleiding, werk, het gedrag en het karakter van de pati??nt, medicatie- of middelengebruik, en dergelijke. Aan de hand van deze anamnese kan de psycholoog een beeld schetsen en een hypothese opstellen. De anamnese van de pati??nt kan eventueel, met toestemming van de pati??nt, worden aangevuld met informatie verstrekt door significante anderen (bijvoorbeeld partner, kinderen, andere familieleden of betrokkenen). Vervolgens kunnen eventuele vervolgstappen besproken worden, zoals bijvoorbeeld het verrichten van aanvullend onderzoek. Op de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie is dit het Neuropsychologisch Onderzoek (NPO) dat door de psychologisch assistenten uitgevoerd wordt. Het NPO is een belangrijk hulpmiddel om de klachten en de factoren die kunnen samenhangen met de klachten in kaart te brengen. Hiermee kan tevens worden aangetoond of het beeld wat de psycholoog tijdens de intake geschetst heeft overeenkomt met de gevonden resultaten. Het onderzoek kan bestaan uit ‘?n of meerdere testcontacten waarin verschillende testen worden afgenomen. Deze testen kunnen zeer verschillend zijn van opzet en doelstelling (bijvoorbeeld persoonlijkheid- en klachtenvragenlijsten, intelligentietesten, testen die geheugen en/of concentratie problemen in kaart kunnen brengen). Ook worden vaker dementiescreenings uitgevoerd bij pati??nten waarvan gedacht wordt dat zij te maken hebben met verschillende vormen van (beginnende) dementie. Voor deze categorie, voornamelijk oudere pati??nten, bestaat er een aangepast programma, het EOZ-onderzoek. Na afronding van het onderzoek verwerkt de psychologisch assistent de resultaten. De uitgewerkte resultaten worden vervolgens door de psycholoog ge??nterpreteerd en gerapporteerd en later met de pati??nt besproken. Indien gewenst kunnen hier andere betrokkenen van de pati??nt bij aanwezig zijn. Na het terugkoppelen van de gevonden resultaten geeft de psycholoog informatie en advies over de klachten. Soms is het al voldoende als er duidelijkheid is over de klachten en de factoren die hierbij een rol spelen. In andere gevallen kan het wenselijk zijn dat de klachten behandeld worden. Dit in overleg met de pati??nt. Een behandeling is doorgaans kortdurend en is erop gericht de pati??nt te leren omgaan met de klachten of de ziekte. Soms wordt er in overleg met de pati??nt besloten om door te verwijzen naar een andere hulpverlener of instantie, bijvoorbeeld wanneer de klachten niet direct samenhangen met een lichamelijke aandoening of indien er een langdurige of intensievere behandeling nodig is.
4. Een beschrijving van de professionele disciplines werkende in de divisie van de instelling waar de stage plaats vindt en de activiteiten die zij uitvoeren:
Onderstaande informatie is terug te vinden op de website van het Orbis Medisch en Zorgconcern.
Specialist ouderengeneeskunde: De Specialist Ouderengeneeskunde (SOG) is de hoofdbehandelaar van cli??nten die opgenomen zijn op de verblijfsafdelingen van Orbis Revalidatie. De SOG is de eindverantwoordelijke voor de inhoud van het zorgplan. Door middel van onderzoeken en voortdurende evaluatie van de resultaten wordt het herstel in de gaten gehouden.
Logopedist: De logopedist onderzoekt en behandelt stoornissen op het gebied van spraak, taal, stem, slikken, adem of gehoor die veroorzaakt kunnen worden door verschillende aandoeningen.
Logopedie richt zich hierbij op verbetering van de mogelijkheden, advies en educatie. Ook worden mogelijkheden tot compensatie in kaart gebracht.
Revalidatiearts: De revalidatiearts heeft een belangrijke co??rdinerende en verantwoordelijke rol bij de indicatiestelling van diverse vormen van revalidatiebehandeling. Daartoe doen zij poliklinische spreekuren en intercollegiale consulten op de afdelingen van het ziekenhuis.
Tijdens het eerste bezoek voert de revalidatiearts een uitvoerig gesprek met de cli??nt om een beeld te krijgen over het ziektebeeld. Hierbij wordt tevens ingegaan op de gevolgen van het functioneren tijdens het dagelijks leven. De door de cli??nt ervaren problemen zijn het uitgangspunt voor de behandeling. Deze behandeling kan vari??ren van een eenmalig advies tot een uitgebreide poliklinische behandeling door het revalidatieteam van het ziekenhuis. De revalidatiearts kan ook worden ingeschakeld bij eenvoudige vragen of problemen rondom voorzieningen.
Ergotherapeut: De ergotherapeut behandelt, begeleidt en adviseert mensen met beperkingen in de uitvoering van dagelijkse activiteiten, zoals persoonlijke verzorging, huishouding, werk, school, vervoer of vrijetijdsbesteding.
De ergotherapeut onderzoekt of er mogelijkheden zijn om de handelingen, die nu niet meer lukken, weer mogelijk te maken. Naast het observeren, testen en trainen van de persoonlijke mogelijkheden, kijkt de ergotherapeut ook naar de hulpbronnen in de omgeving. Hulpbronnen kunnen zowel personen, hulpmiddelen of aanpassingen zijn.
Ergotherapeuten behandelen mensen met verschillende aandoeningen zoals CVA, dementie, Parkinson, multiple sclerose, chronische pijn of vermoeidheid, een amputatie, reuma of spierziekte, maar ook kinderen met een (aangeboren) hersenletsel of een ontwikkelingsachterstand. Bij iedere aandoening staat niet de aandoening centraal, maar de individuele mogelijkheden en beperkingen van die persoon en de omgeving. Elke behandeling is specifiek voor het individu.
Fysiotherapeut: De fysiotherapeut onderzoekt de cli??nt om een indruk te krijgen van zijn lichamelijke mogelijkheden. Er wordt gekeken naar beweeglijkheid, kracht, lichaamshouding en conditie. Bepaalde activiteiten uit het dagelijkse leven worden getest, zoals lopen, fietsen, bukken en tillen. Afhankelijk van de persoonlijke problematiek en eigen behoeften stelt de fysiotherapeut samen met de cli??nt een oefenprogramma vast. Door middel van oefening en/of behandeling wordt geprobeerd de lichamelijke functies op peil te houden en de conditie te laten toenemen, zodat de zelfstandigheid van de cli??nt wordt hersteld of zoveel mogelijk behouden blijft.
Psychologisch (test)assistent:
De psychologisch assistent heeft een ondersteunende en uitvoerende functie op de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie. Voor aanvang van het NPO ontvangt de psychologisch assistent een aankruislijst van de (GZ-)psycholoog. Hier kruist de (GZ-)psycholoog testen aan die helpen bij het stellen van een diagnose of het kiezen van een behandelmethode. De testen op de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie zijn in staat verschillende domeinen van het denken te onderzoeken; zoals intelligentie, executief functioneren, aandacht en concentratie, geheugen, taal, motoriek en praxis, en visuoperceptie en ‘constructie. Verder kan men aan de hand van testen screenen voor dementie of aan de hand van vragenlijsten andere aspecten onderzoeken; zoals persoonlijkheid, klachten, pijn, depressie en/of angst, diabetes, of multiple sclerosis.
De psychologisch assistent moet bij het afnemen van het testprogramma rekening houden met de volgorde van de testen en de timing ervan. De testen worden volgens een vaste gestandaardiseerde handleiding afgenomen en gescoord. Na afloop zet de psychologisch assistent de ruwe scores om tot gestandaardiseerde scores. Hierbij wordt rekening gehouden met de geschikte normgroep (leeftijd/geslacht/opleiding) van de pati??nt. Deze resultaten worden in een verslag gerapporteerd samen met de observaties die de psychologisch assistent heeft opgedaan tijdens het testonderzoek. De onderzoeksbevindingen worden niet ge??nterpreteerd maar teruggekoppeld naar de (GZ-)psycholoog.
5. De rol en functie van de psycholoog in deze setting:
GZ-psycholoog/ psycholoog:
De (GZ-)psycholoog moet verbanden kunnen leggen tussen gedachten, gevoelens en gedrag van de pati??nt en deze kunnen begrijpen ook al is de pati??nt niet in staat zichzelf duidelijk te uiten.
De (GZ-)psycholoog ziet pati??nten voor het eerst tijdens het intake gesprek. Hiervoor is een verwijzing van een specialist noodzakelijk. Tijdens het intake gesprek wordt gekeken naar de reden van verwijzing, de oorzaak, en het beloop van de eventuele cognitieve, lichamelijke en/of emotionele klachten. Tevens wordt er gevraagd naar andere variabelen zoals de gezinssituatie, medicatiegebruik, slaap- en eetgewoontes, en alledaagse leven, die in relatie kunnen staan tot het ziektebeeld.
Als er sprake is van een neuropsychologische (of psychiatrische) stoornis of een verdenking ervan, kan de (GZ-)psycholoog een NPO aanvragen bij de psychologisch assistent. Een NPO kan tevens helpen met het in kaart brengen van de hersenfuncties na een CVA of hersenletsel. Tijdens de aanvraag benoemt de (GZ-)psycholoog de domeinen die hij/zij wil onderzoeken en de testen die hij/zij daarvoor wil gebruiken. Wanneer de psychologisch assistent de testen afgenomen en gescoord heeft, interpreteert de (GZ-)psycholoog de verkregen resultaten. De GZ-psycholoog heeft voldoende bevoegdheid om dit zelfstandig te doen. De psycholoog staat onder supervisie van de GZ-psycholoog en voordat de psycholoog zijn/haar bevindingen rapporteert moet dit besproken worden met een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog kan de psycholoog voorzien van feedback en/of correcties. Door middel van de uitgerekende standaardscores kan de (GZ-)psycholoog vergelijken of de pati??nt gemiddeld scoort, of dat de pati??nt het beter of slechter doet dan de normgroep. Hierdoor kunnen de sterktes en zwaktes van een pati??nt in kaart gebracht worden. De verkregen resultaten kunnen bijdragen aan het stellen van een diagnose of het opstellen van een geschikt behandelplan, rekening houdend met de hulpvraag en de mogelijkheden van de pati??nt.
Naderhand kunnen de bevindingen teruggekoppeld worden naar de pati??nt, die eventueel samen met partner en/of familie naar het nagesprek komt. Van hieruit kan gekeken worden wat de mogelijkheden en vervolgstappen zijn voor de pati??nt. Partner en/of familie worden samen met de pati??nt ingelicht over wat de bevindingen betekenen voor het alledaagse leven en de eigen situatie. Deze psycho-educatie zorgt ervoor dat er meer inzicht verkregen wordt in de situatie, wat vervolgens kan bijdragen aan meer begrip vanuit de omgeving. Begrip en inzicht komen de situatie en het herstel van de pati??nt ten goede.
Pati??nten worden eveneens besproken tijdens het multidisciplinair overleg met andere deskundigen van verschillende beroepsgroepen horende bij het revalidatieteam van het OMC.
Per pati??nt wordt een individueel dossier bijgehouden met onder andere testresultaten, en informatie en voortgang van gesprekken.
6. Worden er ook andere onderzoeksactiviteiten uitgevoerd in deze setting?
De volgende onderzoeksactiviteiten worden uitgevoerd op de afdeling GGZ in het OMC:
Evaluatie effectiviteit van Acceptance en Commitment Therapie (ACT) bij pati??nten met multiple sclerose (MS): MS is een chronische inflammatoire demyeliniserende aandoening van het centrale zenuwstelsel en de meest voorkomende neurologische aandoening bij jonge volwassenen. MS is een ongeneeslijke ziekte met een onvoorspelbaar en vaak degeneratief verloop. MS tast zowel fysiek, psychosociaal als emotioneel functioneren aan en de kwaliteit van leven neemt dikwijls aanzienlijk af. De beste voorspellers voor de kwaliteit van leven zijn niet zozeer de fysieke symptomen en neurologische beperkingen, maar veel meer de symptomen van vermoeidheid, depressie en cognitieve beperkingen. De symptomen en de coping stijl van MS patienten zijn belangrijke voorspellers van de kwaliteit van leven. Onderzoek naar copingstijl van MS patienten laat zien dat deze patienten minder gebruik maken van probleemoplossende copingstijlen en het zoeken van sociale steun en zich maar zeer beperkt aanpassen. Genoemde symptomen en copingstijl zijn te beinvloeden via psychologische interventies zoals cognitieve gedragstherapie (CGT). Binnen de CGT is een derde generatie behandelvormen ontstaan, waaronder mindfulness-based cognitieve therapie (MBCT) en ACT. Beide therapievormen zijn gericht op het accepteren van negatieve gevoelens en gedachten in plaats van deze te willen veranderen. ACT is een op onderzoek gebaseerde psychologische interventie die gebruik maakt van acceptatie en mindfulness strategieen gecombineerd met commitment en gedragsveranderende strategieen. Het doel van ACT is de psychologische flexibiliteit van de patient te verbeteren en de patient te leren zich beter aan te passen aan de ziekte en beperkingen.
Op basis van eerder onderzoek is de veronderstelling dat na de ACT interventieperiode MS patienten een beter activiteitenniveau zullen hebben en een betere kwaliteit van leven zullen ervaren dan na de wachtlijstperiode. Daarnaast is de verwachting dat symptomen van depressie en angst zullen verminderen en vermoeidheid zal afnemen terwijl tegelijkertijd patienten een meer adequate copingstijl zullen ontwikkelen (Marez Oyens, 2014).
Wetenschappelijk onderzoek naar de haalbaarheid en het effect van een mindfulnessbehandeling op vermoeidheidsklachten bij pati??nten met multiple sclerose (MS): Vermoeidheid is bij veel MS pati??nten de meest voorkomende en beperkende klacht. Helaas ontbreken adequate behandelmogelijkheden. Mindfulness Based Cognitive Therapy (MBCT) is een relatief nieuwe vorm van psychologische behandeling, die steeds vaker met succes wordt toegepast bij pati??nten met stemmingsklachten (somberheid of angst), chronische pijn, en vermoeidheid na kanker. Bij MS-pati??nten is deze behandelmethode nog niet onderzocht. De in het OMC recent gestarte wetenschappelijke studie onderzoekt de effecten en haalbaarheid van een MBCT-training bij ernstig vermoeide MS-pati??nten (Hoogerwerf & Bol, 2014).
7. Een overzicht van de eigen klinische activiteiten gedurende de stage. Verstrek zowel kwalitieve and kwantitieve details.
Activiteiten gedurende de stage:
Testinstructies bestuderen en oefenen; NPOs observeren en meescoren; zelfstandig (onderdelen) testen afnemen; resultaten NPO zelf scoren en interpreteren; verslagen schrijven over resultaten en observaties NPO; (observeren tijdens/ voeren van) intakes en nagesprekken; behoeften van de pati??nt formuleren; psychologische verslaglegging na intake en bevindingen NPO; casus presentaties bijwonen in groepsbijeenkomsten (multidisciplinair overleg); het verstrekken van informatie naar de pati??nt en familie; voldoende informatie vergaren en bestuderen voor eigen onderzoek/onderzoeksvoorstel/ masterthese.
Zie bijlage 1 voor een volledige overzicht van de klinische activiteiten gedurende stage in de periode 08-01-2014 tot en met 04-07-2014.
8. Een overzicht van de klinische leerdoelen (SMART: Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdsgeboden) geformuleerd voor de stage periode:
LD1: Professionele houding naar pati??nten vanaf het begin van de stageperiode (06-01-2014). Persoonlijk wordt onder een professionele houding verstaan dat er betrokkenheid bij en empathie voor de pati??nt wordt gevoeld, maar tegelijkertijd gevoelsmatig voldoende afstand bewaard wordt naar de pati??nt en bijbehorende problematiek.
LD2: Goed omgaan met situaties waarin pati??nten grens overschrijdend gedrag vertonen en duidelijk grenzen aangeven vanaf het begin van de stageperiode (06-01-2014).
LD3: Leerdoel ontwikkelt tijdens de stage periode: Niet laten meeslepen met pati??nten (vooral in situaties waarin pati??nten gehaast/gejaagd werken). Zelf het tempo bepalen. Leerdoel bereiken op het moment dat NPOs zelfstandig worden afgenomen (voor 06-04-2014).
Evaluatie van de klinische leerdoelen aan het eind van de stage periode:
LD1: Gevoelsmatig is de professionele houding vanaf het begin van de stageperiode verwezenlijkt geworden. Er wordt voldoende afstand bewaard naar de pati??nt en bijbehorende problematiek. Het komt een enkele keer voor dat verhalen of problemen van pati??nten aandoenlijk zijn, waardoor ventilatie aan een betrokken supervisor uitkomst biedt. Deze ventilatie zorgt ervoor dat dergelijke situaties op het werk blijven, waardoor werk en priv?? gescheiden worden gehouden. Het feit dat sommige verhalen of problemen van pati??nten als aandoenlijk worden ervaren reflecteert eveneens een gedeelte van de gewenste professionele houding namelijk de betrokkenheid bij en empathie voor de pati??nt.
Door het actief vragen van feedback aan supervisors, en onverwachte feedback gekregen van enkele pati??nten blijkt het uitdragen van een professionele houding gerealiseerd te zijn tijdens de stageperiode.
LD2: Het is een enkele keer voorgekomen dat pati??nten verbaal grensoverschrijdend gedrag vertoonden. Tijdens een dergelijke situatie werd er hulp geboden van een supervisor. Door de pati??nt op een grappende manier naar een meer neutraal onderwerp te sturen werd het grensoverschrijdende onderwerp afgekapt. Door de manier waarop de supervisor hier mee omging werd een duidelijke grens afgebakend, maar bleef de pati??nt toch gemotiveerd om goed te blijven deelnemen aan het NPO. Het daadwerkelijk meemaken en het observeren van een passende reactie van de supervisor zorgde voor een duidelijke leidraad, waardoor er vertrouwen bestaat om dit zelfstandig en goed te kunnen afhandelen wanneer een nieuwe situatie zich zou voordoen.
LD3: Door feedback van supervisors bewust geworden van dit leerdoel. Dit bewustzijn heeft ervoor gezorgd dat het eigen tempo beter in de gaten wordt gehouden. Pati??nten die geneigd zijn tot gehaast of gejaagd werken tijdens NPOs afremmen door een rustige, ontspannen houding aan te nemen of nadrukkelijk te vragen om te wachten. Door het herhaaldelijk afnemen van NPOs is er meer persoonlijke zekerheid gecre??erd geworden om pati??nten af te remmen en zelf het tempo te bepalen. Dit leerdoel blijkt echter ook van belang tijdens het voeren van intakes. Wederom bewaken dat de gespreksvoering ontspannen en rustig verloopt, voornamelijk bij onrustige of passieve pati??nten. Dit leerdoel staat momenteel op de voorgrond waarbij verbetering verwacht wordt door herhaalde oefening van intakes waarbij het leerdoel in het achterhoofd gehouden wordt tijdens de gespreksvoering.
9. Beschrijf een casus in detail:
Naar aanleiding van de verwijzing van de neuroloog in het Orbis Medisch Centrum werd betrokkene gezien op de poli bij de GZ-psycholoog van de afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie. MRI scan, gemaakt na het NPO, toont onverwacht confluerende wittestoflaesies.
Intake (december 2013):
Cognitieve klachten en beloop: Pati??nte komt op gesprek met haar moeder. Zij werd verwezen met cognitieve klachten, welke klinisch imponerend lijken als gekoppeld aan concentratiezwakte. Betrokkene vertelt sinds circa een jaar cognitieve klachten te ervaren met wisselend beloop. Voorop staat vergeetachtigheid welke interfereert met haar werkzaamheden. Het aanleren van een nieuw computersysteem verliep daar zeer moeizaam. Betrokkene zegt het gevoel te hebben dat haar hoofd vol zit. Ook wordt er een toename aan woordvindproblemen gerapporteerd. Mevrouw benoemt tevens enkele situaties waarin zij plots niet meer wist hoe zij eenvoudige handelingen moest uitvoeren (vasthouden van bestek). Ook het schrijven verloopt moeizaam, soms schrijft zij plots woorden die niet kloppen. De cognitieve missers maken mevrouw zeer onzeker. Op aanraden van haar moeder bezocht zij daarom de huisarts. Mevrouw ziet een relatie tussen de cognitieve klachten en een hoge mate van vermoeidheid.
Vermoeidheid: Betrokkene geeft aan zich zeer vermoeid te voelen. Sinds januari 2013 slaapt zij slecht. Momenteel gaat zij dagelijks om 01:00 naar bed en slaapt dan tot 07:00 door. Wanneer zij eerder naar bed gaat ligt zij lang wakker; er is dan een hoge mate van onrust (piekeren).
Actuele stressoren: Onvervulde kinderwens door vervroegde overgang en diagnose triple x syndroom; overlijden vader na ziekte in 2011.
Stemming/ emotioneel functioneren: Er is sprake van aanhoudende gevoelens van somberheid, anhedonie en slaapproblemen. Tevens zijn er su??cidale gedachten. Mevrouw benadrukt deze niet tot uitvoering te willen brengen. De gedachten maken haar angstig; soms verstopt zij messen in huis om te voorkomen dat zij zich iets zou aandoen.
Opleiding/beroep: Lagere school, MAVO, LEAO, MBO, allen afgerond. Mevrouw heeft opleiding tot leidster kinderopvang gevolgd. Werkzaam in een bibliotheek. Momenteel in de ziektewet in verband met cognitieve klachten en gevoelens van overbelasting.
Psychiatrische voorgeschiedenis:
2000-2001: Depressieve stemmingsstoornis.
2013-2014: Acceptatieproblemen onvervulde kinderwens.
Hulpvraag: Zijn er sprake van objectiveerbare cognitieve beperkingen, met name op het gebied van geheugen? Tevens vraagt mevrouw hulp bij de verwerking van haar onvervulde kinderwens.
Observaties en indrukken:
Tijdens gesprek: Verzorgd uiterlijk, oogt conform kalenderleeftijd. De stemming oogt depressief, het affect is vervlakt. Over het geheel maakt betrokkene een vermoeide indruk. Mevrouw stelt zich vriendelijk doch afwachtend op. Ziekte-inzicht en ziektebesef zijn aanwezig. Lijdensdruk ten aanzien van zowel de cognitieve klachten als de slaapproblemen en het verdriet aangaande de kinderwens worden duidelijk doch niet bovenmatig kenbaar gemaakt. Het begrip van vragen is goed. Mevrouw spreekt op een normaal tempo met wat gebrekkige articulatie. In gesprek worden geen aanwijzingen voor cognitieve tekorten gezien.
Tijdens testonderzoek: Visus, gehoor, motoriek voldoende voor testonderzoek. Ze toont inzicht in het doel van het onderzoek. Het bewustzijn oogt helder. Ze werkt goed mee en toont inzet. Haar belastbaarheid is voldoende, hoewel ze op het einde vermoeid oogt. Inschatting eigen prestaties is goed. Werkwijze is over het algemeen planmatig. Aandachtsvermogen lijkt niet optimaal, waardoor er twijfels bestaan over een voldoende inprenting van informatie. Soms worden er woordvindproblemen opgemerkt.
Onderzoeksbevindingen:
De score op een symptoomvaliditeitstest is niet afwijkend.
Aandacht/concentratie/tempo: Visuele selectieve aandacht: tempo: laag, nauwkeurigheid: gemiddeld, variatie in tempo: bovengemiddelde prestatie. Het grafomotorisch volgen van een enkelvoudige logische reeks verloopt in een gemiddeld tempo. Het grafomotorisch alternerend volgen van twee logische reeksen als maat voor kortdurend aandachtverdelen: benedengemiddeld tempo (3 fouten). Een codeertaak als maat voor algemeen tempo van informatieverwerking verloopt in een gemiddeld tempo bij schrijven en in een benedengemiddeld tempo bij lezen.
Executieve functies: Regelgebonden letterfluency: benedengemiddeld. Op een taak die een beroep doet op mentale flexibiliteit en conceptformatie is de prestatie qua mentale flexibiliteit zeer laag en worden 4 van de 6 concepten ontdekt.
Geheugen: Verbaal nieuw leren (losse woorden): Prestatie op de eerste trial (werkgeheugen): gemiddeld; inprenting bij herhaald aanbieden: benedengemiddeld met een langzaam stijgende leercurve; uitgestelde actieve reproductie: gemiddeld; uitgestelde herkenning: gemiddeld. Verbaal nieuw leren (verhaaltjes): onmiddellijke actieve reproductie: laag; uitgestelde actieve reproductie: benedengemiddeld; in verhouding gaat weinig materiaal verloren.
Motoriek en praxis: Motorische snelheid: gemiddeld
Klachten/stemming/coping en persoonlijkheid (vragenlijstonderzoek): Op een vragenlijst voor subjectieve klachtenbeleving worden vooral de volgende klachten gerapporteerd: cognitieve klachten (zeer hoog), angst (hoog), depressie (hoog), somatische klachten (hoog), hostiliteit (hoog) en slaapproblemen (hoog).
Screeningslijst emotioneel functioneren bij ziekenhuispatienten: subschaal angst wel klinisch significant verhoogd; subschaal depressie niet klinisch significant verhoogd; totaal wel significant verhoogd. Vermoeidheidsvragenlijsten: subjectief ervaren vermoeidheid: gemiddeld, ervaren beperkingen in het dagelijks leven als gevolg van vermoeidheid: hoog.
Op een klachtenlijst zijn de scores op de subschalen distress en somatisatie matig verhoogd.
Conclusie en advies:
De resultaten van het NPO zijn met mevrouw besproken. Het NPO toont lichte tekorten met betrekking tot mentale flexibiliteit, tempo van informatieverwerking en inprenten van verbale informatie. Sprake van verminderde belastbaarheid.
Mevrouw uit tijdens het nagesprek onzekerheid over haar antwoorden op het vragenlijstonderzoek. Hierdoor moet enigszins getwijfeld worden over de betrouwbaarheid hiervan.
Betrokkene beschrijft de stemming als wisselend en afhankelijk van de situatie. Mevrouw piekert overmatig, waardoor zij zich gespannen voelt. In contact maakt betrokkene geen depressieve indruk, onrust en onzekerheid echter wel merkbaar. Er lijkt eerder sprake van spanning/stress dan van een depressieve stemmingsstoornis.
Er is een nieuwe afspraak met betrokkene gepland om de hulpvraag met betrekking tot de onvervulde kinderwens verder te inventariseren en om afspraken te maken over de start van een behandeling.
Terugkoppeling:
Momenteel is mevrouw in behandeling op de afdeling MPP. Ze is ingedeeld in een ACT groep, waarvan zij al 8 sessies heeft bijgewoond. Over het algemeen neemt ze een actieve rol aan tijdens de sessies. Mevrouw heeft voorheen al eerder ervaring opgedaan met MBCT, waarvan zij nu profiteert.
10. Evaluatie:
Evaluatie van de stage en eigen functioneren in de setting:
Voorafgaand aan de stageperiode vond er een sollicitatiegesprek plaats. Dit gesprek werd als aangenaam ervaren. Er werd informatie verstrekt over de werkzaamheden binnen de stagesetting en de voorbereidingen die getroffen moesten worden voor aanvang van de stageperiode. De gegeven informatie was voldoende en de verwachtingen van het stagebedrijf waren duidelijk.
Op de eerste dag had de organisatie een goede ontvangst geregeld. De introductie en rondleiding werden als hartelijk ervaren. Vanaf het eerste moment voelde ik me thuis op de afdeling. Alle collega’s waren vanaf het begin van de stageperiode vriendelijk en behulpzaam. Eveneens voldeed de werkomgeving aan alle verwachtingen. Zowel de praktijkbegeleider, als de facultair begeleidster en de psychologisch assistent begeleidster leverden een uitstekende begeleiding. Alledrie waren gemakkelijk te bereiken voor vragen. Eveneens toonden zij, en anderen collega’s, interesse in mijn voortgang en ontwikkeling binnen het stagebedrijf. Ze toonden daarnaast initiatief in het aangaan van cli??ntencontact (NPO’s, intakes, nagesprekken). Dit kon ik tevens zelf goed in de gaten houden door de digitale afdelingsagenda te raadplegen. De afdelingsagenda bevat zowel de individuele agenda als de agenda van de psychologen en psychologisch assistenten. Op deze manier is het heel overzichtelijk om de eigen agenda met anderen te vergelijken en kon ik inspelen op de afspraken die psychologen of psychologische assistenten met cli??nten hadden gemaakt. Wanneer ik zelf initiatief toonde werd hier altijd positief op gereageerd.
De werkzaamheden die tijdens de stage (zelfstandig) uitgevoerd mochten worden waren conform afspraak. De eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden groeiden naarmate de klinische praktijkstage vorderde. De inhoud van de werkzaamheden werden afgestemd op de eigen capaciteiten en mogelijkheden. In overleg met de praktijkstagebegeleider of psychologisch assistent begeleider werden de taken stapsgewijs uitgebreid. Ik kon zelf aangeven of ik voor mijn gevoel klaar was om de verantwoordelijkheden uit te breiden. Uitbreiding van de verantwoordelijkheden en werkzaamheden werd aangemoedigd. Mijn collega’s gaven mij het vertrouwen dat ik dit aankon. Ze waren aanwezig tijdens de zelfstandige afname van NPO’s of intakes. Na afloop werden mijn prestaties altijd kort geevalueerd. In eerste instantie werd er altijd om een zelfreflectie van de prestaties gevraagd. De zelfreflectie werd vrijwel altijd beaamd en af en toe werden er verbeterpunten aangedragen in de vorm van constructieve feedback. Het was eveneens mogelijk om zelf te vragen naar feedback of terugkoppeling van de voortgang van de stage.
De werkzaamheden tijdens de stage werden als wisselend, uitdagend en leerzaam ervaren. Voor mijn gevoel heeft de stage positief bijgedragen aan mijn persoonlijke ontwikkeling. Ik heb gedurende de stageperiode veel geleerd en heb een beter zicht gekregen op de klinische praktijk.
Combinatie klinische en onderzoeksactiviteiten:
De mogelijkheid tot de combinatie van klinische en onderzoeksactiviteiten in de instelling was goed te verwezenlijken. De praktijkbegeleider had een voorstel met betrekking tot het onderzoek. De ethische commissie had dit voorstel al goedgekeurd. De proefpersonen die in aanmerking kwamen voor dit onderzoek waren al geselecteerd.
Indien er geen cli??ntcontact stond ingepland kon de stagiaire zelfstandig beslissen om onderzoeksactiviteiten uit te voeren op de Universiteit van Maastricht (UM). De uren die aan onderzoek werden besteed waren wisselend en inplanbaar naar behoefte.
Contact met de universiteit:
De praktijkbegeleider en facultair begeleidster zijn zowel bij het OMC als de UM werkzaam. Tevens is de facultair begeleidster tutor van de supervisiebijeenkomsten op de UM. Dit vergemakkelijkt het contact met de UM aanzienlijk. Tijdens deze supervisiebijeenkomsten wordt in vogelvlucht de voortgang en het functioneren besproken op de stagesetting. Vooral inhoudelijke informatie met betrekking tot de BAPD verslagen en het Klinische Activiteiten Stage Verslag werd als nuttig ervaren.
11. Suggesties voor verandering of het verbetering van de stage (in het algemeen of in de instelling):
OMC:
Persoonlijk kan ik nauwelijks suggesties voor verandering of verbetering noemen voor de stage in het OMC.
Echter vond ik de volgende aspecten op en goede manier opvallend:
– De collegiale en behulpzame houding van de stagebegeleiders en andere medewerkers.
– De constructieve manier van feedback geven en ontvangen binnen de instelling.
– De werkzaamheden die verricht mochten worden binnen de stageinstelling. Het werk was veelzijdig en de verantwoordelijkheden namen toe naarmate de stageperiode vorderde.
– Tijdens de stageperiode was er een grote mate van zelfstandigheid en vrijheid. De klinische en onderzoeksactiviteiten waren goed te combineren. Ik kon zelf initiatief nemen voor het aangaan van klinische activiteiten. Aan de andere kant was het mogelijk het cli??ntencontact te beperken wanneer andere activiteiten aandacht behoefden, zoals het onderzoek of overige UM-gerelateerde activiteiten.
Ook al wordt de grote mate van zelfstandigheid en vrijheid gewaardeerd, achteraf gezien zou het wellicht beter zijn geweest als er harde afspraken gemaakt zouden worden over de deadlines (vb. masterthese, BAPD, klinische stage activiteiten verslag). Voor aanvang van de stage lijkt de stageperiode lang genoeg, voor mijn gevoel is deze periode echter omgevlogen. De laatste twee maanden werden voornamelijk gespendeerd aan het schrijven van verslagen. Dit wordt als spijtig ervaren, gezien de talrijke mogelijkheden binnen het OMC, en de hoeveelheid klinische activiteiten die in nog zou willen bijwonen.
UM:
De UM zou een actievere bijdrage kunnen leveren in het bemiddelen en zoeken van een klinische stageplek voor studenten. Dit zouden ze kunnen verwezenlijken door een databank te openen met mogelijke stage-instellingen die stagiaires zoeken of aannemen, of door banden aan te gaan met bepaalde stage-instellingen zodat studenten van de UM een voorrangspositie verkrijgen boven andere universiteiten.
Eerdere en meer uitgebreide voorlichting, eventueel al tijdens het derde jaar van de bachelor Psychology and Neuroscience, met betrekking tot klinische stage-instellingen, kan bijdragen in het vergemakkelijken van het zoekproces. Dit zorgt eveneens voor een langere ori??ntatie- en voorbereidingstijd.
Bijlage 1: Klinische activiteiten gedurende stage (08-01-2014 t/m 04-07-2014)
Referenties
Internetbronnen:
Breukel, G. (2009). Mens en Gezondheid: Diversen. De Organisatie van de
Gezondheidszorg: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/diversen/46339-de-organisatie-
van-de-gezondheidszorg.html
Bureau Jeugdzorg Nederland (2014). ‘Ik heb informatie nodig.’
http://www.bureaujeugdzorg.info/Informatie/
Marez Oyens, I. (2014). Evaluatie effectiviteit van Acceptance en Commitment Therapie bij pati??nten met multiple sclerose.
Ngo, D., & Brink, M. (2014). GGZNederland: http://www.ggznederland.nl/pagina/ggz-sector
Hoogerwerf, A.E.W. & Bol, Y. (2014). Mind MS-studie.
Informatiepunt dwang in de zorg: Dwang op grond van de wet op de geneeskundige
behandelingsovereenkomst (WGBO) (2014): www.dwangindezorg.nl/onvrijwillige-
zorg/regels-en-richtlijnen/dwang-in-een-noodsituatie-die-niet-door-een-psychische-
stoornis-is-ontstaan
Informatiepunt dwang in de zorg: Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)
(2014): https://www.dwangindezorg.nl/geheugenproblemen/rechten/wetten/wet-big
Informatiepunt dwang in de zorg: Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen (Wet Bopz) (2014): https://www.dwangindezorg.nl/rechten/wetten/bopz
Jeugdwerk Nederland (2011-2013): http://www.jeugdwerk-nederland.nl/diensten.html
MEE maakt meedoen mogelijk: Ondersteuning bij leven met een beperking:
http://www.mee.nl/homepage
Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP): Beroepscode voor psychologen (2012):
http://www.psynip.nl/website-openbaar-documenten-nip-algemeen/beroepscode-voor-
psychologen.pdf
Orbis Medisch en Zorgconcern: http://www.orbisconcern.nl/home/
Orbis Medisch en Zorgconcern: Afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie:
http://www.orbisconcern.nl/orbis-medisch/ziekenhuis/specialismen-en-
afdelingen/medische-psychologie/
Orbis Medisch en Zorgconcern: De psycholoog in Orbis Medisch Centrum: Medische Psychologie (Pati??ntenvoorlichting):
http://www.orbisconcern.nl/orbis-medisch/ziekenhuis/specialismen-en-
afdelingen/medische-psychologie/?eID=dam_frontend_push&docID=1942
Orbis Medisch en Zorgconcern: Generalistische Basis GGZ:
http://www.orbisconcern.nl/orbis-medisch/ggz/generalistische-basis-ggz/
Orbis Medisch en Zorgconcern: Orbis Revalidatie:
http://www.orbisconcern.nl/orbis-medisch/revalidatie/revalidatieteam/
Orbis Medisch en Zorgconcern: Over Orbis en Medisch Zorgconcern:
http://www.orbisconcern.nl/top-menu/over-orbis/
Orbis Medisch en Zorgconcern: Welkom bij Orbis Geestelijke Gezondheidszorg:
http://www.orbisconcern.nl/orbis-medisch/ggz/
Artikelen:
Li??geois, A., & Eneman, M. (2004). Omgaan met vrijheid en dwang in de geestelijke
gezondheidszorg: een ethisch advies, Tijdschrift voor Psychiatrie, 46(6), Pp. 369-376.