De crisis in Griekenland is voor veel mensen niet meer dan een gevolg van jarenlang gesjoemel met cijfers en een opeenvolging van corrupte regeringen die financieel-economisch wanbeleid hebben gevoerd om hun eigen zakken te kunnen vullen. Dit is slechts één kant van het verhaal. De andere kant van het verhaal heeft onder andere te maken met tekortkomingen in de Griekse concurrentiepositie. Griekenland is economisch gezien simpelweg niet in staat om te concurreren met de andere landen in de euro-groep. Dit is niet enkel en alleen te wijten aan een (aantal) corrupte regeringen, ook de cultuur van de Grieken speelt een grote rol.
Er zijn een aantal factoren te onderscheiden die ten grondslag liggen aan de slechte Griekse concurrentiepositie. Allereerst kent Griekenland al jaren een relatief hoog inflatiecijfer. Daarnaast heeft het land een zeer magere exportsector. En kan het zwakke zakenklimaat in Griekenland aangewezen worden als oorzaak van het slechte concurrerende vermogen van het land. Als laatste heerst er ook al tijden corruptie en belastingontduiking in Griekenland.
Inflatie
Een hoog inflatiecijfer is ongunstig voor de concurrentiepositie van een land, logisch eigenlijk: de prijs van producten gaat omhoog en je bent daardoor minder aantrekkelijk als exportland. Vanaf het moment dat Griekenland lid werd van de Economische en Monetaire Unie (EMU) in 2000 heeft het land jaar na jaar hogere inflatiecijfers gehad dan het EMU-gemiddelde. In de periode 2000-2009 kwam het gemiddelde inflatiecijfer van Griekenland uit op 3,2 procent terwijl de rest van de eurozone uitkwam op een gemiddelde van 2,1 procent. Normaal gesproken is er met zulke verschillen in inflatiecijfers niets aan de hand. Het land met de hogere inflatiecijfers zou simpelweg zijn munt kunnen devalueren om op die manier alsnog de prijzen omlaag te brengen en concurrerend te blijven als exportland. Maar met één gemeenschappelijke munt, de euro, is devaluatie niet mogelijk en dus is Griekenland al jaren erg duur voor het buitenland en kan het maar moeizaam de concurrentie aan met de andere EU-landen binnen de interne markt.
Hoe komt dat dan? Dat de inflatie in Griekenland zo hoog is? Eén van de belangrijkste oorzaken is de grote loonstijgingen die de laatste jaren in Griekenland hebben plaatsgevonden. De vakbonden hebben grote invloed in Griekenland, met als gevolg dus flinke loonstijgingen. Doordat de publieke sector in Griekenland groot is en ook de belangen in deze sector groot zijn is men meestal aan de looneisen van de vakbonden tegemoet gekomen. De loonontwikkelingen in de publieke sector werden meestal overgenomen in de private sector. Hogere lonen leiden tot hogere prijzen voor producten en daardoor verslechterde de concurrentiepositie van Griekenland weer ten opzichte van andere Europese landen.
Slecht ontwikkelde exportsector
De exportsector is een tweede oorzaak van de Griekse crisis. Griekenland importeert al jaren meer dan het exporteert. Dit heeft als gevolg dat er al jaren meer geld uitgegeven wordt dan er verdient wordt. Griekenland verdient natuurlijk veel geld aan het toerisme, de verkoop van Griekse producten naar het buitenland blijft echter ver achter. Waar voor de meeste landen de introductie van de interne markt en de euro een positief effect hadden op de export, bleek dit voor Griekenland juist omgekeerd te zijn, zeker na 2004. Zoals eerder genoemd zijn de producten uit Griekenland duur door de hoge inflatiecijfers en daarnaast door het ontbreken van de mogelijkheid tot devaluatie, maar er zijn nog meer oorzaken aan te wijzen voor de zwakke Griekse exportsector.
Eén van die oorzaken heeft te maken met het traditioneel grote aandeel van kleine familiebedrijfjes in de Griekse economie. 97 procent van de Griekse bedrijven heeft minder dan 10 man personeel in dienst. Deze familie bedrijfjes zijn meestal simpel en kleinschalig, ook produceren ze meestal voor lokale markten en niet voor de exportsector. Ook heerst er in deze kleine bedrijfjes vaak een gebrek aan professionaliteit en is er meestal een gebrek aan vermogen wat het onmogelijk maakt te produceren voor de export sector. Dit heeft als gevolg dat maar 1% van alle Griekse bedrijven daadwerkelijk wat produceert voor de exportsector. In de rest van de EU ligt dit percentage beduidend hoger, met een gemiddelde van tussen de 8% en 9%.
Er spelen natuurlijk nog meer factoren mee. In Griekenland wordt van oudsher niet veel geïnvesteerd in Research and Development (R&D). En juist die investeringen zijn nodig om innovatie mogelijk te maken om op die manier de concurrentie met het buitenland aan te kunnen. Uit onderzoek is zelfs gebleken dat alleen Slowakije van alle EU landen minder investeert op dit gebied dan Griekenland. Ook is de samenwerking tussen Griekse instanties op het gebied van export belabberd, zij zien elkaar vaak meer als concurrenten dan als partners. Ook zijn de Grieken van nature niet erg op het buitrenland gericht. In plaats van zelf actief op zoek te gaan naar een buitenlandse handelspartner en deel te nemen aan promotionele activiteiten, wachten de Grieken liever tot er een belangstellende naar hun toe komt.
Zwak zakenklimaat
Als laatste oorzaak van het matige concurrerend vermogen van de Griekse economie kan het zwakke Griekse zakenklimaat nog genoemd worden. Onlangs publiceerde de Wereldbank haar Ease of Doing Business rapport voor 2012, een jaarlijkse ranglijst waarin van 183 landen wordt beoordeeld hoe makkelijk het is om in dat land zaken te doen. Griekenland komt er in deze ranglijst zeer bekaaid af met een 100e plaats, waarmee ze veruit het slechts presteert van zowel de eurolanden als de gehele EU. Zelfs landen als Sri Lanka en Guatemala zijn aantrekkelijker voor investeerders.
Één van de voornaamste oorzaken hiervoor ligt in de dichte bureaucratie en de hoge administratieve lasten waar (buitenlandse) ondernemers mee te maken hebben wanneer zij een bedrijf willen opzetten in Griekenland. Ellenlange procedures en een enorme papierhandel behoren tot het standaard proces. Hiernaast mag een beginnend bedrijf ook nog eens een behoorlijk bedrag overhandigen aan de Griekse overheid voordat het daadwerkelijk kan opereren. Uit het eerder genoemde Ease of Doing Business rapport blijkt dat de hoeveelheid tijd en geld en het aantal procedures dat verbonden is aan het starten van een bedrijf in Griekenland aanzienlijk hoger ligt dan in de rest van de EU.
Daarnaast heeft de strikte overheidsregulering ook niet bepaald een gunstige invloed op het aantrekken van buitenlandse investeerders. De arbeidsmarkt is weinig flexibel, waardoor de lonen kunstmatig hoog blijven en het lastig is om werknemers te ontslaan. Daarnaast wordt een groot aantal beroepsgroepen, waaronder apothekers en architecten, door de overheid afgeschermd van (buitenlandse) concurrentie; dit zijn de zogeheten ‘gesloten beroepen’. Door het vaststellen van minimumprijzen of het beperkt uitgeven van vergunningen die nodig zijn om het beroep uit te kunnen oefenen, probeert de Griekse overheid de binnenlandse ondernemers te beschermen voor buitenlandse concurrentie. Gevolg is echter ook dat de prijzen kunstmatig hoog gehouden worden en de markten weinig efficiënt werken.
Een derde oorzaak voor het zwakke Griekse zakenklimaat kan gevonden worden in de hoge mate van corruptie waarmee het land nog altijd te kampen heeft. Uit de jaarlijkse ranglijst van Transparency International scoorde Griekenland in 2011 slechts 3,4 punten (uit een maximum van 10), waarmee het van de 182 beoordeelde landen op de 80e plaats eindigt. Na Bulgarije presteert Griekenland hiermee het slechts van alle EU-landen. Met name publieke aanbestedingsprocedures worden vaak geteisterd door corrupte praktijken. Dit hangt vaak samen met politieke invloeden en het in stand houden van oude loyaliteiten, die jaren eerder zijn ontstaan. Het mag duidelijk zijn dat de hoge mate van corruptie in Griekenland negatieve consequenties heeft voor het aantrekken van buitenlandse investeringen. Over het algemeen zorgt corruptie namelijk voor meer zakelijke onzekerheid en hogere kosten om een bedrijf draaiende te houden.
Er lijken dus een aantal structurele oorzaken te zijn voor de slechte Griekse concurrentiepositie. En veelal hangen deze oorzaken samen met culturele en historisch bepaalde factoren. De financiële noodpaketten waarmee Griekenland door haar collega-eurolanden op de been wordt gehouden lijken daarom niet meer te zijn dan een doekje tegen het bloeden. De Griekse financiële problemen zijn immers niet meer dan een gevolg van alle structurele tekortkomingen zoals die hiervoor beschreven zijn. Daarom zal Griekenland, voordat het als een volwaardige en concurrerende speler kan deelnemen aan het Europese en globale economische spel, eerst een aantal culturele taboes moeten doorbreken en hervormingen moeten doorstaan.
Corruptie en belastingontduiking.
Veel Grieken hebben een zogenaamde “fakelaki” in huis, fakelaki betekent letterlijk ‘kleine envelop’. Grieken vullen deze enveloppen met geld om ambtenaren, (ziekenhuis)personeel en mensen bij de belastingdienst om te kopen. “Ik weet zeker dat het merendeel van de bevolking wel eens zo’n envelop heeft gevuld”, zegt Manolopoulos, een Griekse econoom en hoogleraar. Griekenland is doordrongen van corruptie op zowel kleine als grote schaal. Bij zowel topmannen in het bedrijfsleven als normale Griekse gezinnen is vaak wel in enige mate sprake van productie.
Door financiële problemen kunnen de Grieken zich weliswaar geen grote overtredingen meer veroorloven, zegt corruptiebestrijder Leandros Rakintzis. De aard van het probleem is daarmee niet verholpen. De ambtenaren nemen nu gewoon genoegen met minder geld.
“De cultuur van omkoping is moeilijk uit te bannen”, zegt Manolopoulos. In zijn boek ‘Greece’s Odious Debt’ doet de econoom uit de doeken waarom de Griekse staat van corruptie aan elkaar hangt. Ook legt hij uit waarom politici het niet voor elkaar krijgen de omkooppraktijken – die het meest voorkomen in het ziekenhuis en bij de belastingdienst – aan te pakken. “Het heeft te maken met onze zwakke instituties. De rechtsstaat werkt in Griekenland bijzonder slecht. Waarom zou je als Griek belasting betalen als niemand het doet en niemand je daarop aanspreekt?”
Het probleem is dat de Griekse politici niet in staat zijn om de rechtsstaat fatsoenlijk te laten functioneren. “We zijn een jonge democratie, politici hebben moeite om controlemechanismen in te bouwen.” Een veelzeggend voorbeeld: de Griekse staat gaat niet na wie er na zijn dood nog pensioen ontvangt. De pensioenen van ambtenaren worden doorbetaald, tenzij een nabestaande bij de staat opgeeft dat de desbetreffende persoon is overleden. In totaal hebben zo’n 40.000 vrouwen geprofiteerd van het pensioen van hun gestorven vader of moeder. Dat heeft de staat al 550 miljoen euro gekost.
Bovendien doen Griekse politici zelf mee aan het corrupte systeem, stelt Manolopoulos. “Alles draait om vriendjespolitiek. In 2009 nam het ministerie van landbouw – vlak voor de verkiezingen – 269 mensen aan. In één weekend. De nieuwe ambtenaren waren allemaal vrienden van de toenmalige minister.”
Acropolis Museum
De politici die Griekenland momenteel besturen zijn volgens Manolopoulos geen haar beter. Ook zij doen er alles voor om politieke steun te verwerven. “De Griekse premier Antonis Samaras was als minister van cultuur in 2009 verantwoordelijk voor het nieuwe Acropolis Museum. Bij de opening bleek dat de meeste medewerkers van het museum afkomstig waren van de stad Kalamata – de geboorteplaats van Samaras.”
Dit soort onzichtbare relaties, zoals Manolopoulos het noemt, speelt een cruciale rol in de Griekse politiek. “Het is ook de reden waarom de trojka (de onderhandelaars van IMF, EU en ECB, red.) zoveel moeite heeft om orde op zaken te stellen.” Onlangs werd bekend dat Griekenland het merendeel van de eerdere bezuinigingsafspraken met de EU niet is nagekomen. Het verbaast Manolopoulos niet. “Griekenland had met zijn zwakke instituties nooit mogen toetreden tot de euro.”