2) Priming zorgt ervoor dat iemand onbewust beter reageert door een prikkel van buitenaf nadat het al eerder opgeslagen is geweest. Priming betekent dan ook letterlijk: het onbewust sneller herkennen van, of reageren op een bepaalde stimulus als men deze eerder heeft waargenomen. Priming is het activeren van kennis of associaties in het geheugen van een persoon, waardoor bepaalde informatie toegankelijker wordt. Doordat de informatie onbewust actief wordt, kunnen mensen er niet voor corrigeren en is het effect sterk. Veel onderzoek heeft aangetoond dat stimuli die subliminaal (onbewust of ‘stiekem’, via een medium bijvoorbeeld de TV) worden aangeboden, van invloed kunnen zijn op gedrag en gevoelens van mensen.’
Priming slaat op verwerving van perceptuele kennis, kennis verworven door waarneming met de zintuigen. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde ‘lexicale decisietaak’, een onderzoeksmethode die wordt toegepast bij psychologische onderzoek, waarin iemand moet aangeven of iets een echt of onzinnig woord is. Als je het echte woord al eens eerder hebt gezien gaat het doorgaans beter. Een beetje alsof het woord ergens in je hersenen al is ‘klaargezet’.
Activatie van elementaire eenheden, genaamde modulen, blijken een gevolg te hebben op priming-effecten in onder meer het sensorische schors. Je hebt veel verschillende benamingen voor de verscheidene acties die priming kan uitvoeren:
• Conceptuele (=op een concept gebaseerd ) priming treedt op waarbij de verwante ideeën (ofwel vergelijkbare concepten, begrippen) worden gebruikt om de respons te primen , bijvoorbeeld ‘hoed’ kan geprimed worden voor ‘hoofd’.
• Semantische (=met betrekking tot de betekenis van woorden of deze bepalend is) priming treedt op waar de betekenis gecreëerde invloeden later gedachten worden. Je krijgt bij een informatie een bepaald emotie, en later zal dat invloed heb op het denken bij dat ene woord. Semantische en conceptuele priming zijn zeer vergelijkbaar en de voorwaarden kunnen door elkaar worden gebruikt.
• Niet-associatieve(=als je bewust de ene gedachte met de andere verbindt) semantische priming heeft betrekking op verwante begrippen, maar waar men minder gedachten laten leiden naar die van de andere, bijvoorbeeld ‘Zon’ en ‘Venus’. Dat wil zeggen dat twee woorden die niet op elkaar lijken, alleen wel veel met elkaar te maken hebben. Toch moet er bewust een link worden gelegd tussen de twee woorden.
• Perceptuele(=zintuigelijk) priming is gebaseerd op de vorm van de stimulus, bijvoorbeeld wanneer een deel van foto wordt herkend doordat je de foto als eens eerder hebt gezien.
• Associatieve(=als je bewust de ene gedachte met de andere verbindt) priming gebeurt wanneer een gekoppelde idee is geprimed, bijvoorbeeld bij het ‘brood’ primes de gedachte van ‘boter’. Dit geldt vooral voor ‘vrije associatie’ woordparen.
• Gemaskerd priming is van sprake wanneer een woord of beeld wordt aangeboden voor een zeer korte tijd, maar niet bewust herkend wordt.
• Repetitieve priming treedt op waarbij de herhaling van iets leidt tot het beïnvloeden van latere gedachten.
• Omgekeerde priming treedt op waarbij mensen beseffen dat ze worden geprimed en voelen dat ze zijn bevooroordeeld, deze mensen zullen overreageren in hun keuzes die tegendraads zijn met de vooroordelen waarmee ze geassocieerd worden. Mensen zullen geaccocieerd worden met een bepaalde vooroordeel en zullen daardoor juist het tegenovergestelde reageren. Als jij steeds gezien wordt als domme boer, zal je reageren als een slimme kakker. Dit is wel een uiterste geval.
3) Conditionering bestaat uit het klassieke- en operante conditionering. Het is dat als een bepaalde zintuig (informatie) geprikkeld wordt, ook een andere zintuig (zaak) wordt geprikkeld. Klassieke conditionering is twee verschillende zaken met elkaar laten prikkelen, zoals telkens een belletje laten horen als iemand gaat eten. En als je dat een tijdje herhaalt zal er een binding tussen de twee impulsbanen (uitlopers van neuronen) zijn. Na een tijdje zal hij ook gaan reageren met speekselaanmaak op het belletje alleen. Dit ontdekte de Russische fysioloog Ivan Pavlov. Hij zag dat honden niet alleen speeksel afscheiden bij het zien of ruiken van voedsel, maar ook al als er nog geen voedsel aanwezig is, bijvoorbeeld bij het zien van een lege voedselbak. Deze reactie bleek door zijn experiment echt biologisch te zijn. Ivan onderscheidde hierbij vier principes:
1. Allereerst onderzocht hij het effect van het eten zelf. Pavlov noemde dit ongeconditioneerde stimulus: de aanbieding van eten zonder invloed van andere stimuli.
2. Deze ongeconditioneerde stimulus zorgde automatisch voor het aanmaak van speeksel bij de honden. Dit effect noemde hij ongeconditioneerde respons.
3. Vervolgens ging hij de honden zelf conditioneren. Elke keer dat hij de honden eten gaf liet hij een belletje rinkelen. Na een tijdje gingen de honden niet alleen speeksel aanmaken wanneer hij het eten liet zien of ruiken, maar ook als hij het belletje rinkelde. Dit geluid was dus een geconditioneerde stimulus.
4. Het speeksel aanmaken na een belletje noemde Pavlov een geconditioneerde respons.
Bij operante conditionering zijn er verbindingen tussen impulsbanen die worden gemaakt nadat je iets ervan geleerd hebt door trial en error, zoals niet meer bij de hete kachel komen, omdat je eraan verbrand hebt. De Amerikaanse wetenschapper Edward L. Thorndike was de eerste die onderzoek deed naar deze vorm van leren. Hij observeerde in zijn experiment en kon daar een wet van effect uit opstellen: responsen die leiden tot bevredigende gevolgen worden herhaald, responsen die leiden tot onbevredigende gevolgen blijven voortaan achterwege. Zijn experiment deed hij met zijn befaamde ‘puzzelbox’. Hij deed in deze box een hongerige kat. Daarbuiten had hij eten liggen. De box was gesloten en kon open mits de kat op de pedaal in de box ging staan. Zodra de kat dit voormekaar kreeg kon hij eruit en kon hij eten. De kater werd dus beloond voor het oplossen van de puzzel. En hoe vaker hij in de box kwam, hoe sneller hij de puzzel oploste.
Het leren vindt niet voornamelijk alleen plaats in de cortex. Er zijn zoveel neuronen, en natuurlijk ook verbindingen tussen neuronen. Er zijn ook nieuwe onderzoeken uitgevoerd, waarbij gekeken werd naar de activiteit van individuele neuronen tijdens het conditioneren. Hierbij bleken de neuronen in een bepaald gedeelten van de kleine hersenen essentieel te zijn. Deze neuronen die in de laterale interpositus nucleus, gelegen in de cerebellum, zitten waren tijdens de eerste aanbiedingen van de geconditioneerde stimulus nog helemaal niet actief, maar na het leren van de geconditioneerde reactie werden deze cellen juist wel actief bij het aanbieden van de geconditioneerde stimulus.
Het impliciet geheugen bestaat dus uit drie onderdelen. Het procedureel geheugen, dat ligt in de basale ganglia en het cerebellum, is nodig voor motorische en cognitieve vaardigheden. Priming komt vooral voor in sensorische cortex en slaat op verwerving van perceptuele kennis, kennis verworven door waarneming met de zintuigen. Het laatste onderdeel is conditionering. Dit vindt waarschijnlijk plaats in de kleine hersenen. Het is dat als een bepaalde zintuig (informatie) geprikkeld wordt, de respons van een spierklier wordt geactiveerd die normaal niet aan dit zintuig is gekoppeld nog kijken
• amygdala en hippocampus
Impliciete (onbewuste) inhouden worden opgeslagen in gedeelten van het brein die zorgen voor het genereren van emoties, zoals de amygdala. Dit orgaantje diep in ons brein, in het zogenaamde limbische systeem, wordt beschouwd als het centrum van ons emotionele geheugen.
Het opslag proces van het langetermijngeheugen speel zich vooral af in de hippocampus. De rol van hippocampus is het best uit te leggen met een voorbeeld van een patiënt die erg leed aan epilepsie. De dokter sneed bij de man een deel van de hippocampus weg en de epilepsie stopte, maar er kwam wel iets minders voor terug. De man wist alles net voor de operatie niet meer te herinneren en informatie die ouder waren nog wel. Er was nog een probleem, hij kon niks meer in zijn expliciete geheugen opslaan. Zijn impliciet geheugen werkte nog wel, dus werd hij een goede tennis speler die elke dag de regels weer moest leren. Je kan dus merken dat de hippocampus een belangrijke taak heeft, de het opslaan van informatie in het expliciet geheugen. Waarschijnlijk de plek waar alle nieuwe informatie verzameld worden, door het sterker maken van synapsen. Als je een stuk van de hippocampus wegsnijdt kunnen er geen verbindingen daar worden gemaakt door synapsen. En zonder die verbinding slaat hij niets op.
Er lopen in de hippocampus drie belangrijke excitatoire vezelverbingen doorheen. Dit zijn het perforante pad, de mosvezels en de collateraal van Schaffer. De vezels van het perforante pad lopen vanuit het subiculum naar de dendrieten van korrelcellen, zeer kleine cellichamen die liggen in de binnenste laag van de cortex, in de gyrus dentatus, de onderste gedeelte van de hippocampus. Een deel verlaat de hippocampus via de fimbria. De fimbria bevat bundels axonen die zich losmaakt van de hippocampus en verder in de hersenen fornix wordt genoemd. Het fornix is belangrijk voor de in- en output met andere structuren, onder andere de hersenstam
De ander naar de bovenzijde van de hippocampus, naar de collateraal van Schaffer. Het verschijnsel langetermijnpotentiëring (LTP) is doormiddel van het collateraal van Schaffer aangetoond door elektrisch te prikkelen en de reactie hierop, de toename van het synaptisch actiepotentiaal, te meten. Dit werd in 1966 ontdekt door Terje Løme. Diverse neurotransmitters, zoals dopamine, bereiken de hippocampus via circuits langs onder meer het subiculum. Het subiculum is de meest inferieure(minst waardevolle) deel van het mediteriale kwab van het brein.
Door dierenonderzoek is men erachter gekomen dat de hippocampus ook een rol speelt bij het ruimtelijke oriënteren en navigeren. Het is echter nog onduidelijk of bij mensen de hippocampus zo specifiek betrokken is, of dat het meer een algemene functie is bij opslag van informatie. Een studie dat zou moeten wijzen dat de hippocampus specifiek een rol speel bij ruimtelijk oriëntatie is bij een MRI-onderzoek bij Londense taxichauffeurs. Bij deze taxichauffeurs had een achtste deel een grotere volume dan bij controleproefpersonen. Dit nam ook toe bij verschil aan werkervaring.
De hippocampus heeft ook een rol bij het stresssysteem van het lichaam, het verlagen van de cortisolspiegel na stressvolle ervaringen. Bij iemand die vaak gestrest is duurt het langer voordat de spiegel weer normaal is. Cortisol kan schade toebrengen aan de hippocampus, maar dat herstelt op lange termijn weer doormiddel van neurogenese, het ontstaan van nieuwe neuronen.
De amygdala is het centrum van emotie, gedrag en motivatie. Het is dan ook betrokken bij ervaren, verwerken en aansturen van emoties. De amygdala is de heel belangrijk in het opslaan van informatie, dus zo ook bij het leren. Het koppelt de amygdala informatie afkomstig van zintuigen, dus prikkels, aan een emotie. Bij een onbekende situatie bepaald hij wat het beste te doen is. Door bij herinneringen een bepaalde emotie te stoppen kan iemand op onbekende momenten beter en slimmer reageren.
De emotie die in verband wordt gebracht met de amgydala is angst. Angst is een emotie die aangeboren krijgt, zoals bij een baby bij onverwachts hard geluid. De baby zal een schrikreactie krijgen, zoals het samentrekken van de speren. Deze reflex is gevolg van activiteit dat gebeurd in amygdala. Maar er zijn meer emoties waarbij er activiteit is bij de amygdala. Als er aandacht is gericht naar een bepaald emotie. Naast deze reacties op emotie is er ook een uiting bij woede. Wanneer de amygdala gestimuleerd wordt, wekt dit een vechtreactie op. De amygdala is daarbij ook tijdens dromen geactiveerd door de pons. Daarom komen er veel emoties voor tijdens dromen. Er is zelf een theorie dat dromen meer is dan een poging van de hersenen om afwijkende informatie te verwerken. Als je plat slaapt, is dat heel een andere houding dat je in de rest van de dag neemt. Dit wordt gezien als vliegen of vallen. Dat is misschien wel de reden dat mensen een vrije val maken of vliegen in hun dromen.
We zagen net de negatieve kant van cortisol bij de hippocampus, maar het heeft ook een hele positieve werking, want bij voorvallen van stress of emoties kan leiden tot meer productie van hormonen en cortisol. Kleine hoeveelheden cortisol stimuleert indirect via adrenaline de amygdala en hippocampus, en bevordert daarbij het opslaan van gegevens en herinneringen