1.1
Uitspraken kunnen wel of niet waar zijn, en dat kan je controleren. Ethische vragen en opmerkingen zijn over het algemeen niet te controleren en zijn uitspraken waar vaak goed over nagedacht is. Kenmerkend voor ethiek is daarom het nadenken over goede en kwade dingen van die uitspraken. Het steeds opnieuw stellen en nadenken over vragen en uitspraken is een belangrijk deel van de filosofie en van ethiek.
1.2
In een menselijk leven heb je veel te maken met gewoontes, waar zonder dat wij het zelf doorhebben vaak standpunten en meningen zitten met een ethische of morele kant.
Kiezen en keuzes zijn ook veel terug te vinden in een dagelijks leven, wanneer je nadenkt over zo’n keuze vergelijk je ook dingen of het gebied van verantwoording en veroorloving, wat vind ik goed en passen. Het woord moraal kenmerkt de gebieden waar je over nadenkt terwijl je die keuzes maak.
Ethiek en moraal vormen samen een belangrijk punt in deze filosofische richting. Wanneer we nadenken over bepaalde dingen, dus ethiek, denken we vaak aan de waarden en normen, moraal.
1.3
Er bestaan geen typisch ethische onderwerpen, van gewone onderwerpen kun je namelijk aan de hand van vragen en de manier van denken een onderwerp ethisch maken. Wel bestaan er onderwerpen die vaker of sneller ethische vragen aantrekken dan andere.
2.1
Over de wereld bestaan verschillende groepen mensen, sommige van deze groepen hebben hun eigen manier van denken en dan niet op religieus gebied maar ook op het gebied van ethiek en moraal. Wanneer zo’n groep een eigen filosofische manier van denken heeft hebben ze hun eigen moraalsysteem. Vaak zijn deze systemen wel gekoppeld aan de god waarin ze geloven.
De religieuze en niet-religieuze groepen komen vandaag de dag vaak met elkaar en aanmerking en dat kan dan soms ook botsen, we hebben dan te maken met het verschil van ontwikkeling op deze gebieden.
2.2
In de Nederlandse grondwet hebben we te maken met de moderne westerse levensbeschouwing. Omdat we tegenwoordig steeds meer in aanmerking komen met mensen uit andere landen en dus ook met andere moraalsystemen komt de botsing ook steeds meer voor, beide partijen vinden dat hun systeem de goede is. Botsingen op het gebied van levenseinde, seksualiteit en meningsuitingen komen het vaakste voor.
2.3
Religieus sanctioneren is iets waar we in de loop van de geschiedenis vaak mee te maken hebben gekregen. Hiermee bedoelen we dat een moraalsysteem in de loop der tijd is gegroeid, dit was dan na een aanleiding van god. De wil van god stond in religieuze levensbeschouwingen en moraalsystemen vaak aan de hoogste macht, m.b.v. een Bijbel of Koran. Een mening tegen god werd in de tijd van de middeleeuwen dan ook niet geaccepteerd, later tijdens de renaissance werd het individu steeds belangrijker en ontstond er een groot verschil tussen de oude en nieuwe levensbeschouwing.
Dit verschil werd niet meteen door ieder geaccepteerd en nu honderd jaar later zie je dat er nog steeds mensen tegen sommige moralen of normen en waarden zijn. Toch word ons nieuwe moraal voor het grootste deel geaccepteerd. Dit komt omdat veel mensen hun eigen doen en laten de voorkeur geven en strenge normen laten verwateren.
Opdrachten
1
Norm: gezond leven Waarde: genoeg bewegen
Norm: geen racisme Waarde: mensen gelijk behandelen
Norm: geen criminaliteit Waarde: criminelen stoppen en bestraffen waar nodig
2
a.
Vragen over wanneer, waar, hoeveel?
b.
Mag iedereen toeschouwen tijdens voetbalwedstrijden, op basis van geloof en uiterlijk?
3
a.
Religie en geboorte.
b.
Er bestaan geen onderwerpen die altijd ethisch zijn, dit komt door de manier van denken over dat onderwerp. Wel zijn er onderwerpen waarin mensen vaker een meningsverschil hebben en die dan dus ook sneller ethisch zijn.
c.
Onderwijs en mode
d.
Onderwijs:
Is het goed dat kinderen tot hun 18e naar school moeten?
Heeft de techniek en elektronica een positieve of negatieve invloed op het onderwijs?
Mode:
Wat is de invloed van mode op de persoonlijkheid van de mens, is deze positief of negatief?
In hoeverre laat de mens zich meeslepen in de mode, en is dit beter of slechter voor haar?
5
a.
Iemand met een andere mening of een ander standpunt dan het dergelijke (religieuze) standpunt, zie ik in eerste instantie als iemand die geen respect heeft voor god. Wel licht het eraan of diegene ook echt in god gelooft. Daarmee wil ik zeggen dat wanneer degene niet in god gelooft ook zijn eigen standpunten mag hebben. Je eigen mening en opvattingen hebben namelijk ook niet altijd een negatief effect op de maatschappij. Ik zou mensen die een andere opvatting hebben daarom zelfstandig noemen.
b.
Het effect is dat de aanhangers van de religie zich juist meer of minder gaan verdiepen in god. Wanneer de leiders hun moraal religieus sanctioneren zullen de aanhangers ook dichter bij god blijven staan. Doen de leiders dit niet en bepalen ze hun moralen meer met hun eigen verstand dat afhaakt van de gedachten van god dan zullen de aanhangers ook verder afwijken van de ideeën en standpunten van god.
c.
De voordelen zijn dat voor de dingen die er in de loop der tijd gebeurt zijn hoeft niemand zich schuldig te voelen want bij het sanctioneren hoort dat het de wil van god is.
De nadelen zijn dat mensen hun geloof in de loop der tijd laten verwateren. Ze geloven minder in god en nemen dan ook minder deel aan de kerkelijke activiteiten.
6
Mannen en vrouwen worden gelijk door onder andere de vrouwen emancipatie en dat vrouwen deel mochten nemen in de maatschappij. Ook het algemeen kiesrecht en andere stakingen en doelen van het feminisme hebben er uiteindelijk voor gezorgd dat mannen en vrouwen dichter bij elkaar stonden in de maatschappij.
b.
mannen en vrouwen zijn gelijk
c.
nee, er waren mensen die vonden dat vrouwen het huishouden moesten doen en de mannen moesten werken.
7
Iedere religie heeft een eigen cultuur. Ook hebben veel gebieden een eigen natuur. Bij beide dingen gaan mensen er anders mee om. Dit gebeurt ook in onze maatschappij. Wanneer dieren van de Noordpool samen worden gezet met dieren uit de Sahara zal een van de twee zich moeten aanpassen. Dit is ook wat de culturen van elkaar verwachten.
Verdiepingsopdrachten
1
?
2
De evolutietheorie is een theorie die bedacht is door Charles Darwin. Zijn natuurkundige en biologische accepteerde deze theorie dan ook snel. Mensen die tegen de wetenschap waren dat eigenlijk pas tijdens de Verlichting echt opdook hadden dan ook meer moeite om de theorie te accepteren.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Evolutietheorie
Ook de kerk met haar aanhangers zijn lange tijd tegen de evolutietheorie geweest, deze theorie was namelijk in strijd met hun scheppingsleer.
Een opvatting tegen de evolutietheorie is dan ook:
– De evolutietheorie is maar een theorie.
Dit is een van de standpunten die tegenstander gebruikten, door de vele onderzoeken met hun resultaten hadden de tegenstanders uiteindelijk geen andere keuze dan het te accepteren.
3.1
Bij een ethisch onderzoek moet je 3 onderwerpen gebruiken.
1. Het moraal en het morele gedrag
2. Ethische vragen bedenken bij de resultaten van een onderzoek
3. Het bedenken van een ethisch oordeel over het moraal
Bij het onderzoeken van een ethisch moet je natuurlijk ethische vragen en een eigen ethische mening hebben.
Ook is het belangrijk dat je de waarde van de menswaardigheid controleert, daarom is het precies onderzoeken en beschrijven van de ervaring juist of onjuist een belangrijk onderdeel van de ethiek.
Er bestaan twee soorten ethiek, je hebt:
Voorschrijvende morele uitspraken, deze morele uitspraken zeggen wat je moet doen en wat wel en niet goed is. Dit is een soort van handleiding. (prescriptief)
Beschrijvende ethiek,
Als morele uitspraken en moreel gedrag wordt beschreven noemen we dat beschrijvende ethiek. (descriptief)
Deze soorten van moreel en ethiek kun je verdelen in twee fases. De eerste fase is de prescriptieve fase, de tweede fase is de descriptieve.
3.2 + 3.3
Na het beschrijven, de eerste fase. Kun je bij de resultaten van een onderzoek vragen gaan stellen, wanneer deze vragen ethische zijn bevind je je op het gebied van ethiek.
Eerste fase Vaststellen van feiten, over een onderwerp.
Tweede fase Ethische vragen stellen bij de resultaten van een onderzoek.
Derde fase Welke moraalsysteem hoort daarbij
De derde fase kun je niet met je verstand bepalen. Daarvoor bestaan 3 theorieën. De hoofdvraag bij deze theorieën is: Wat maakt een handeling moreel juist?
Theorie I Worden mensen gelukkig van deze moraal?
Theorie II Is de bedoeling van je handeling goed?
Theorie III Het goed aanleren en behouden van een goed karakter.
4.1
Wanneer je een ethische oordeel staat gebruik je vaak één van de drie theorieën.
Utilisme betekent letterlijk nut, of nuttigheid. Ook bestaat er een ethische stroming die de naam utilisme heeft gekregen. Deze stroming houdt zich bezig met de gevolgen van een handeling.
Het utilisme is vergelijkbaar met de eerste theorie hun standpunt is dan ook dat een handeling moreel juist is als het van zoveel mogelijk mensen het geluk vergroot.
Wanneer een utilist een keuze uit twee dingen moet maken zal hij ook datgene kiezen waar zoveel mogelijk mensen profijt van hebben.
Opdrachten
9.
a.
b.
Als iemand geen geld heeft om een brood te kopen en dan door de honger er een steelt is dat zijn manier van overleven en dus eigenlijk ook van stelen.
c.
Ik snap dat je tegen armoede bent en er iets tegen wilt doen, maar stelen blijft stelen en dat kan bij niemand door de vingers worden gezien. De mensen die het wel moeten betalen werken namelijk ook niet voor hun lol en werken ook hard voor hun geld en dus ook voor hun brood.
d.
Wanneer iemand op geen enkele andere manier aan geld kan komen en ook niet in staat is om te werken voor een baas (wit). Ik ben het dus een klein beetje met Muskens eens omdat hij het ook alleen voor een aantal mensen door de vingers ziet.
10.
a.
Het doel: de wereld beter maken door van Irak een democratie te maken
De middelen: de burgers en de aanslagen
b.
Zijn middelen zijn gewone burgers in de samenleving en de aanslagen. De aanslagen zijn een slecht middel, maar zonder de aanslagen kan Bush zijn doel niet bereiken. Hij moest tot de mensen doordringen en dat ging alleen door indruk op de mensen te maken. De slachtoffers die erbij vielen hebben dus eigenlijk niets te maken met het doel.
c.
Vluchtelingen die illegaal in landen verblijven worden niet opgepakt omdat het land waar ze asiel aanvragen meer tijd nodig heeft om het te verwerken. Het doel is hier het asiel maar de slechte middelen zijn dat ze illegaal in een land verblijven.
Verdiepingsopdracht
3.
a.
– Worden mensen gelukkig van deze moraal?
– Is de bedoeling van de handeling goed?
– Wat maakt een handeling moreel juist?
b.
– Mensen die een baan kunnen krijgen
– Mensen die meer kunnen reizen
c.
Nee, ik denk dat je dan aan teveel mensen moet vragen wat ze ervan denken en dat je dan geen goede afweging kunt maken tussen beide meningen.
4.2
Bij plichtethiek gaat het erom wat je zelf vindt dat je moet doen. Wat je jezelf wilt verplichten.
Wanneer iemand twijfelt zal hij door gezond verstand zijn keuze maken. Bij het utilisme ging het vooral om het gevolg van je handelen bij plichtethiek gaat het vooral om het feit dat je iets goed wil of hebt gedaan. Het begrip autonoom tekent eigenlijk het standpunt van de plichtethiek. Ook kunnen er vragen gesteld worden bij de plichtethiek, wanneer is een gedachte goed en wanneer niet. Hoe mensen zijn over het algemeen in een samenleving krijgt hierbij geen aandacht.
Opdrachten
11.
a.
Utilisme:
Het is een goede daad omdat er meer mensen gelukkig mee zijn geworden dan wanneer je er iets leuks voor jezelf voor hebt gekocht.
Plichtethiek:
Het is een minder goede daad omdat je je hebt laten ‘dwingen’ door een nieuwsbericht. Je keuze is niet volledig vanuit jezelf en dus minder goed.
b.
Utilisme:
Geen goede daad, de tegenpartij de mensen nog ongelukkiger maakt hebben nu geluk gekregen en dat is was niet de bedoeling.
Plichtethiek:
Geen goede daad, het geld is bij mensen gekomen waaraan je het nooit had willen geven en het is geen plicht van jezelf geweest.
12.
a.
Nee, het betekent dat je zelf kan handelen binnen wat de morele wet voorschrijft.
b.
Wanneer je een daad die volledig buiten de morele wet valt wordt je beperkt in het maken van je eigen keuzes en dus in het doen van dingen die jij belangrijk vindt.
Verdiepingsopdrachten
4.
Je hebt je kledingkast opgeruimd en besluit deze kleding aan je kleinere nichtje te geven. Op het nieuws hoor je dan dat er veel vluchtelingen bij jou in de buurt zijn gekomen die geen kleding hebben je besluit dan je kleding te doneren aan de vluchtelingen.
Utilisme: je maakt meer mensen gelukkig dan alleen je nichtje dus het is een goede daad.
Plichtsethiek: jouw eigen mening en plicht was om je nichtje te verwennen maar door het nieuws heb je je om laten kopen en het gedoneerd aan een ander doel.
4.3
Alle mensen hebben andere karaktereigenschappen, een handeling is daarom geen gebeurtenis maar daar zich een verband in.
Positieve en negatieve eigenschappen bepalen de handelingen die je doet. De positieve eigenschappen ervaren wij als deugden. Wanneer je jezelf leert kennen kun je jezelf meer deugden aanleren en negatieve eigenschappen afleren en zo aan een deugdzaam karakter werken. Het aanpassen van je karakter worden beïnvloedt door mensen uit je omgeving.
De deugdethiek streeft erna dat mensen hun karakter deugdzaam verwerven. Ook op deze ethiek wordt kritiek geleverd. Dit omdat deze ethiek je niet help kiezen bij een morele keuze.
Opdrachten
13.
a.
Johan Cruijff, Beyonce, Angela Schijf
b.
Ik dat je je onbewust wel af en toe spiegelt, ik zou de eigenschap van doorzettingsvermogen en spontaan kunnen reageren op de onverwachte momenten wel leuk vinden.
c.
Nee, er zijn namelijk ook bekende mensen die niet de slimste op aarde zijn of niet altijd even rechtvaardig zijn. Ook denk ik dat de wijsheid van een mens niet overgenomen kan worden.