Passend Onderwijs

ISW Hoogeland en kinderen met een gedragsstoornis

Katy Burger

Profielwerkstuk maatschappijwetenschappen

Naam: Katy Burger

Klas: AG6c

Begeleider: Meneer van Vliet

11 januari 2016

Hoofdstuk 1| Passend Onderwijs

Wat is Passend Onderwijs en wat is de rol van de overheid hierin?

De afgelopen jaren is er veel gedoe geweest rondom het zogenoemde ‘Passend Onderwijs’. De Rijksoverheid stelde een nieuwe wet op waarmee besloten werd dat scholen de plicht hebben om te zorgen dat een kind dat vanwege problemen niet op hun school geplaatst kan worden, wel terecht kan op een onderwijsinstelling in de buurt. Echter kwam er veel verzet tegen. Bezorgde berichten van de ouders dat zij soms wel 4 middelbare scholen langs moesten gaan voordat ze een plekje kregen voor hun kind met een gedragsstoornis. Ook een deel van de leraren zag het niet zitten; te grote klassen, extra ‘zorgkinderen’ en de toenemende werkdruk. Maar hoe zit het nu precies met het Passend Onderwijs?

1.1 Begripsbepaling

1.11 Passend Onderwijs

Wanneer we praten over Passend Onderwijs kan het voorkomen dat iedereen een andere definitie van dit begrip hanteert. Ook als je gaat zoeken op internet en in boeken wordt je overspoeld door verschillende omschrijvingen.

De regering heeft bepaald dat elk samenwerkingsverband, elke school en iedere leraar passend onderwijs moet aanbieden. Volgens de scholengemeenschap Ivo-Deurne (z.d.) is Passend Onderwijs: “Goed onderwijs voor alle leerlingen, ook voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben”. Overveld (2014) omschrijft het als volgt: “Passend onderwijs vraagt van leraren dat zij kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen; niet alleen op cognitief gebied, maar ook ten aanzien van gedrag” (p. 15). Hier is dus al een duidelijk verschil te zien. De scholengemeenschap Ivo-deurne laat de leerling de hoofdrol spelen in de definitie, Overveld legt juist de focus op de leraren. De landelijke regiegroep Passend Onderwijs hanteert de volgende definitie: “Passend onderwijs is de ontwikkeling die het voor elke leerling mogelijk gaat maken optimaal gebruik te maken van de onderwijsvoorzieningen en alle ondersteuning die daarbij geboden kan worden” (Roest, z.d.).

Het is dus duidelijk dat er verschillende definities bestaan. In dit Profielwerkstuk ligt de nadruk voornamelijk op hoe kinderen met een gedragsstoornis het beste onderwijs kunnen krijgen.

Zo zegt een leerkracht primair onderwijs in de brochure Passend Onderwijs voor leraren, uitgebracht door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat Passend onderwijs voor hem omschreven kan worden als hoe je kinderen individueel tot leren brengt en zo met verschillen in de klas om kan gaan (Bootsma, 2013, p. 7). Met de komst van de nieuwe wetten met betrekking tot Passend onderwijs wordt het belangrijk dat docenten in staat zijn om te kunnen omgaan met een klas waarin veel verschillen zijn tussen leerlingen. De omschrijving van Passend Onderwijs in dit profielwerkstuk is dan ook: Het door docenten kunnen bieden van goed onderwijs in een klas vol verschillen, dus ook aan kinderen met een gedragsstoornis.

Naast dat er voor Passend Onderwijs veel verschillende definities bestaan, bestaan er ook begrippen die gebruikt worden voor extra begeleiding op school voor kinderen die dat nodig hebben. Zo wordt Passend Onderwijs vaak verward met Inclusief onderwijs en Adaptief onderwijs. We bespreken hieronder deze begrippen om die verwarring te voorkomen.

1.11 Inclusief onderwijs

Inclusief onderwijs wordt vaak verward met Passend Onderwijs. Inclusief onderwijs is een alternatief voor het speciaal onderwijs, door kinderen met een handicap toe te laten op reguliere scholen. Het doel van inclusief onderwijs is “om een optimale leerervaring op zowel cognitief als sociaal gebied te creëren.” (Stichting Inclusief Onderwijs, z.d.). Inclusief onderwijs zorgt ervoor dat kinderen zich op veel verschillende vlakken ontwikkelen; ze worden gestuurd om goed te presteren voor zichzelf, maar ook leren ze over respect, eerlijkheid en tolerantie. Zo worden ze voorbereid op de volwassen maatschappij. Deze begrippen worden aangeleerd in de praktijk: “de klas is opengesteld voor leerlingen met een handicap. Zo kunnen deze begrippen op een duidelijke manier worden aangeleerd, zonder dat er iemand wordt buitengesloten” (Stichting Inclusief Onderwijs, z.d.). Deze vorm van onderwijs zou de beste manier zijn om discriminatie tegen te gaan en een tolerante samenleving te ontwikkelen (CNV Onderwijs, 2006).

Voordelen van het Inclusief onderwijs zijn dat leerlingen met en zonder een beperking leren samenleven en dat zorgt voor opgroeiende gezonde leerlingen. Iedereen heeft dezelfde rechten en dezelfde kansen, en dus is het belangrijk dat ook kinderen met een beperking een kans kunnen krijgen om regulier onderwijs te volgen. Door kinderen met een beperking deze kans te geven wordt ook de kans op uitsluiting uit de samenleving op latere leeftijd verkleind.

Echter zijn er natuurlijk ook nadelen of tegenstanders van deze vorm van onderwijs. Men kan van mening zijn dat in een welvarende samenleving gebruik gemaakt moet worden van de luxe zorgvoorzieningen die er zijn. Kinderen met een beperking zouden dus gebruik moeten maken van het speciaal onderwijs. Ook zou het zo zijn dat leerlingen met een beperking veilig en beschermd moeten leven en dat dat alleen kan door de voor hun speciale voorzieningen. Zo wordt ook voorkomen dat deze kinderen zich minderwaardig zullen voelen doordat ze het niet kunnen bijbenen op de reguliere school (Otter, 2006).

Concluderend kunnen we stellen dat het niet gek is dat Inclusief Onderwijs verward wordt met Passend Onderwijs. Echter ligt de focus bij Inclusief Onderwijs meer op de mogelijkheid om kinderen met een beperking in het reguliere onderwijs te plaatsen en bij Passend Onderwijs gaat het om kinderen met gedragsproblemen of een gedragsstoornis. Wel wordt er bij beiden veel gevraagd van de leraren, namelijk het beschikken van educatieve én pedagogische kwaliteiten, dus het kunnen omgaan met verschillen in een klas.

1.32 Adaptief onderwijs

Ook Adaptief onderwijs is zo’n begrip dat vaak verward wordt met Passend Onderwijs. Toegegeven, deze vormen van onderwijs hebben ook weer wat van elkaar weg. Adaptief onderwijs heeft een grondlegger, genaamd Luc Stevens. Al tientallen jaren wordt geprobeerd het Adaptief onderwijs in te voeren in het huidige basisonderwijs. Evenals het Passend Onderwijs gaat Adaptief onderwijs uit van de verschillen tussen kinderen in een klas en dat deze kinderen dus ook verschillende behoeften hebben. De visie achter het Adaptief Onderwijs is dat kinderen beter leren en gemotiveerder zijn om te leren als de informatie bij de leerling past. In de lessen wordt veel samengewerkt en de lessen bevatten een gevarieerd programma. Jos Cöp, onderwijskundige en methodeontwikkelaar bij Uitgeverij Zwijsen omschrijft Adaptief onderwijs als volgt: “Het zoeken van manieren om tegemoet te komen aan verschillen in onderwijsbehoeften van kinderen” (Cöp, z.d.). Volgens hem kan een kind pas effectief leren als het actief en gemotiveerd is.

Wat Cöp noemt heeft te maken met de theorie achter het Adaptief onderwijs. Adaptief Onderwijs heeft namelijk 3 basisvoorwaarden. Als aan deze basisvoorwaarden wordt voldaan, ontstaat er een actieve leerhouding. De eerste basisvoorwaarde is competentie;

1.2 Wet op Passend Onderwijs 2014

De Wet op Passend Onderwijs, een nieuwe wet die de overheid invoerde vanaf 1 augustus 2014. Het uitgangspunt van het Passend Onderwijs is goed onderwijs voor alle leerlingen. Door te kijken wat de kwaliteiten en mogelijkheden van een leerling zijn, wordt de beste plek uitgekozen. Door deze kinderen een plek te kunnen geven in het reguliere onderwijs, worden zij goed voorbereid op de maatschappij (passendonderwijs.nl, z.d.). Het uitgangspunt van de Wet op Passend Onderwijs wordt ook wel omschreven als ‘regulier waar het kan, speciaal waar het moet’ (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2013). Dit wil zeggen dat kinderen met een gedragsstoornis geplaatst kunnen worden op het reguliere onderwijs. Mocht de stoornis zo zwaar zijn of het kind speciale behoeften hebben, kan het altijd nog terecht op het speciaal onderwijs.

1.21 Doelen van de Wet op Passend Onderwijs

De overheid heeft de Wet op Passend Onderwijs bedacht met verschillende doelen voor ogen. Het belangrijkste doel is het creëren van goed onderwijs voor elke leerling. Door te kijken naar de onderwijsbehoeften, kwaliteiten en mogelijkheden van het kind kunnen alle kinderen een passende plek in het onderwijs krijgen. Deze passende plek kan hierdoor ook vaker in het reguliere onderwijs zijn, in plaats van het speciale onderwijs. Het doel is om scholen te ondersteunen in de begeleiding en zorg van deze kinderen. Ook is het Passend Onderwijs ingevoerd om te voorkomen dat kinderen langdurig thuis moeten zitten, omdat er voor hen geen plek is op verschillende scholen (Rijksoverheid, z.d.). Christelijk Voortgezet Onderwijs Rotterdam noemt verder als doelen het verbeteren van het onderwijs en het vergroten van de leeropbrengsten (CVO, 2012).

Nevendoelen van Passend Onderwijs zijn bijvoorbeeld het versterken van de positie van de docent en de ouders. Ook is het de bedoeling dat de zorgstructuur in, maar ook rond de school versterkt wordt. Ook moeten de negatieve effecten van het Leerlinggebonden Financiering (zie financiering) moeten worden voorkomen doordat er wordt gekeken naar welke leerling recht heeft op extra zorg, in plaats van recht op geld (CVO, 2012).

1.22 Zorgplicht

Met de invoering van de Wet op Passend Onderwijs krijgen de scholen Zorgplicht. Dat houdt in dat

scholen de plicht hebben om te zorgen dat een kind dat vanwege problemen niet op hun school geplaatst kan worden, wel terecht kan op een onderwijsinstelling in de buurt (passendonderwijs.nl, z.d.). Vanaf 1 augustus 2014 zijn scholen verplicht te zoeken naar een passende plek voor een kind dat extra ondersteuning nodig heeft. De Zorgplicht gaat over drie ‘stappen’. De eerste stap is dat het kind op de school terechtkan waar het zich heeft aangemeld, eventueel met extra zorg. Mocht dit niet mogelijk zijn wordt er gekeken naar de tweede stap, een andere reguliere school. Samen met de ouders wordt alles besproken en wordt er gekeken naar de deskundigheid van andere scholen. Mocht het kind echt gespecialiseerde hulp nodig hebben of bieden de reguliere scholen geen uitkomst, dan kan er gekeken worden of er een plek is voor het kind in het speciale onderwijs (Rijksoverheid, z.d.).

Het voordeel van de Zorgplicht van scholen is dat ouders niet naar een andere school hoeven te zoeken als hun kind niet terechtkan op de school waar het kind is aangemeld. Ook wordt voorkomen dat kinderen die nergens terechtkunnen langdurig thuiszitten en er is een passende plek voor elk kind zodat elk kind goed onderwijs krijgt (Rijksoverheid, z.d.).

1.23 Financiering

Vóór de invoering van het Passend Onderwijs was er de Leerlinggebonden Financiering, ook wel het ‘rugzakje’ genoemd. Een rugzakje hield in dat leerlingen extra ondersteuning konden kregen in het reguliere onderwijs. Met dit extra budget was het ook mogelijk dat een leerling op het speciaal onderwijs terecht kon. Om deze financiering mogelijk te maken, moesten de ouders aanvraag doen bij de regionale Commissie voor de Indicatiestelling. Deze commissie bepaalde of een leerling in aanmerking kwam voor de leerlinggebonden financiering. Scholen mochten echter wel een plaatsingsbeleid hanteren.

Met de komst van het Passend Onderwijs verdwijnt het rugzakje. Het geld gaat nu naar het samenwerkingsverband waarin scholen samenwerken. Scholen worden onderdeel van een regionaal samenwerkingsverband. Er zijn 77 samenwerkingsverbanden voor het primair onderwijs en 75 voor het voortgezet onderwijs. Binnen de samenwerkingsverbanden wordt een ondersteuningsplan opgesteld waarin vast wordt gelegd hoe de scholen in die regio Passend Onderwijs zullen realiseren (passendonderwijs.nl, z.d.).

Het rugzakje verdwijnt, maar er wordt met de komst van Passend Onderwijs niet bezuinigd op de kosten. Het budget wordt alleen op een andere manier verdeeld. De Rijksoverheid maakt een onderscheid tussen basiskosten en kosten voor extra hulp. De basiskosten houdt in dat scholen een standaard bedrag krijgen per leerling, zowel in het reguliere als in het speciale onderwijs. Voor de extra ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben is ook een bedrag beschikbaar. Dit geld wordt verdeeld over de regionale samenwerkingsverbanden. Hiermee wordt de extra begeleiding van leerlingen betaald, maar ook de extra begeleiding voor leraren. Scholen kunnen nu dus zelf beslissen hoe het geld verdeeld wordt en zo kunnen zij beter kijken naar de onderwijsbehoeften van leerlingen (Rijksoverheid, z.d.).

DE BRON VAN RUGZAKJE VINDEN

1.24 Politiek en Passend Onderwijs

https://www.eduvier.nl/user_files/1396003579eduvier.pdf

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/passend-onderwijs-vanaf-schooljaar-2014-2015

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.