De voorwaarden en reikwijdte van de .. en hoe verhouden deze regelingen tot elkaar?
Agressie, geweld en intimidatie tegen de werknemer staat momenteel volop in de belangstelling. Recente berichten van agressie en geweld tegen werknemers in functie hebben voor veel maatschappelijke en politieke verontwaardiging geleid. Zo verscheen recentelijk in het nieuws dat een conducteur door een viertal jongens werd mishandeld op station Abcoude. De conducteur werd tegen de grond gewerkt en kreeg meerdere malen klappen en schoppen. In Putten werd een ambulant begeleider tijdens een bezoek aan een cliënt door de man hard in zijn gezicht geslagen, en liep hierdoor meerdere breukjes in zijn gezicht op. Uiteraard is de veroorzaker in beginsel aansprakelijk voor de schade die is aangericht. De verhaalsmogelijkheden zijn echter beperkt, bijvoorbeeld omdat de veroorzaker niet altijd te traceren is, of geen inkomen en vermogen heeft om de schade te vergoeden. Staat de werknemer dan met lege handen, of wordt de schade op een andere manieren vergoed?
Een eerste manier waarop de schade kan worden vergoed is via de werkgeversaansprakelijkheid. Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW rust op de werkgever een zorgplicht voor de veiligheid van zijn werknemers die in de rechtspraak als streng wordt uitgelegd. Deze zorgplicht houdt in dat de werkgever is verplicht zorg te dragen voor de veiligheid van de werkomstandigheden, en de werkzaamheden moet organiseren op de wijze waarop de werknemer beschermd is tegen aan zijn arbeid verbonden veiligheidsrisico’s. In de eerste instantie heeft deze zorgplicht betrekking op lokalen, de werktuigen en gereedschappen waarin en waarmee de werknemer de werkzaamheden verricht. Daarnaast dient de werkgever maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven voor het verrichten van de arbeid, zodat de veiligheid van de werkzaamheden binnen het bedrijf bevorderd worden. Voldoet de werkgever niet aan de zorgplicht, dan is zij op grond van het tweede lid van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van haar werkzaamheden lijdt.
Artikel 7:658 biedt echter geen uitkomst in omstandigheden waar de werkgever kan aantonen dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Daar waar artikel 7:658 BW geen bescherming biedt, bestaat artikel 7:611 BW als alternatieve grondslag voor aansprakelijkheid. Art. 7:611 BW bestaat uit twee verschillende soorten aansprakelijkheid: een zorg- en preventieplicht op grond van 7:611 (I) BW en een verzekeringsplicht van de werkgever ex artikel 7:611 (II) BW. Tot voor kort was er in de lagere rechtspraak en literatuur onduidelijkheid over de vraag of de verzekeringsplicht ook kon gelden in andere gevallen waarin de werknemers tijdens hun werkzaamheden worden blootgesteld aan risico’s die min of meer vergelijkbaar zijn met verkeersrisico’s. Op 11 november 2011 heeft de Hoge Raad met een tweetal uitspraken de verzekeringsplicht duidelijk afgebakend: de verzekeringsplicht van de werkgever geldt alleen in gevallen waarin werknemers tijdens
Op 11 november 2011 heeft de Hoge Raad echter met een tweetal uitspraken deze verzekeringsplicht ex art. 7:611 BW duidelijk afgebakend. Conclusie van deze uitspraken is dat de verzekeringsplicht uit de verkeersongevallenjurisprudentie niet van toepassing is op andere situaties waarin de werknemers tijdens hun werkzaamheden worden blootgesteld aan risico’s die min of meer vergelijkbaar zijn met verkeersrisico’s. Dit betekent dat alleen van de werkgever kan worden verlangd een verzekering af te sluiten voor het geval dat de werknemers tijdens haar werkzaamheden schade oploopt in het verkeer. De Hoge Raad ziet geen ruimte om deze uitzondering nog verder uit te breiden: dit zou de betekenis van artikel 7:658 BW uithollen en het zou de rechtszekerheid en hanteerbaarheid van het recht niet ten goede komen.
Een tweede mogelijkheid waarop de werknemer haar schade vergoedt kan krijgen is door middel van voeging in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding (artikel 51f lid 1 Sv). Op de manier van voeging in een strafproces kan de werknemer om vergoeding van de schade vragen, en loopt de schadeclaim mee in het proces tegen de verdachte. Een wetswijziging die op 1 januari 2011 is ingegaan, versterkt de positie van de benadeelde. Deze wijziging bevat de zogenaamde voorschotregeling. Deze regeling houdt in dat de staat het (resterende) bedrag uitkeert aan de slachtoffer, indien de schadevergoeding als maatregel is opgelegd. Deze uitkering vindt plaats indien de schadevergoeding door de staat niet (volledig) kan worden geïnd bij de veroordeelde binnen acht maanden na de dag waarop het vonnis of arrest onherroepelijk is geworden.
Een derde manier voor de werknemer om de schade vergoed te krijgen, is door het indienen van een verzoek tot schadevergoeding bij het Schadefonds geweldsmisdrijven. Om in aanmerking te komen voor een uitkering uit het Schadefonds moet aan alle vereisten worden voldaan die de Wet Schade Fonds Geweldsmisdrijven stelt. Zo moet er sprake zijn van een ernstig geweldsmisdrijf met ernstig psychisch of fysiek letsel tot gevolg. De uitkering wordt naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Ook hier geldt de zogenaamde voorschotregeling. Deze regeling betekent dat indien slachtoffer voldoet aan de voorwaarden en voor een uitkering in aanmerking komt, de uitkering op voorhand betaalbaar wordt gesteld. De uitkering fungeert echter als een voorschot onder voorwaarde: indien het slachtoffer op een ander manier het schadebedrag heeft ontvangen, moet dit bedrag aan de schadefonds worden terugbetaald.
§1.2. Centrale probleemstelling
Over de positie van de werknemer die in haar werkzaamheden schade leidt door derden bestaat nog veel onduidelijkheid. Wanneer kan de werknemer in dit soort gevallen bijvoorbeeld een succesvol beroep doen op de werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW en artikel 7:611 BW? Met de tweetal arresten van 11 november 2011 heeft de Hoge Raad de bal weer bij de wetgever gelegd om het probleem op te lossen. Hoe moeten we nu verder? Niet alleen juristen vragen zich af hoe het verder zal lopen, maar ook de
Niet alleen juristen vragen zich af hoe het verder zal lopen, maar ook de overheid en de werkgeversorganisaties. Een en ander zal afhangen van rechtspolitieke keuzes, maar eveneens met hetgeen vanuit economische en in het bijzonder ook de optiek van de verzekeraars haalbaar is (plagiaat). Is het de taak van de Hoge Raad om de verzekeringsplicht uit te breiden/ in het leven te roepen of is dit de taak van de overheid of de (verzekerings) maatschappij?
En indien de werkgever niet aansprakelijk is, welke mogelijkheden staan nog meer open voor de werknemer om (een deel van) zijn schade vergoedt te krijgen? De nadruk wordt gelegd op het verhalen van schade door middel van voeging in het strafproces en het schadefonds geweldsmisdrijven. Wat zijn de voorwaarden en reikwijdte van de regelingen? In dit opzicht is de voorschotregeling in januari 2011 ingevoerd. Deze regeling houdt in het kort in dat de Staat de schadevergoeding aan de slachtoffer voorschiet en het slachtoffer dus niet het verhaalsrisico draagt. Maar is dit een goede regeling of is aan deze regeling ook nadelen verbonden? Waar de wetgever onduidelijk is geweest is wat zij bedoelen met de term ‘geweldsdelicten’. Valt het er ook onder als de werknemer in haar werkzaamheden schade leidt door derden?
Een belangrijke vraag is hoe de genoemde systemen zich tot elkaar verhouden. Hoe verhouden deze systemen zich tot elkaar? Is het wenselijk dat de schade wordt verplaatst naar de werkgever, de verzekeraar of de staat?
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te bieden rondom het problematiek van het Nederlandse schadevergoedingsstelsel, in het geval werknemers tijdens hun werkzaamheden schade oplopen door derden. Dit onderzoek beoogt voornamelijk voor werknemers die schade hebben geleden onder deze omstandigheden, een overzicht te bieden van de manieren waarop de schade kan worden verhaald. Daarnaast beoogt dit onderzoek een bijdrage te leveren aan de oplossing voor de gevolgen van de uitholling van de sociale zekerheid. Werknemers die meer dan twee jaar arbeidsongeschikt zijn door een ongeval op het werk, worden plotseling geconfronteerd met een flinke inkomensachteruitgang. Deze verslechterde financiële situatie kan worden gecompenseerd door de genoemde drietal geschetste wegen te bewandelen. [..] Door het schadevergoedingsstelsel uiteen te zetten en te onderzoeken wat de wenselijke manieren zijn van schadeverplaatsing hoop ik met dit onderzoek meer rechtszekerheid te bieden aan de werknemer die slachtoffers zijn van dergelijke ongevallen.
§1.3. Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Welke mogelijkheden zijn er in het huidige Nederlands recht om als werknemer haar schade te verhalen, indien zij op het werk schade loopt door derden?’
§1.4. Methodologisch verantwoording/ plan van aanpak
Om de onderzoeksvraag zo adequaat mogelijk te beantwoorden, zal ik gebruik maken van diverse bronnen. Mijn literatuurlijst bestaat voornamelijk uit juridisch handboeken, monografieën, we-tenschappelijke artikelen en jurisprudentie. Daarnaast
gebruik maken van meerdere bronnen. Mijn literatuurlijst bestaat voornamelijk uit juridische handboeken, wetenschappelijke artikelen en jurisprudentie. Daarnaast zal ik kennis nemen van
§1.4. Voorlopige hoofdstukindeling
1. Inleiding
1.1. Onderwerp
1.2. Centrale probleemstelling
1.3. Methodologische verantwoording/plan van aanpak
2. De arbeidsovereenkomst als grond voor aansprakelijkheid
2.1. Inleiding
2.2. Artikel 7:658 BW
2.2.1. Literatuur
2.2.2. Rechtspraak
2.3. Artikel 7:611 BW
2.3.1. Literatuur
2.3.2. Rechtspraak
2.4. De verhouding 7:611- 7:658
3. Voeging in het strafproces
4. Het schadefonds geweldsmisdrijven
5. Rechtsvergelijking
5. Conclusie
§1.6. Een planning met volgorde van activiteiten
§1.7. Een tijdpad van deze activiteiten
– De cijfers
– Werkgeversaansprakelijkheid- art. 7:658 en 7:611, wat is de stand van de literatuur en rechtspraak, en is de uitkomst gewenst.
– Vergelijking met politie en brandweer, hoe zit het hiermee; niet alleen focussen op psychiatrische instel-lingen, want anders krijg ik te maken met de ARAR, waar ik dan in moet verdiepen.
– Eventueel vergelijking met andere landen, hoe doen zij het hier?
Voorlopige literatuurlijst
Tijdschriftartikelen
S.D. Lindenbergh, ‘Begrenzing van de verzekeringsplicht van de werkgever’, Ars Aequi 2012-3, p. 204-211.
Krispijn 2012
A. Krispijn, ’11-11-11, de Hoge Raad en 7:611 Duidelijk, maar onvermijdelijk arbitrair’, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2012-1, p. 33-39.
Sas 2012
A.H. Sas, ‘Strafrecht voor civilisten deel II: over de gewijzigde Wet schadefonds geweldsmisdrijven en nog enkele opmerkingen over schadeverhaal via het strafproces’, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2012-2, p. 45-60.
Jurisprudentielijst
HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5223 (De Rooyse Wissel)
HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5215 (TNT Post).