Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw is de vraag naar houdbaarder voedsel groter geworden. Evenals de vraag van de supermarkten om ervoor te zorgen dat ze voor de consumenten genoeg in voorraad hebben. Ze willen per direct aan de vraag van de consumenten voldoen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de producenten toevoegingen aan hun producten hebben gedaan. De vraag van de consumenten en de winkeliers heeft niet altijd te maken met de houdbaarheid, maar ook naar de verwachting van een producten en de continuïteit. De mensen hebben een bepaalde verwachting qua smaak, geur en kleur. Ook willen de producenten hun producten consequent maken, elke koekje moet exact dezelfde kleur, geur en smaak hebben.
In de jaren ’60 voert de Europese Unie een systeem met nummers in, om zo alle toevoegingen bij te kunnen houden en er controle op te houden. De stoffen zijn getest en toegestaan voor het gebruik in voedselwaren. Voorheen mocht ieder zelf hoeveel van een toegestane stof aan een product werden toegevoegd, vandaag de dag wordt ook de hoeveelheid vastgesteld door een strenge regelgeving.
Sinds 2002 ziet de EFSA(European Food Safety Authority) erop toe dat de producenten deze strenge regelgeving volgen. De EFSA bepaald aan de hand van de ADI(Aanvaardbare Dagelijkse Inname) hoeveel van een bepaalde stof in een product mag zitten.
E-nummers komen van nature voor in planten, dieren of voor in bijvoorbeeld gesteente. Ook zijn er E-nummers die van nature wel voorkomen in planten of dieren, maar die kunstmatig in een fabriek worden gemaakt. Ook bestaan er E-nummers die niet in de natuur voorkomen en die geheel kunstmatig gemaakt worden in een fabriek, door bepaalde stoffen te bewerken
Ieder E-nummer heeft een bepaalde functie in een product. Sommige nummers hebben zelfs meerdere functies. Aan de nummers kun je al zien, welke functie ze hebben:
• E100-180 Kleurstoffen
• E200-252 Conserveermiddelen
• E260-297 Voedingszuren
• E300-321 Antioxidanten
• E322-392 Voedingszuren
• E400-495 Geleermiddelen, emulgatoren, stabilisatoren en verdikkingsmiddelen
• E500-586 Zuurteregelaars, antiklontermiddelen en rijsmiddelen
• E620-650 Smaakversterkers
• E900-915 Glansmiddelen en anti- schuimmiddelen
• E920-928 Meelverbeteraars
• E938-949 Verpakkingsgassen
• E950-969 en 420-421 Zoetstoffen
• E999-1300 Diverse hulpstoffen
• E1500-1525 Kunstmatige smaakstoffen en oplosmiddelen voor aroma’s
E-nummer categorieën en hun functie:
Antiklontermiddelen
Gaan het klonteren tegen van poedervormige levensmiddelen in de verpakking.
Bijvoorbeeld bij: melkpoeder, zout en kruiden en specerijen.
Antioxidanten
Beschermen tegen aantasting door de zuurstof in de lucht, waardoor smaakbederf en kleurverandering wordt tegengegaan.
Bijvoorbeeld bij: vlees, sauzen en koekjes.
Antischuimmiddelen
Voorkomen of verminderen dat een product gaat schuimen tijdens bereiding of gebruik.
Bijvoorbeeld bij: soep en ananassap.
Complexvormers
Worden gebruikt om metalen te binden.
Bijvoorbeeld bij: frisdranken, kaas en sauzen.
Conserveermiddelen
Gaan bederf door bacteriën en schimmels tegen. Ze verlengen de houdbaarheid.
Worden bij vele producten gebruikt.
Draagstoffen
Worden gebruikt als hulpstof voor andere stoffen, bijvoorbeeld om ze makkelijker te laten oplossen.
Bijvoorbeeld bij: kauwgom, zoetjes en voedingssupplementen.
Drijfgassen
Worden gebruikt om in verpakkingen druk te vormen.
Bijvoorbeeld bij: een spuitbus slagroom.
Emulgatoren
Maken het mogelijk vet en water te vermengen tot één geheel.
Bijvoorbeeld bij: ijs, chocolade en sauzen.
Geleermiddelen
Zijn verdikkingsmiddelen om het product steviger te maken.
Bijvoorbeeld bij: zuivelproducten en dranken.
Geur- en smaakstoffen
Ook wel aromastoffen genoemd. Geven een product een bepaalde geur of smaak.
Bijvoorbeeld bij: snoep, frisdranken en toetjes.
Glansmiddelen
Geven een glanzend of afdekkend laagje.
Bijvoorbeeld bij: schil van vruchten, op chocolade of koffiebonen.
Kleurstoffen
Worden gebruikt voor het kleuren van levensmiddelen.
Bijvoorbeeld bij: snoep, groente en blikfruit of glas en dranken.
Meelverbeteraars
Worden aan meel of deeg toegevoegd om de bakeigenschappen te verbeteren of meel witter te maken.
Rijsmiddelen
Laten gas vrijmaken waardoor het volume van deeg of beslag vergroot wordt.
Bijvoorbeeld bij: koek en gebak, pizzadeeg en bakpoeder.
Schuimmiddelen
Worden gebruikt voor de vorming van schuim in dranken.
Smaakversterkers
Zijn stoffen die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om een smaak intenser of beter te maken.
Bijvoorbeeld bij: kauwgom, snacks en frisdranken.
Stabilisatoren
Stabiliseren de toestand waarin een product verkeert.
Bijvoorbeeld bij: zuivelproducten, chocolade en sauzen.
Verdikkingsmiddelen
Maken het product steviger, een soort bindmiddel.
Bijvoorbeeld bij: pudding, jam en snoep.
Verpakkingsgassen
Worden in verpakkingen van uiteenlopende producten gebruikt om te zorgen dat ze goed blijven.
Voedingszuren
Zijn zuren die gebruikt worden voor het inleggen van levensmiddelen in zuur of voor het verhogen van de zure smaak.
Bijvoorbeeld bij: vruchtensappen, groente of fruit in blik of glas en zuivelproducten.
Vulstoffen
Worden gebruikt om producten volume te geven.
Bijvoorbeeld bij: voedingssupplementen, zoetjes en kauwgom.
Zoetstoffen
Worden toegevoegd om producten zoeter te maken. Weinig calorieën.
Bijvoorbeeld bij: snoep, frisdranken en zuivelproducten.
Zuurteregelaars
Wijzigen of regelen de zuurtegraad van een product.
Bijvoorbeeld bij: mineraalwater, vruchtensappen en groente en fruit in blik en glas.
Alle E-nummers worden goed onderzocht en goedgekeurd. Ze kunnen veilig worden gebruikt. Er gaan veel verhalen rond, waarin wordt gewaarschuwd voor de bijwerkingen van E-nummers. Ze zouden schadelijk zijn voor onze gezondheid. Deze verhalen zijn vaak gebaseerd op verkeerd feiten en onderzoeken. Voor mensen met de erfelijke aandoening PKU(fenylketonurie) kan het aminozuur fenylalanine uit aspartaam niet goed worden afgebroken. Dit kan negatieve gevolgen in de hersenen hebben.