DEEL 1: LITERATUURSTUDIE

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE
1.Ondernemerschapsintenties
1.1. Introductie

De Iers-Franse econoom Richard Cantillon was ”n van de pioniers in het domein van ondernemerschap. Cantillon definieerde een ondernemer als een persoon die een grondstof aankocht aan een vooraf vastgelegde prijs en dit dan weer verkocht aan een onbekende prijs en dit handelsrisico op zich nam. (L”o Paul Dana,2011) Komt uit world encyclopedia of entrepreneurship. Later beschreven Hisrich, Peters en Shepherd ondernemerschap als volgt ‘Entrepreneurship is the process of creating something new with value by devoting the necessary time and effort, assuming the accompanying financial, psychic, and social risks, and receiving the resulting rewards’ (Hisrich, Peters, & Shepherd, 2005, p. 8).

De effectieve beslissing om een bedrijf op te starten gebeurt niet zomaar van vandaag op morgen. Er moet sprake zijn van een intentie vooraleer dat men effectief kan overgaan tot het ondernemen op zich (Davidsson,1995). Tubbs and Ekeberg (1991) defini”ren een intentie als volgt:’ a cognitive representation of both the objective (or goal) one is striving for and the action plan one intends to use to reach that objective’. Anders gezegd: om te kunnen spreken van een intentie moeten er 2 zaken aanwezig zijn: een beeld van het doel dat men wilt bereiken en een actieplan. In deze masterproef zal specifiek toegespitst worden op ondernemerschapsintenties in het bijzonder: ‘Wat zijn nu factoren die een persoon meer of minder kans geven om een onderneming op te starten?’

Sinds de jaren 70 werden vele westerse bedrijven geconfronteerd met dezelfde trend: grote, stabiele ondernemingen waren niet langer in staat om een blijvende groei in hun werkgelegenheid te cre”ren. Dit had als gevolg dat er permanent hoge graden van werkloosheid ontstonden met daaraan gekoppeld een groeiend belang voor kleine en nieuwe bedrijven als bronnen voor nieuwe jobs (Davidsson, 1995).
1.2. Modellen

Er zijn een aantal modellen in de literatuur die inzicht geven in deze (ondernemerschaps)intenties. Hier worden achtereenvolgens drie modellen behandeld: (1) The theory of planned behaviour (Ajzen), (2) Model of entrepreneurial event (Shapero), (3) an economic and psychological model of determinants of entrepreneurial intentions (Davidsson).
1.2.1. The Theory of Planned Behavior (TPB)- Icek Ajzen

Het uitgangspunt van de Theory of Planned Behaviour stelt dat gedragsintentie enkel en alleen resulteert in een bepaald gedrag als de persoon in kwestie zelf kan beslissen om het gedrag al dan niet uit te voeren . Ajzen (1991) beschrijft dat alle motivationele factoren die een invloed hebben op het gedrag vervat zitten in deze intenties. Het zijn indicaties van de inspanningen die mensen bereidt zijn van te doen om het gedrag uit te voeren. Deze gedragsintenties zijn op hun beurt afhankelijk van 3 verschillende factoren (Ajzen,1991):
1. Attitude towards behaviour
2. Subjective norm
3. Perceived behavioural control

Attitude gaat over de individuele overtuiging, de mening van een persoon ten opzichte van een bepaald gedrag. Er zijn 2 zaken die de attitude be”nvloeden: overtuiging dat het gedrag een bepaalde uitkomst bezit en de evaluatie van dat van deze uitkomst door de persoon(beetje aangepast uit boek, mag dit?).(boek marketing communicatie) Als bijvoorbeeld het opstarten van een onderneming tot veel persoonlijke voldoening zou leiden en men vindt het attribuut ‘persoonlijke voldoening’ zeer belangrijk, dan zal deze persoon een positieve attitude hebben in dit geval.( mag dit?, zelf uitgevonden obv andere voorbeelden, want staan geen voorbeelden van ondernemers in de tekst).

De subjectieve norm wordt op haar beurt tot stand gebracht door 2 andere factoren. De eerste factor is een norm die bestaat uit wat verschillende referentiegroepen als sociaal wenselijk gedrag beschouwen. Een tweede factor is de sociale sensitiviteit. Dit kan gedefinieerd worden als de behoefte of de bereidheid van de persoon om zich naar deze norm te schikken.(boek marketingcommunicatie).Het gaat hier bijvoorbeeld over de waarde die uw vriendengroep hecht aan het feit dat u ondernemer wordt en de mate waarin u de mening van deze groep belangrijk vindt(Krueger,Reilly,&Carsrud,2000).

(idem opmerking) ‘ niet zelf uitgevonden staat in tekst van krueger, competing models of entrepreneurial intentions

Perceived behaviour control kan gedefinieerd worden als de perceptie die mensen hebben over hun mogelijkheden om een bepaald gedrag in de praktijk te brengen. Er zijn 2 factoren die een invloed hebben op deze perceived behaviour control: ‘control beliefs’ en ‘control frequency’. Onder control beliefs wordt begrepen het aanwezig zijn van factoren die de uitvoering van een bepaald gedrag kunnen aanmoedigen of verhinderen. Control frequency is de frequentie met de welke bepaalde aanmoedigingen of hindernissen voorkomen. (foto van filmpje en site bij bronnen)

Samengevat stelt dit model dat indien deze 3 factoren gunstig zijn, dan kan men concluderen dat de intentie voor een bepaald gedrag hoog zal zijn. Anders gezegd: als een persoon een positieve attitude heeft ten opzichte van een bepaald gedrag, als de persoon ervan uitgaat dat zijn belangrijkste referentiegroepen het gedrag als sociaal wenselijk beschouwen en als de perceived behaviour control groot is, dan zal de intentie voor het uitvoeren van een bepaald gedrag hoog zijn. Hoe groter deze intenties zijn, hoe groter de kans is dat dit gedrag aan de dag gelegd wordt.

FIGUUUUUR

1.2.2. Model of the entrepreneurial event(SEE)- Shapero
Geraak niet op de paper op internet

1.2.3. An economic-psychological model of determinants of entrepreneurial intentions- Davidsson

Davidsson beschrijft in dit model verschillende determinanten die een invloed hebben op ondernemerschapsintenties. Deze determinanten hebben zowel een economische als een psychologische invalshoek.

Net zoals in de 2 modellen hierboven gaat Davidsson er voor het opstarten van een onderneming ook vanuit dat er eerst een intentie nodig is. Deze intentie wordt volgens Davidsson bepaald door de conviction (overtuiging) dat een carri”re als ondernemer een geschikt alternatief is. Bovendien is de intentie ook afhankelijk van de variabele situation (situationale factoren). Hiermee wordt de current employment status (huidige werkstatus) (en veranderingen in deze status) bedoelt. Vele studies komen allemaal tot dezelfde conclusie dat er een positieve relatie is tussen werkloosheid en het opstarten van een onderneming. Daarnaast stelt Davidsson dat deze current employment status ook een invloed heeft op de intention and conviction.

Verder definieert Davidsson nog het begrip attitude in zijn model. Hierbij maakt hij een onderscheid tussen general attitudes (algemene attitudes) en domain attitudes (domeinattitudes). Het cruciale verschil tussen beide is dat bij algemene attitudes het gaat over attitudes die geen verband houden met ondernemerschap. Bij domeinattitudes is dit wel het geval.

Als algemene attitudes onderscheidt Davidsson 5 verschillende factoren. Een eerste factor is factor change-orientation (veranderingsgezindheid) die weergeeft in welke mate men houdt van veranderingen. Een tweede factor is de valuation of money die weergeeft hoe een individu geld gaat waarderen. Daarnaast zijn er ook nog andere factoren zoals competitiveness (hoe staat de persoon ten opzichte van competitiviteit), achievement motivation (hoe sterk is het individu gemotiveerd om een doel te bereiken) en autonomy (de nood aan onafhankelijkheid van het individu).

Als domeinattitudes onderscheidt Davidsson payoff, societal contribution en know-how. Pay-off beschrijft de opvattingen die men heeft omtrent de werklast, het risico en de financi”le winsten van een ondernemer. De social contribution factor geeft weer in welke mate men denkt dat een ondernemer waarde toevoegt in de maatschappij, terwijl know-how een beeld geeft in welke mate een persoon de kennis heeft om een idee om te zetten in de praktijk.

Een laatste determinant in dit economisch-psychologisch model is de personal background (persoonlijke achtergrond). Hieronder vallen bijvoorbeeld gender, vicarious expierence, experience with radical change, age(leeftijd) en education(opleiding). Verschillende studies tonen aan dat in de meeste landen het aandeel mannelijke ondernemers veel groter is dan het aantal vrouwelijke ondernemers. Vicarious experience is een omschrijving voor het leren door middel van observatie. Het wordt beschouwt als een bron van zelfeffectiviteit. Davidsson (1995) stelt dat vicarious experience of entrepreneurship verkregen wordt door te werken in een klein bedrijf die door de eigenaar wordt beheert.
De relatie tussen opleiding en ondernemerschapsintenties is niet altijd ”nduidig. Zo is er een studie die aangeeft dat in Zweden het opleidingsniveau van een doorsnee ondernemer is ge”volueerd van ‘minder dan gemiddeld’ naar ‘meer dan gemiddeld’. Ook radicale levensveranderingen kunnen een invloed hebben op ondernemerschapsintenties. Zo is er het feit dat immigranten of etnische minderheidsgroepen vaak ondernemer worden. Een aantal verklaringen hiervoor zijn bijvoorbeeld discriminatie of andere culturele normen. Ten slotte speelt de factor leeftijd ook nog een belangrijke rol voor de aanwezigheid van de drift om een onderneming op te starten. Rond de leeftijd van 35 jaar bereiken de ondernemerschapsintenties een hoogtepunt en is de kans dat men overgaat tot het opstarten van een onderneming het grootst.
FIGUUUUUUR
1.3. Impact van individuele karakteristieken op ondernemerschapsintenties

1.3.1. Persoonlijkheid

Het is niet eenvoudig om een profiel op te stellen van wie de ondernemer nu eigenlijk is. Waarom gaan bepaalde individuen een onderneming opstarten terwijl anderen in dezelfde omstandigheden dat niet doen? (Gartner, 1988). Gartner (1988) kwam in zijn studie ‘who is an entrepreneur’ tot de conclusie dat het niet zinvol is om een beeld te vormen van de ondernemer op basis van persoonlijkheidskenmerken. Na een leegte in de literatuur omtrent dit onderwerp van ongeveer 20 jaar, was er terug een groeiende interesse voor de rol van persoonlijkheidskenmerken op ondernemerschap (Zhao,Seibert, Lumpkin,2009). Zhao & Seibert (2006) stelden met hun five-factor model of personality dat een manager en een ondernemer wel degelijk verschillen van elkaar op basis van vier persoonlijkheidskenmerken. Ze concludeerden dat ondernemers hoger scoren dan managers op zorgvuldigheid (conscientiousness) en openheid tov nieuwe ervaringen (openness to expierence), terwijl ze lager scoren dan managers op emotionele instabiliteit (neuroticism) en de geneigheid voor het helpen van anderen (agreeableness). Er kon geen significant verschil gevonden worden tussen beiden voor extraversie (extraversion). Zhao et al. (2010) gebruikten later dit five factor model of personality samen met de variabele risk propensity ( risicogeneigdheid) om het effect na te gaan van deze variabelen op ondernemerschapsintenties. Men vond dat de variabelen zorgvuldigheid, openheid tov nieuwe ervaringen, emotionele instabiliteit, geneigdheid voor het helpen van anderen en het nemen van risico positief gerelateerd waren aan intenties om een onderneming op te starten. Dit weerlegt het vermoeden van voorafgaande studies dat er geen eenduidig verband bestaat tussen de persoonlijkheid van een persoon en zijn ondernemerschapsintenties.
1.3.2. Geslacht

Vele studies zijn het er over eens dat er wel degelijk een verschil is tussen mannen en vrouwen wanneer het aankomt op het opstarten van een onderneming. Zo is de kans dat vrouwen betrokken zijn bij ondernemerschap veel kleiner dan die kans bij de mannen (Minniti,Nardone,2007).

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.