Essay: EINDPAPER IK ALS OPVOEDER EN BEGINNENDE ONDERZOEKER

1. Ori??nteringsfase

Argumentatie gekozen casus:
Ik heb gekozen voor de casus automutilatie bij adolescenten omdat het mij eerst en vooral aanspreekt, met als rede dat ik hier vaak al mee te maken heb gehad. Een goede vriend van mij sneed zichzelf meerdere keren, en in die periode wou ik er natuurlijk zijn voor hem en hem helpen, daarom vind ik het ook zeer belangrijk om uit te zoeken waarom mensen dit zichzelf aandoen, wat de redenen kunnen zijn en hoe of op welke manier ik zou kunnen helpen. Deze casus doet mij ook enorm denken aan hoe de situatie bij mijn vriend was, en zo zou ik willen achterhalen of ik hem wel degelijk juist heb geholpen en/of op welke manieren ik nog beter had kunnen helpen. Ik heb automutilatie in verschillende vormen al waargenomen, en ook bij verschillende personen. Vandaar mijn interesse in deze casus, om het te kunnen begrijpen en mee om te gaan.

1.1 Belangen
De adolescent zelf heeft hier natuurlijk last van. Ook de mensen waarmee de adolescent contact heeft kan ‘last’ hebben van zijn wonden die hij zelf heeft toegebracht, zeker als mensen het effectief doorhebben dat dit geen doodgewone ‘kras’ is van een of ander huisdier dat hem gekrabd heeft of dergelijke. Deze mensen kunnen eronder lijden omdat ze niet weten hoe ze de adolescent kunnen helpen en in sommige gevallen zichzelf zelfs schuldig kunnen voelen. Er valt ook niet te vergeten dat verschillenden (niet alleen adolescenten) maar ook volwassenen met dit probleem te maken hebben. Als men de reden(en) hebben achterhaald waarom deze persoon aan automutilatie lijdt dan kunnen de ouders, CLB, ‘ de jongere helpen en begeleiden, dus kunnen ze aan de slag gaan met deze persoon. Docenten, medestudenten en scholen kunnen met dit onderzoek antwoorden op vragen krijgen die nog niet opgelost zijn, of antwoorden op vragen verbeteren die in het verleden aan bod gekomen zijn. Experten, literatuur en artikels kunnen mij aanvullen bij dit onderzoek.

1.2 Belang voor de organisatie
Dit onderzoek is belangrijk om mensen antwoorden te kunnen geven op vragen zoals: wat kunnen de oorzaken zijn? Kan je dit probleem behandelen? En zo zijn er nog wel duizend vragen. De mensen die hulp zoeken kunnen misschien met deze informatie al een stap verder gaan. Met dit onderzoek kan ik ook aantonen bij welke leeftijd automutilatie het meest voorkomt.

1.3 Literatuur
1.3.1 Zoektermen
‘ Deelonderwerpen
‘automutilatie’: dit is het onderwerp van de casus, over dit onderwerp ga ik een onderzoek doen, dus is het logisch dat ik automutilatie als deelonderwerp neem
‘oorzaken’: ik wil uitzoeken wat juist de ‘redenen’ of oorzaken zijn waarom mensen lijden aan automutilatie
‘behandelingsmogelijkheden’: ik ga er vanuit dat automutilatie te behandelen is en ook dit hoort bij mijn onderzoek, niet alleen de oorzaken te weten te komen maar ook bepaalde manieren om automutilatie te behandelen en deze mensen te helpen en te begeleiden in dit traject

‘ Synoniemen
‘automutilatie’: ‘zelfverminking’, ‘zelfbeschadiging’, ‘zelfverwonding’, ‘automutilation’, ‘self-mutilation’, ‘self-harm’, ‘self-injury’
‘oorzaken’: ‘aanleidingen’, ‘redenen’, ’causes’, ‘reasons’
‘behandelingsmogelijkheden’: ‘treatment options’

1.3.2 Search
Ik ben te werk gegaan met de databank ‘limo’, dit gaf echter geen enkel resultaat, welke deelonderwerpen of synoniemen ik ook gebruikte. Ik gebruikte bij limo in ‘alle velden’ als eerste titel (automutilatie of een synoniem) dan als tweede en derde ‘onderwerp’ (behandelingsmogelijkheden en oorzaken of een synoniem). Ik wou de resultaten minimaliseren dus heb ik boeken en artikels geactiveerd zodat ik enkel deze als resultaat zou uitkomen. Via limo heb ik mij aangemeld in ‘web of science’ en daar had ik wel enkele goede resultaten, bij ‘basic search’ gebruikte ik verschillende Engelstalige synoniemen voor automutilatie, dan kon ik kiezen tussen ‘and’ of ‘or’ , ik heb beide gebruikt maar ik had het meeste resultaat als ik ‘and’ gebruikte, in het veld telkens naast de ‘or’ of ‘and’ plaatste ik ‘treatment’ en ’causes’ of een synoniem. Om mijn resultaten te minimaliseren gebuikte ik een filter en heb ik enkel artikels en/of boeken aangeduid. Hierna heb ik google scholar moeten hanteren want ik kon geen enkel artikel en boek openen in web of science. Google scholar was de oplossing, ik koos zorgvuldig mijn deelonderwerpen uit en/of synoniemen zodat ik passende artikels en/of boeken vond. Een voorbeeld van hoe ik op google scholar te werk ging was in het zoekveld ‘zelfverminking oorzaken behandelingsmogelijkheden’ te plaatsen, en dit gaf uiteraard veel resultaten als gevolg. Ik heb er voor gezorgd dat de artikelen recent waren, om fouten te vermijden mochten er in het verleden al aanpassingen gemaakt zijn in verband met de juiste behandelingen, ‘

1.3.3 Selectie bronnen
Ik heb 44 titels gelezen, toen ik was begonnen met het opzoeken van artikels en/of boeken verliep dit in het begin moeizaam, naar mate ik hier langer mee bezig was ging het wel vlotter. Ik heb lang gezocht naar een goed Engelstalig artikel of boek. Het is uiteindelijk een boek geworden omdat dit het meest duidelijke was dat ik effectief vond. Er waren 12 titels veelbelovend dus las ik de abstracts hiervan. Sommige abstracts waren echter heel kort en ik kon niet duidelijk zien of het wel een goed artikel of boek was dat van toepassing zou kunnen zijn op mijn onderzoeksvraag, wat zijn de oorzaken van autoumutilatie? Dus las ik 10 volledige teksten, ik heb er de 6 beste uitgenomen (het Engelse boek is hier meegerekend). Sommige teksten waren niet volledig genoeg of gaven geen duidelijk antwoord.

34 titels ‘ 12 abstracts ‘ 10 volledige teksten = 6 relevante artikels/boek

1.3.4 Literatuurstudie
Definitie
Wat is er bekend over mijn onderwerp? Automutilatie is sociaal niet aanvaard. De persoon brengt zichzelf een fysiek letsel toe zonder de bedoeling zichzelf van het leven de beroven. Er bestaan verschillende vormen van zelfverwonding. Voorbeelden hiervan zijn: zichzelf krabben, branden, snijden, kneuzingen aanbrengen, voorwerpen inslikken, uitsteken van de ogen, amputatie van de ledematen’ In de literatuur wordt er verwezen naar dat het dragen van ‘?n of enkele piercings of tatoeages niet worden beschouwd als vormen van zelfverwonding, omdat zij sociaal aanvaard zijn als vorm van lichaamsdecoratie (Claes, & Vandereycken, 2009).
Ook word er in de literatuur gezegd dat de term ‘automutilatie’ beter voor behouden wordt voor de ernstigere, verminkende vormen zoals bijvoorbeeld de amputatie van een lidmaat, zelfcastratie of oogenucleatie. De ernstigere vormen zijn zeldzaam, gebeuren meestal eenmalig en beperken zich tot pati??nten met een psychose of acute intoxicatie. De minder ernstige vorm van snijden en krassen worden opzettelijke zelfverwonding genoemd, de gevolgen gaan van een gemakkelijk geneesbare kras tot diepe sneden die brede littekens zullen nalaten. Ondanks eventuele weefselschade blijft het lichaam wel intact in zijn volledige contouren, in tegenstelling tot de automutilatie is dit niet het geval (Van Camp, 2012).

Normaal of abnormaal?
Zelfbeschadiging lijkt gemakkelijk te omschrijven als het tegendeel van zelfzorg. Maar toch is het niet zo eenvoudig om zelfbeschadiging of zelfzorg van elkaar te onderscheiden. Een gebrek aan zorg kan schadelijk zijn, maar bovenmatige zorg kan dat ook zijn. Verder zijn bepaalde vormen van ‘lichaamsbeschadiging’, zoals operaties, noodzakelijk om het eigen lichaam gezond te houden. Om duidelijkheid te scheppen, is het dus belangrijk om onderscheid te maken tussen normale en abnormale vormen van zowel zelfzorg als zelfbeschadiging (Claes, & Vandereycken,
2007).

Oorzaken
Onderzoek toonde aan dat ZVG frequenter voorkomt bij meisjes dan bij jongens en vaker in de adolescentie dan in de volwassenheid. De adolescentie kenmerkt zich door vele veranderingen op bio psychosociaal gebied. Indien de jongere geen adequate manier vindt om hiermee om te gaan, verhoogt de
kans op ZVG, zeker indien de jongere zich niet goed ‘in zijn vel’ voelt en contact heeft met jongeren die zichzelf verwonden (Claes, & Vandereycken, 2009).

Behandelingen

‘ Behandeling 1
Hiernavolgend bespreken we kort enkele aandachtspunten voor de cli??nt en de hulpverlener in de aanpak van ZVG (Claes & Vandereycken, 2007).

CLIENT
(1) Zelfregistratie. De cli??nt houdt een dagboek bij waarin hij aan de hand van een schema een overzicht maakt
van de situaties die ZVG uitlokken, de gevoelens en gedachten die eraan voorafgaan, de beschrijving van
het gedrag zelf, de functies ervan, en de gevoelens, gedachten en gedragingen achteraf.
(2) Responspreventie. Wanneer de cli??nt inzicht heeft verworven in de uitlokkers van ZVG, kan hij de situatie
proberen te vermijden om zo ZVG te voorkomen en een gevoel van controle te ervaren
(3) Alternatief afreageren. Natuurlijk kan niet elke mogelijk uitlokkende situatie vermeden worden en zal de cli??nt
moeten leren om zijn gevoelens op een andere manier te reguleren. Het ZVG dient te worden vervangen
door gezonde alternatieven. Het gaat dan om gedragingen die leiden tot een snelle ontlading van gevoelens
en gedachten, zonder dat ze evenwel schadelijk/pijnlijk zijn voor de cli??nt of een ander.

HULPVERLENER
(1) Neutrale wondverzorging betekent dat de wonden technisch correct verzorgd worden door een huisarts of verpleegkundige zonder commentaar te geven op het gedrag.
(2) Open communicatie. Daarna zal ZVG besproken worden wanneer het acute moment voorbij is. Erover
kunnen praten vergt immers een rustige sfeer bij zowel de cli??nt als de hulpverlener. Men zal daarbij
voornamelijk zoeken naar de betekenis of de functie van het gedrag.

‘ Behandeling 2
Een andere behandeling is van van Wijk, genaamd zelfcontroleprocedure, alleen richt deze behandeling zich enkel op pati??nten met persoonlijkheidsproblematiek (van Wijk, K. 1996).

‘ Behandeling 3
Cognitieve gedragstherapie, 12 sessies van 45 minuten.
-Fase 1: zelfbeschadiging in kaart brengen en doelen stellen.
-Fase 2: aandacht gericht op levensproblemen en vaardigheidstekorten.
-Fase 3: accent op preventie van terugval en verbetering van de emotieregulatie. Begrip en acceptatie van de gevoelens en het weerstaan van impulsen.
Deze behandeling voorkomt meer de kans op een terugval, zelfmoordgedachten, depressies, angsten. In tegenstelling tot jongeren die worden behandeld door medicijnen of algemene psychotherapie (Ceelen, 2008).

We komen tot de conclusie dat de beste therapievorm afhangt van de specifieke situatie waar de cli??nt zich in bevindt. Er zijn verschillende soorten behandelingen, ook medicatie kan helpen maar zoals eerder gezegd, is dit voor iedereen persoonlijk (de Klerk, van Emmerik, & van Giezen, 2010).

Opdracht 2: Richten
2.1 Wat is de doelstelling van je onderzoek?
Descriptief onderzoek: ik heb voor het descriptief onderzoek gekozen omdat dit onderzoek het beste aansluit bij mijn onderzoeksvraag. Ik ga de oorzaken van automutilatie onderzoeken, dus ik ga deze oorzaken ook beschrijven.
SMART-doelstelling:
S: als onderzoeker wil ik de frequente oorzaken van automutilatie onderzoeken
M: door verschillende onderzoeksmethoden: adolescenten die aan automutilatie doen of gedaan hebben: hoe zij hun traject van begeleiding doorlopen hebben
A: Het draagvlak = het schoolteam
R: door middel van verschillende onderzoeksmethoden
T: tegen het einde van het semester

2.2 Literatuurstudie concretisering
Automutilatie (zelfverminking) is sociaal niet aanvaard. De persoon brengt zichzelf bewust een letsel of meerdere letsels toe zonder zichzelf van het leven te beroven. Er kunnen verschillende oorzaken zijn van automutilatie, deze oorzaken hangen af van persoon tot persoon.

Onderzoek toonde aan dat ZVG frequenter voorkomt bij meisjes dan bij jongens en vaker in de adolescentie dan in de volwassenheid. De adolescentie kenmerkt zich door vele veranderingen op bio psychosociaal gebied. Indien de jongere geen adequate manier vindt om hiermee om te gaan, verhoogt de
kans op ZVG, zeker indien de jongere zich niet goed ‘in zijn vel’ voelt en contact heeft met jongeren die zichzelf verwonden (Claes, & Vandereycken, 2009).
Automutilatie valt te behandelen door middel van bepaalde therapie??n of medicatie.
Hier 3 behandelingen:

Behandeling 1:
Hiernavolgend bespreken we kort enkele aandachtspunten voor de cli??nt en de hulpverlener in de aanpak van ZVG (Claes & Vandereycken, 2007).

CLIENT
(1) Zelfregistratie. De cli??nt houdt een dagboek bij waarin hij aan de hand van een schema een overzicht maakt
van de situaties die ZVG uitlokken, de gevoelens en gedachten die eraan voorafgaan, de beschrijving van
het gedrag zelf, de functies ervan, en de gevoelens, gedachten en gedragingen achteraf.
(2) Responspreventie. Wanneer de cli??nt inzicht heeft verworven in de uitlokkers van ZVG, kan hij de situatie
proberen te vermijden om zo ZVG te voorkomen en een gevoel van controle te ervaren
(3) Alternatief afreageren. Natuurlijk kan niet elke mogelijk uitlokkende situatie vermeden worden en zal de cli??nt
moeten leren om zijn gevoelens op een andere manier te reguleren. Het ZVG dient te worden vervangen
door gezonde alternatieven. Het gaat dan om gedragingen die leiden tot een snelle ontlading van gevoelens
en gedachten, zonder dat ze evenwel schadelijk/pijnlijk zijn voor de cli??nt of een ander.

HULPVERLENER
(1) Neutrale wondverzorging betekent dat de wonden technisch correct verzorgd worden door een huisarts of verpleegkundige zonder commentaar te geven op het gedrag.
(2) Open communicatie. Daarna zal ZVG besproken worden wanneer het acute moment voorbij is. Erover
kunnen praten vergt immers een rustige sfeer bij zowel de cli??nt als de hulpverlener. Men zal daarbij
voornamelijk zoeken naar de betekenis of de functie van het gedrag.

Behandeling 2
Een andere behandeling is van van Wijk, genaamd zelfcontroleprocedure, alleen richt deze behandeling zich enkel op pati??nten met persoonlijkheidsproblematiek (van Wijk, K. 1996).

Behandeling 3
Cognitieve gedragstherapie, 12 sessies van 45 minuten.
-Fase 1: zelfbeschadiging in kaart brengen en doelen stellen.
-Fase 2: aandacht gericht op levensproblemen en vaardigheidstekorten.
-Fase 3: accent op preventie van terugval en verbetering van de emotieregulatie. Begrip en acceptatie van de gevoelens en het weerstaan van impulsen.
Deze behandeling voorkomt meer de kans op een terugval, zelfmoordgedachten, depressies, angsten. In tegenstelling tot jongeren die worden behandeld door medicijnen of algemene psychotherapie (Ceelen, 2008).

We komen tot de conclusie dat de beste therapievorm afhangt van de specifieke situatie waar de cli??nt zich in bevindt. Er zijn verschillende soorten behandelingen, ook medicatie kan helpen maar zoals eerder gezegd, is dit voor iedereen persoonlijk (de Klerk, van Emmerik, & van Giezen, 2010).

2.3 De onderzoeksvraag

Wat zijn de oorzaken van automutilatie?

Deelvragen
‘ Is er een verschil in oorzaken van automutilatie bij jongeren met een beperking en normaal functionerende jongeren’? Hebben jongeren meer last van automutilatie dan volwassenen?

3 Plannen

3.1 onderzoeksdesign

Open onderzoeksvraag ‘ kwalitatief onderzoek ‘ is het verifieerbaar?

Ik heb een open onderzoeksvraag, mijn doel is het verzamelen van relevante informatie over de oorzaken van automutilatie. Ik kan niet zomaar ‘ja’ of ‘neen’ antwoorden op de vraag: ‘Wat zijn de oorzaken van automutilatie’?. Dit zou je wel kunnen doen bij een gesloten onderzoeksvraag. Ik heb een brede onderzoeksvraag en er is weinig voorkennis, dit duidt ook op een open onderzoeksvraag.

Bij mijn onderzoek gaat het vooral om het verkrijgen van informatie over de oorzaken van automutilatie en hier in inzicht in te krijgen. Het is de bedoeling dat ik mij volledig openstel voor deze oorzaken en dat ik mij hierdoor laat verassen, een minpunt is wel dat ik niet onbevooroordeeld zal zijn, ik heb uit eigen ervaringen al dingen gezien en gehoord over automutilatie dus ik begin niet met een ‘blanco blad’. Ik ben van plan veel verslagen en artikels te lezen en als het mogelijk is zelfs dagboekfragmenten al zal dit moeilijker te vinden zijn.

Onderzoeksopzet: actieonderzoek
Ik kies voor het actieonderzoek omdat ik graag met de personen zelf werk en niet met ingevulde anonieme vragen etc. Ik wil met de persoon die lijdt aan automutilatie samen erachter komen wat de precieze oorzaken zijn, ik ga liever persoonlijk te werk dan ‘algemeen’. Ik vind dit ook een veel persoonlijkere manier van werken, en zo kan ik ook meer tot in detail gaan en bijvoorbeeld de persoon vragen een dagboek bij te houden en hier in te schrijven wanneer en waarom hij plots de neiging krijgt om zichzelf te verwonden, wat de mogelijke redenen zijn of de bijkomende factoren dat hem over de streep trekken, ‘ Ik wil ook dat de persoon zelf hier baat bij heeft en zo kunnen we misschien zelfs een oplossing vinden, want als we er beide kunnen achter komen wat de achterliggende reden is kan er ook een oplossing ontstaan, bijvoorbeeld om bepaalde situaties te vermijden, ‘

3.2 Participanten of eenheden

Eenheden: Het onderzoek zal gelden voor jongeren van 12 jaar tot volwassen van 30 jaar.
Populatie: Ik wil onderzoek doen met mensen over geheel Belgi??, dit wil zeggen dat ik de hoeveelheid mensen niet precies kan voorgeleggen, het valt te zien met hoeveel mensen ik een ‘actieonderzoek’ kan doen in mijn beperkte tijd.

Leeftijd Geslacht Seksuele geaardheid
12-18 18-25 25-30 man vrouw Hetero-
seksueel Homo-seksueel Bi-seksueel Transgender
Persoon 1 x x x
Persoon 2 x x X
Persoon 3 x x x
Persoon 4 x x x
Persoon 5 x x X
Persoon 6 x x X

Ik ga mijn steekproef vooral richten op de ‘jonge mensen’ zo heb ik meteen een doelgerichte steekproef. Ik kies hiervoor omdat jonge mensen een belangrijke doelgroep is, en als ik weet wat de oorzaken zijn bij deze doelgroep kan ik kijken of mijn resultaten ook gelden voor een oudere groep.

Voor mijn kwalitatief onderzoek zal ik zolang doorgaan met mijn dataverzameling tot er geen nieuwe informatie bijkomt (saturatie). Dit wil zeggen als ik na 20 mensen nog steeds nieuwe oorzaken ontdek dat ik nog andere mensen ga moeten zoeken tot er geen nieuwe oorzaken meer te vinden zijn. Dit kan heel uitgebreid worden, het kan goed zijn dat ik over de 200 mensen zal moeten bevragen.

3.3 Operationaliseren en meten

Kenmerk Dimensies Indicatoren
Automutilatie Ernstige zelfbeschadiging
‘ Ogen uitsteken
‘ Castratie
‘ Amputatie
Definitie kenmerk: gedrag waarbij iemand zichzelf verminkt Stereotiepe zelfbeschadiging
‘ Bonken met het hoofd
‘ Bijten
‘ Op oogballen drukken met de vingers
Oppervlakkige of matige zelfbeschadiging
‘ Snijden
‘ Krassen
‘ Krabben
‘ Branden
‘ Wonden openkrabben
‘ Prikken met naald
‘ Breken van botten
‘ Zichzelf slaan

3.4 Dataverzamelingsmethoden
De dataverzamelingsmethode die ik zal gebruiken is de ‘vragen stellen’. Ik heb hiervoor gekozen omdat ik vind dat dit ook het best past bij mijn actieonderzoek. Ik vind het de beste manier om informatie te krijgen door gewoon te vragen wat je wil weten. Ik kan hierbij ook gebruik maken van een informant, bijvoorbeeld de ouders van de adolescent die zichzelf verwondt.

1) Vraag aan de ouders: wanneer merkte je voor het eerst dat uw kind zichzelf leek te verwonden?
2) Vraag aan de persoon die zichzelf verwond: Wat gaat er door je gedachten als je neigingen krijgt om jezelf te verwonden?
3) Vraag aan de persoon die zichzelf verwond: Kan je je de eerste keer herinneren wanneer je jezelf hebt verwond, ken je de oorzaak nog, de reden?

3.5 Betrouwbaarheid en validiteit
Instrumentele validiteit: de sociale wenselijkheid. De personen met wie ik te werk ga kunnen liegen over verschillende dingen. Dit kan voor problemen zorgen.
Ecologische validiteit: ik sta dichter bij de werkelijkheid dan een kwantitatieve onderzoeker. Bij mij kan de subjectiviteit een rol spelen, maar hier is een oplossing voor. Het principe van de triangulatie, ik kan vanuit verschillende perspectieven handelen, of op verschillende ‘plaatsen’ vragen stellen, zo is er variatie. Dit versterkt mijn onderzoeksresultaten.
Betrouwbaarheid: ik moet opletten voor ‘toeval’. De persoon die ik vragen stel kan juist die dag emotioneel zijn, dit kan de antwoorden be??nvloeden. Oplossing: de persoon meerdere keren dezelfde vragen stellen op verschillende momenten om de stabiliteit te controleren. Omstandigheden kunnen een rol spelen in de betrouwbaarheid. Ik zelf moet opletten dat ik de cli??nt niet be??nvloed.

Referentielijst:

‘ Claes, L., & Vandereycken, W. (2009). Zelfverwonding: Pijn (loos)?. Antenne,27(1), 45-48.

‘ Ceelen, T. (2008). Succesvolle behandeling tegen zelfbeschadiging. Jeugd en Co, 2(2), 4.

‘ de Klerk, S., van Emmerik, A., & van Giezen, A. (2010). Omgaan met zelfbeschadiging en su??cidaal gedrag. Psychopraktijk, 2(4), 22-24.

‘ Van Camp, I. (2012). Heterogeniteit van het ‘snijden in eigen vlees” en haar therapeutische implicaties. Zelfverwonding. Psychodynamiek en psychotherapie, (16), 57.

‘ Claes, L., & Vandereycken, W. (2007). Zelfverwonding. Hoe Ga Je Er. Lannoo Uitgeverij.

‘ Walsh, B. W. (2012). Treating self-injury: A practical guide. Guilford Press.

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.