De Res Gestae divi Augusti is een inscriptie dat door Augustus zelf geschreven zou zijn. Het is een inscriptie dat de (vooral goede) daden in zijn roemrijke leven samenvat. Wat in deze inscriptie vooral opvalt, is hoe Augustus enkel schrijft over de goede daden die hij heeft verricht en zo wilt beweren hoe welvarend hij het Romeins Rijk heeft gemaakt. Je zou kunnen zeggen dat hij een portret van zichzelf schetst als een welwillende dictator. Daarnaast wordt er geen woord gerept over mogelijke fouten of vergissingen die Augustus heeft gemaakt. Het is bijna alsof hij alles perfect heeft uitgevoerd en geen enkel detail die het welzijn voor het Romeinse Rijk zou kunnen bevorderen uit het oog verloor. Daarnaast werd de inscriptie door mij ervaren als erg narcistisch. Er wordt bijvoorbeeld onnoemelijk veel malen de ik-persoon gebruikt door Augustus om zijn daden te beschrijven. Als je jezelf beschrijft als een bijna perfect mens, begin je toch wel te twijfelen aan de waarheidsgetrouwheid van deze bron. Dit is de voornaamste reden waarom ik de Res gestae divi Augusti heb gekozen om te onderzoeken in verband met zijn waarheidsgetrouwheid. Is deze bron nu pure propaganda om Augustus zijn naam voor altijd zuiver te houden of is het werkelijk een betrouwbare bron? Misschien zelfs beide? Ik zal dit trachten na te gaan tijdens deze onderzoek competentie.
Hoe zal ik dit onderzoek aanpakken?
Tijdens dit onderzoek zal ik uit de tekst enkele citaten pikken en deze trachten te beargumenteren met mijn opgedane kennis uit de bronnen die ik hier later zal vernoemen. De citaten zullen worden aangeduid met een gele tekstmarkeringskleur.
Paragraaf 1-14
Waarover gaat de inscriptie (inhoudelijk) van paragraaf 1 tot paragraaf 14?
In deze paragrafen beschrijft Augustus hoe hij de top heeft bereikt in zijn politieke carri??re en met welke eretitels hij werd benoemd ter beloning voor zijn vrome daden. Het is al duidelijk dat Augustus veel verzachtende uitspraken over zijn gruweldaden maakt en hen die betrokken waren bij het bereiken van zijn prestaties weglaat. Er wordt ook vermeld hij enkele aanbiedingen die zijn roem kon vergroten heeft geweigerd zoals in het begin van paragraaf 5, waar hem werd voorgesteld om alleenheerser van het Romeinse rijk te worden. Hoewel ik moeilijk kan ontkennen dat Augustus een man van eer en ambitie was, wil ik toch ook zeggen dat hij deze titels niet enkel weigerde uit nederigheid maar vooral om zichzelf te beschermen, ik zal hier later dieper op ingaan. In paragraaf vier beschrijft Augustus hoe hij triomftochten voorzien door de senaat ook al zeer bescheiden heeft geweigerd. In Augustus van Cassius Dio, vertaald door G.H. de Vries is alsook duidelijk merkbaar dat Augustus niet de goddelijke welwillende dictator is zoals hij zichzelf voorstelt op de inscriptie. In zijn prille carri??re is Augustus’ enige motief om naar de top te klimmen. Je zou kunnen zeggen dat de zegswijze ‘het doel heiligt de middelen’ perfect toepasbaar is bij Augustus’ acties volgens Dio, maar hij blijf wel trouw aan het merendeel van zijn principes. Zo kreeg Augustus de titel van propraetor toegewezen in combinatie met volmachten die onder normale omstandigheden enkel konden worden uitgevoerd door een consul. Dit gesjoemel had hij tot stand laten brengen m.b.v. Cicero en andere leden van de senaat, toch laat hij onder zijn volle geweten Cicero en de andere senaatsleden waarbij hij in het krijt stond doden door zijn rivaal Marcus Antonius met de proscripties. In paragraaf 2 beweert Augustus dat hij de moordenaarstweemaal heeft verslagen hoewel hij niet vermeld dat hij ze enkel kon verslaan met behulp van Marcus Antonius.
*Opmerking: In meerdere bronnen wordt de naam van beide consuls tijdens het jaar 43 v.Chr. vermeld als Aulus Hirtius en Gaius Pansa dus ik veronderstel dat het in onderstaande vertaling hoogstwaarschijnlijk fout is.
Paragraaf 1
De voornaamste reden dat Augustus ‘ toen nog Gaius Julius Caesar Octavianus of in het kort, Octavianus ‘ zo’n grote onderscheidingen ontving, was grotendeels te danken aan Cicero. Het is niet zo dat Cicero beslist deze onderscheidingen wou verlenen aan Augustus wegens zijn daden ten voordeel van de staat. Het maakte onderdeel deel uit van Cicero zijn plan als groot voorstander van de republiek. Zijn doel in dit plan was om Marcus Antonius uit de weg te ruimen m.b.v. Augustus. Ik leid hier uit af dat Cicero, Marcus Antonius als een potentieel gevaar zag voor het voortbestaan van de republiek. Voor Cicero draaide dit uit tot een zware vergissing dat uiteindelijk leidde tot zijn ondergang. Augustus had tenslotte nog in datzelfde jaar waar hem zijn onderscheidingen werden toegereikt een driemanschap gevormd samen met Antonius en Lepidus. Zij werden tijdelijk ‘ gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren, later hebben ze dit nog eens verlengd met 5 jaar ‘ de machtigste mannen van het toenmalige Romeinse rijk om zo een eind te maken aan de heersende problemen waaronder vooral de Caesarmoordenaars. Hun nieuwe bevoegdheden gaf hen de macht om de proscriptielijsten op te stellen, via deze lijsten konden ze op een eenvoudige manier hun politieke tegenstanders uitschakelen. Jammer genoeg was Cicero de dupe van deze proscriptielijsten, sinds Antonius hem zag als een vijand. Cicero had immers vaak brandhout gemaakt van Antonius. Ten gevolge van de proscriptielijsten liep het dus uit tot een massamoord waarvan overwegend senatoren en Romeinse burgers uit de ridderstand het slachtoffer waren. Augustus was zich volledig bewust van wat hij had veroorzaakt, toch was dit niet genoeg om hem te verhinderen zijn doelstellingen te bereiken. Blijk dat macht verkrijgen voor Augustus een uiterst hoge prioriteit was.
Augustus werd dat jaar inderdaad verkozen tot consul suffectus, maar hij vermeldt niet dat hij deze consulverkiezingen had georganiseerd tegen de wil van de senaat. Deze laatstgenoemde had eerst geweigerd om nieuwe verkiezingen te laten doorgaan maar Augustus dwong hen ertoe ‘ toen heette hij Octavianus, hij was nog een jongeman wanneer dit gebeurde ‘ en zo werd hij uiteindelijk verkozen samen met Quintus Pedius. Er zijn geen bronnen die aangeven wat ik nu zal beweren, maar ik vermoed dat hij dit voor mekaar kreeg door de senaat onder druk te zetten met zijn leger.
Paragraaf 2
Legitieme processen tegen de Caesarmoordenaars waren het zeker. Ik las in de annotaties van Fik Meijer uit het boek Mijn Daden Res Gestae dat met behulp van de Lex Pedia, vervaardigd door Augustus’ medeconsul Quintus Pedia iedereen betrokken bij de moord van Julius Caesar veroordeeld kon worden en daarna gestraft. Maar later in dit paragraafje brengt Augustus iets zeer misleidend ter sprake. Hij zegt namelijk dat de Caesarmoordenaars vanwege hem werden verslagen terwijl Antonius’ hulp nodig was om Cassius te verslaan, ‘?n van de leiders van de republikeinen en een Caesarmoordenaar. Tijdens Augustus’ eerste confrontatie met Cassius leed hij bovendien een nederlaag en dit nadat hij tweemaal moest vechten tegen Brutus vooraleer hij hem(Brutus) kon verslaan. Dit ben ik ook te weten gekomen dankzij Fik Meijer.
Paragraaf 3
In Augustus van Cassius Dio wordt wat meer achtergrondinformatie over deze episode voorzien. Zo zegt Dio op pagina 37 dat in het jaar 31 v.Chr. na de slag bij Actium Augustus enkele Romeinse burgers die hun militaire dienst hadden volbracht had ontslagen zonder hen te compenseren, sommigen omdat ze te oud waren, anderen omdat ze volgens Augustus in staat waren een rebellie te ontketenen. Anders gezegd, Augustus vertrouwde hen niet. Later begonnen deze ontslagen soldaten meer oproer te veroorzaken in Itali?? wanneer Augustus zich verder weg bevond, bij zijn terugkomst gaf Augustus hen eindelijk wat ze allang hadden moeten verdienen. Hij moest hiervoor wel mensen hun bezittingen afnemen, wat hij deed met Antonius’ medestanders. Of dat Augustus dit al lang van plan was, kon ik nergens vinden, dus is er omtrent deze gebeurtenis twijfel rond zijn integriteit. Dat is de indruk die hij op mij hij heeft nagelaten ‘ dat Augustus zichzelf ziet als een integer mens. Over de rest van dit paragraaf heb ik niets toe te voegen.
Paragraaf 5
Zoals ik al zei, zal ik nu een klein beetje dieper ingaan op de reden waarom Augustus nu daadwerkelijk de functie dictator heeft geweigerd. Via hetzelfde boek weer Augustus ben ik te weten gekomen dat Augustus ten eerste deze keuze maakte omdat hij toentertijd al veel meer macht bezat dan die van een dictator, dus zou die titel hem maar weinig opleveren. Het zou naar zijn mening hem op den duur zelfs meer kwaad dan goed uitbrengen. Hij geloofde immers dat het een pejoratieve term was.
Paragraaf 10
De hoofdzakelijke aanleiding van Augustus’ beslissing om Marcus Aemilius Lepidus niet af te zetten van zijn functie als Pontifex Maximum was om de Romeinse bevolking niet te verontwaardigen, aldus Cassius Dio. De functie van Pontifex Maximum was zeer bijzonder, deze titel wordt immers nog steeds gedragen door de huidige paus. Moest Augustus de Pontifex Maximum zomaar afzetten omdat hij de functie wilde bekleden mocht hij niet al te veel rekenen op de sympathie van de Romeinse bevolking. Zijn enige optie was wachten tot Lepidus stierf en alhoewel hij niet z’n grootse fan was wachtte hij toch rustig met alle geduld tot het aangebroken moment. Reden voor Augustus’ afkeer tegenover Lepidus was dat zijn zoon betrokken was bij een complot tegen de keizer, dit was duidelijk want hij liet zijn wrokgevoelens niet verbergen in de senaat. Hij liet hem bijvoorbeeld altijd als laatste antwoorden in de senaat.
Paragraaf 1-14
1. Op eigen initiatief en op eigen middelen heb ik op negentienjarige leeftijd een leger gerecruteerd waarmee ik de staat, die onder de tirannie van ‘?n partij gebukt ging, heb bevrijd. Op grond hiervan heeft de senaat mij in eervolle bewoordingen tijdens het consulaat van Gauis Hirtius en Aulus Pansa in zijn stand opgenomen, mij het recht verleend om samen met de consuls mijn mening kenbaar te maken en mij het militaire opperbevel verleend. De senaat gaf mij ook de opdracht om als propraetor er samen met de consuls zorg voor te dragen dat de staat geen schade zou oplopen. Nadat beide consuls waren gesneuveld, koos het volk mij echter al in datzelfde jaar tot consul en het stelde een driemanschap in voor het herstel van de staatsorde.
2. De moordenaars van mijn vader heb ik verbannen, hen voor hun misdaden straffend na legitieme processen. Toen ze daarna de staat de oorlog aandeden, heb ik hen twee keer in een geregelde slag overwonnen.
3. Overal ter wereld heb ik vaak te land en ter zee burgeroorlogen en buitenlandse oorlogen gevoerd en als overwinnaar heb ik alle burgers gespaard die om genade smeekten. Vreemde volken aan wie in veiligheid vergiffenis kon orden geschonken, heb ik liever willen sparen dan vernietigen. Ongeveer vijfhonderdduizend Romeinse burgers hebben onder mijn bevel krijgsdienst verricht. Na afloop van hun diensttijd heb ik er van hen iets meer dan driehonderdduizend ondergebracht in kolonies of naar hun municipia teruggestuurd en al dezen heb ik als beloning voor hun militaire dienst land toegewezen of geld geschonken. Zeshonderd schepen heb ik buitgemaakt, nog afgezien van de schepen die kleiner dan de triremen waren.
4. Twee keer heb ik een kleine triomftocht gehouden, drie keer de grote triomftocht op een zegekar en eenentwintig keer ben ik tot de imperator uitgeroepen. Meer door de senaat aan mij toegekende triomftochten heb ik afgewezen. De laurier om de fasces heb ik afgelegd nadat de geloften die ik in iedere oorlog openlijk had uitgesproken, in het Capitool waren ingelost. Op grond van krijgsdaden met gunstig verloop, door mij of door generaals onder mijn leiding te land en ter zee verricht, heeft de senaat vijfenvijftig keer openlijke dankzegging aan de onsterfelijke goden verordend. Het aantal dagen echter waarop volgens senaatsbesluit dankoffers zijn gebracht, bedroeg achthonderdnegentig. In mijn triomftochten zijn voor mijn zegekar negen koningen of koningskinderen meegevoerd. Toen ik dit schreef was ik dertien keer consul geweest en was ik al voor het zevenendertigste jaar bekleed met de bevoegdheid van volkstribuun.
5. De dictatuur die mij tijdens het consulaat van Marcus Marcellus en Lucius Arruntius door het volk en de senaat gedurende mijn afwezigheid en na mijn terugkeer werd aangeboden, heb ik niet geaccepteerd. In tijden van nijpend gebrek aan graan heb ik niet geweigerd de regeling van de graantoevoer op mij te nemen, waarbij ik het zo regelde dat ik door mijn inzet en op eigen kosten de hele burgerij binnen weinige dagen uit de angst en het en het dreigende gevaar kon bevrijden. Het mij toen eveneens jaarlijks toe te kennen levenslange consulaat heb ik geweigerd te aanvaarden.
6. Tijdens het consulaat van Marcus Vinicius en Quintus Lucretius en later tijdens dat van Publius Lentulus en Gnaeus Lentulus, en voor de derde keer tijdens dat van Paullus Fabius Maximus en Quintus Tubero, heb ik, toen de senaat en het Romeinse volk het eens waren dat ik zonder ambtgenoot het oppertoezicht moest houden op de naleving van de wetten en de zeden, geen enkel ambt aanvaard dat in strijd was met de tradities van onze voorouders. Wat de senaat toen wilde dat ik uitvoerde krachtens mijn bevoegdheid als volkstribuun, dat heb ik volbracht, waarbij ik uit eigen beweging aan de senaat vijf keer een ambtgenoot heb gevraag en ook heb gekregen.
7. Gedurende tien opeenvolgende jaren ben ik lid van het driemanschap geweest. Tot op de dag dat ik dit opschreef was ik voorzitter van de senaat, veertig jaar lang. Ik ben opperpriester geweest, augur; lid van he tempelcollege van vijftien, een van de zeven leden van het priestercollege dat de openbare maaltijden voor de goden verzorgt, lid van de Arvalische broederschap, sodalis Tittius en fetialis
8. Tijdens mijn vijfde consulaat heb ik in opdracht van volk en senaat het aantal patrici??rs uitgebreid. Drie keer heb ik de senaatslijst herzien. In mijn zesde consulaat heb ik met Marcus Agrippa als ambtgenoot een volkstelling gehouden. Na deze census bracht ik een zoenoffer, het eerste na eenenveertig jaar. Bij dit offer bleken 4 063 000 Romeinse burgers te zijn ingeschreven. Tijdens het consulaat van Gaius Censorinus en Gaius Asinius heb ik alleen en steunend op mijn consulaire macht een tweede census gehouden. Bij het zoenoffer werden 4 223 000 Romeinse burgers ingeschreven. Tijdens het consulaat van Sextus Pompeius en Sextus Appuleius hield ik, steunend op mijn consulair gezag, samen met mijn zoon Tiberius Caesar een derde census. Bij het zoenoffer werden 4 937 000 Romeinse burgers ingeschreven. Door nieuwe, op mijn instructies opgestelde wetten heb ik vele voorbeeldige maatregelen van onze voorouders die in onze eeuw in onbruik dreigden te raken opnieuw ingevoerd en ikzelf heb voorbeelden van tal van zaken aan het nageslacht ter navolging overgedragen.
9. De senaat heeft besloten dat door de consuls en de priesters om de vier jaar geloften voor mijn gezondheid moeten worden afgelegd. Op grond daarvan zijn tijdens mijn leven herhaaldelijk spelen gegeven, nu eens georganiseerd door de vier voornaamste priestercolleges, dan weer door de consuls. Ook hebben alle burgers, priv?? of stadsgewijs, eensgezind en aanhoudend in alle tempels voor mijn gezondheid gebeden.
10. Bij senaatsbesluit is mijn naam ingevoegd in de hymne van de Salische priesters en bij wet is gesanctioneerd dat ik voor altijd onschendbaar zou zijn en mijn leven lang de bevoegdheden van een volkstribuun zou bezitten. Ik werd geen opperpriester in de plaats van mijn nog in leven zijnde ambtgenoot; hoewel het volk mij dit priesterambt, dat ook mijn vader had bekleed, wilde opdragen, weigerde ik het te aanvaarden. Pas na enkele jaren, tijdens het consulaat van Publius Sulpicius en Gaius Valgus, heb ik het aanvaard, toen de man die het ambt in de tijd van de burgeroorlog had bekleed, was gestorven; uit heel Itali?? stroomde toen voor mijn verkiezing een menigte toe zoals ‘ naar men zeg ‘ nog nooit tevoren in Rome was geweest.
11. Als blijk van dank voor mijn behouden terugkeer heeft de senaat voor de tempel van Honos en Virtus bij de Porta Capena een altaar aan Fortuna Redux gewijd. De senaat beval dat daarop de hogepriesters en de Vestaalse maagden jaarlijks een offer moesten brengen op de dag waarop ik tijdens het consulaat van Quintus Lucretius en Marcus Vinicius uit Syri?? terugkeerde in de stad. Die dag werd naar mijn bijnaam Augustalia genoemd.
12. Bij senaatsbesluit is een deel van de praetoren en de volkstribunen, vergezeld door consul Quintus Lucretius en andere vooraanstaanden, mij in Campani?? tegemoet gestuurd, een eer die tot op heden aan niemand is toegekend, behalve aan mij. Toen ik tijdens het consulaat van Tiberius Nero en Publius Quintilius uit Spanje en Galli?? terugkeerde naar Rome, na de zaken in deze provincies voorspoedig te hebben afgehandeld, heeft de senaat besloten voor mijn behouden terugkeer het Vredesaltaar van Augustus in te wijden op het Marsveld en de magistraten, de priesters en de Vestaalse maagden bevolen daarop jaarlijks een offer te brengen.
13. De poort van de tempel van Janus Quirinus, waarvan onze voorouders wilden dat deze gesloten zou zijn wanneer in het hele rijk van het Romeinse volk door overwinningen te land en ter zee vrede zou zijn verkregen, en waarvan wordt overgeleverd dat hij v’?r mijn geboortedag in totaal twee keer sinds de stichting van de Stad gesloten is geweest, heeft de senaat ten tijde van mijn principaat drie keer laten sluiten.
14. De senaat en het volk van Rome hebben te mijner ere mijn zonen Gaius en Lucius Caesar, die het noodlot toen zijn nog jongelingen waren mij heeft ontrukt, op vijftienjarige leeftijd tot consuls aangewezen, onder voorwaarde dat zij dit ambt pas na vijf jaar zouden bekleden. De senaat heeft eveneens besloten dat zij vanaf de dag waarop zij naar het forum werden gebracht senaatszittingen voer staatszaken mochten bijwonen. De Romeinse ridders hebben bovendien gezamenlijk aan ieder van beiden de titel princeps iuventutis (‘eerste onder de jeugd’) toegekend en hun zilveren schilden en lansen geschonken.
‘
Paragraaf 25-33
Paragraaf 25
Vermoedelijk werden deze slaven en piraten geleid door Sextus Pompeius Magnus Pius vanuit Sicili??. Sextus Pompeius was de zoon van Pompeius de Grote, Julius Caesars laatste tegenstander voor hij de macht kon grijpen om alleenheerser te worden van Rome. Voor Sextus Pompeius, de gevluchte slaven, piraten, Romeinse burgers die niet tevreden waren met huidige regime etc. was Sicili?? hun laatste toevluchtsoord. Sextus Pompeius, die zich eerst had verzet tegen Caesar nadat zijn vader door hem werd vermoord, streed nu tegen het triumviraat omdat zij voorstanders waren van Caesar. Zo ging Pompeius met zijn vloot de graantoevoer naar Itali?? versperren. Deze acties werden door de Romeinen gezien als piraterij. Wat Augustus hier beschrijft was dus niet zozeer een oorlog tegen de weggelopen slaven en de piraten, maar eerder tegen Sextus Pompeius. Het ziet er naar uit dat Augustus, Sextus Pompeius geen enkele vorm van erkenning wenst te schenken.
Paragraaf 26
Hier probeert Augustus niet het achterste van zijn tong te laten zien met deze uitspraak. Onder Publius Quinctilius Varus, gouverneur van de provincie Germani?? ten tijde van Augustus, werd dit Romeins deelgebied verloren nadat hij door de Germanen netjes in de pan werd gehakt. Beter bekend als de slag in het Teutoburgerwoud hoewel er speculaties zijn dat de locatie van de slag ergens anders had plaatsgevonden. Varus had zich namelijk veel te gemakkelijk door de Germanen laten beetnemen totdat hij onverwachts in het nauw werd gedreven. Uiteindelijk werd hij gedwongen zelfmoord te plegen. De Romeinen konden weinig uithalen tegen deze bevolking
Paragraaf 25-33
25. De zee heb ik vrijgemaakt van zeerovers. In deze oorlog heb ik bijna dertigduizend slaven die hun meesters ontvlucht waren en de wapens tegen de staat hadden opgenomen aan hun meesters ter bestraffing overgedragen. Heel Itali?? heeft uit vrije wil de eed van trouw aan mij afgelegd en mij met klem verzocht aanvoerder te zijn in de oorlog, waarin ik bij Actium de overwinning heb behaald. Dezelfde eed van trouw hebben de provincies Galli??, Spanje, Africa, Sicili?? en Sardini?? gezworen. Onder hen die toen onder mijn veldtekens hebben gediend waren meer dan zevenhonderd senatoren, van wie er drie??ntachtig tot op de dag dat ik dit opschreef of daarvoor consul waren of daarna tot dat ambt zijn gekozen, en ongeveer honderdzeventig priesters.
26. Van alle provincies van het Romeinse volk, die buurvolken hadden die niet aan ons gezag gehoorzaamden, heb ik de grenzen ruimer gemaakt. De provincies Galli?? en Spanje en tevens Germani’?? dus het hele gebied dat de Oceaan vanaf Gades tot aan de riviermonding van de Elbe omsluit ‘ heb ik vrede opgelegd. De Alpenstreek heb ik tot vrede doen brengen vanaf het gebied dat het dichts bij de Adriatische Zee ligt tot aan de Tyrrheense Zee zonder enig volk onrechtvaardig een oorlog aan te doen. Mijn vloot is over de Oceaan vanaf de monding van de Rijn in oostelijke richting tot aan de grenzen van de Cimbren gevaren, verder dan ooit tevoren enig Romein te land en ter zee was gekomen. De Cimbren, Charyden en Semnonen en andere Germaanse volken uit diezelfde streek hebben via gezanten mijn vriendschap en die van het Romeinse volk gezocht. Op mijn bevel en onder mijn oppergezag zijn twee legers nagenoeg gelijktijdig naar Ethiopi?? en naar Arabi??, dat het Gelukkige wordt genoemd, gestuurd; grote troepenmachten van beide vijandelijke volken sneuvelden op het slagveld en er werden talrijke steden veroverd. In Ethiopi?? zijn wij tot de stad Nabata gekomen, vlakbij Mero??. In Arabi?? rukte het leger op tot de vesting Mariba aan de grens met de Sabae??rs.
27. Egypte heb ik onder de heerschappij van het Romeinse volk gebracht. Hoewel ik Armenia Maior na de moord op koning Artaxes tot een provincie had kunnen maken, heb ik naar het voorbeeld van onze voorouders er de voorkeur aan gegeven dat dit koninkrijk door mijn toenmalige stiefzoon Tiberius Nero werd overgedragen aan Tigranes, zoon van koning Artavasdes en kleinzoon van koning Tirgranes. Toen ditzelfde volk later afvallig werd en in opstand kwam en weer was onderworpen door mijn zoon Gaius, heb ik het ter regering overgedragen aan koning Ariobarzanes, zoon van de Medische koning Artabazus, en na zijn dood aan zijn zoon Artavasdes. Nadat deze was vermoord, heb ik Tigranes, gesproten uit het koninklijk geslacht der Armeni??rs, naar dit koninkrijk gestuurd. Alle provincies die zich aan gene zijde van de Adriatische Zee naar het Oosten uitstrekken en Cyrena??ca dat voor een belangrijk gedeelte in het bezit van koningen was, heb ik herwonnen, evenals eerdere Sicili?? en Sardini?? die gedurende de slavenoorlog waren bezet.
28. Ik heb soldatenkolonies gesticht in Africa, Sicili??, Macedoni??, de beide Spaanse provincies, Griekenland, Asia, Syri??, Gallia Narbonensis en in Pisidi??. Itali?? telt verder achtentwintig op mijn gezag gestichte kolonies die tijdens mijn leven zeer bekend en bewoond waren.
29. Verscheidene veldtekens die onder andere aanvoerders waren verloren gegaan, heb ik na het overwinnen van de vijand in Spanje, Galli?? en Dalmati?? herwonnen. De Parthen heb ik gedwongen mij de buit en de veldtekens van drie Romeinse legers terug te geven en als onderdanigen die vriendschap van het Romeinse volk te zoeken. Die veldtekens heb ik in de allerheiligste ruimte van de tempel van Mars Ultor ondergebracht.
30. De volken van de Pannoni??rs, tot wie v’?r de tijd dat ik princeps was nog nooit een leger van het Romeinse volk was doorgedrongen, heb ik de heerschappij van het Romeinse volk onderworpen, nadat ze beslissend waren verslagen door Tiberius Nero, die toen mijn stiefzoon en generaal was. Hierdoor verlegde ik de grenzen van Illyri?? tot aan de oever van de rivier de Donau. Aan deze kant van de rivier is een leger van de Daci??rs, dat was overgestoken, onder mijn opperbevel overwonnen en vernietigd en daarna heb ik mijn leger de Donau doen oversteken en de volken van de Daci??rs gedwongen het gezag van het Romeinse volk te accepteren.
31. Vaak zijn mij uit India gezantschappen van koningen gestuurd die v’?r die tijd nog nooit bij een Romeins veldheer waren waargenomen. De Bastarnen, de Scythen, de koningen van de aan deze en gene kant van de Don wonende Sarmaten, de koningen van de Albani??rs, Hiberi??rs en Meden hebben via gezanten onze vriendschap gezocht.
32. De volgende koningen hebben als smekelingen hun toevlucht tot mijn genomen: van de Parthen Tiridates en daarna Phra??tes, de zoon van koning Phra??tes; van de Meden, Artavasdes; van de Adiabeni??rs, Artaxares; van de Britten, Dumnobellaunus en Tincommius; van de Sugambren, Maelo; van de Suebische Marcomannen. Koning Phra??tes van de Parthen, de zoon van Orodes, heeft al zijn zonen en kleinzonen naar Itali?? gestuurd, niet omdat hij in een oorlog was overwonnen, maar omdat hij met zijn kinderen als onderpand onze vriendschap wilde winnen. Heel veel andere volken hebben gedurende de tijd dat ik princeps was de trouw van het Romeinse volk ervaren, hoewel tussen hen en het Romeinse volk voorheen nooit enige uitwisseling van gezantschappen of vriendschap had bestaan.
33. De volken van de Parthen en van de Meden hebben van mij de koningen gekregen die zij via gezantschappen, bestaande uit de aanzienlijksten van hun volk, hadden gevraagd: de Parthen Vonones, zoon van koning Phra??tes en kleinzoon van koning Orodes; de Meden Ariobarzanes, zoon van koning Artavasdes en kleinzoon van koning Ariobarzanes.
34. Nadat ik de brand van de burgeroorlogen had geblust en met algemene instemming het gezag over alles bezat, heb ik i mijn zesde en zevende consulaat de staat uit mijn macht weer in handen van de senaat en het Romeinse volk gelegd. Als dankbetuiging voor deze verdienstelijke daad werd ik bij senaatsbesluit Augustus genoemd, de deurposten van mijn huis werden met laurier versierd, de burgerkroon boven mijn deur bevestigd, en in de Curia Iulia werd een gouden schild geplaatst dat volgens het opschrift mij door de senaat en het Romeinse volk werd geschonken om mijn moed, zachtmoedigheid, rechtvaardigheid en vrome plichtsbetrachting. Daarna heb ik qua gezag iedereen overtroffen, maar ik heb niet meer bevoegdheden bezeten dan de anderen die in om het even welke functie mijn collega’s waren.
35. Toen ik mijn dertiende consulaat bekleedde, hebben de senaat, de ridderstand en het hele Romeinse volk mij tot Vader des Vaderlands uitgeroepen en bepaald dat dit moest worden vermeld door een inscripite bij de ingang van mijn, in de curia iiulia en op het forum van Augustus onder het vierspan dat volgens senaatsbesluit voor mij was opgericht.
Toen ik dit schreef was ik vijfenzeventig.
Literatuurlijst
DIO, L. C., vertaald door DE VRIES, G.H., Augustus Keizer van Rome. Eerste druk, Athenaeum ‘ Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002, 335 blz.
AUGUSTUS, vertaald door GAY, I., ingeleid en geannoteerd door MEIJER, F., MIJN DADEN Res Gestae, Eerste druk, Aristos, Rotterdam, 1998, 85 blz.
http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Appian/Civil_Wars/4*.html
http://droitromain.upmf-grenoble.fr/Anglica/VelleiusPaterculus2_Shipley.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Imperator_Caesar_Augustus
http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_Romeinse_consuls_tijdens_de_Republiek
http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Suetonius/12Caesars/Augustus*.html
http://www.ourcivilisation.com/smartboard/shop/suetnius/august.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Gaius_Cassius_Longinus_%28tirannendoder%29
http://nl.wikipedia.org/wiki/Sextus_Pompeius_Magnus_Pius
http://en.wikipedia.org/wiki/Sextus_Pompey