Samenvatting
Inleiding: Hamstringblessures komen veel voor bij explosieve sporten. De beste manier om de incidentie van hamstringblessures te verlagen is nog niet bekend. Met behulp van deze studie worden verschillende interventies met elkaar vergeleken zodat er antwoord gegeven kan worden op de vraag: ‘ Welke primaire preventie is het beste om de incidentie van hamstringblessures te laten afnemen’?
Methode: Met behulp van pubmed is er gezocht naar literatuur over de hoofdvraag. Op pubmed zijn verschillende studies met elkaar vergeleken. Uiteindelijk zijn twee studies uitgekozen aan de hand van inclusie- en exclusie criteria waarvan de interventies met elkaar vergeleken worden.
Resultaten: Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van 2 randomized controled trial studies. De eerste studie bevatte als interventiemethode excentrische krachttraining, de tweede studie had als interventiemethode een uitgebreide warming-up. Bij beide studies was er geen spraken van een significant verschil voor de incidentie van hamstringblessures.
Conclusie: Doordat er bij beide studies geen spraken was van een significant verschil in de gevonden resultaten is het niet mogelijk om een zeker antwoord te geven op de vraag: ‘ Welke primaire preventie is het beste om de incidentie van hamstringblessures te laten afnemen’? wel zowel de resultaten als de P-waarde bij excentrische krachttraining het meest belovend. Echter is het voor een behandelaar aan te raden om nog meer onderzoek naar deze en andere interventies zodat er met zekerheid gebruik kan worden gemaakt van een interventie techniek.
Inleiding
De hamstring is een spiergroep welke gelegen is aan de achterzijde van het bovenbeen. De hamstring heeft zowel een functie over de knie als over de heup. De spiergroep bestaan uit 3 verschillende spieren namelijk: m. Biceps femoris, de m. Semitendinosus en de m. Semimembranosus.
Als we het hebben over een hamstringblessure dan is er sprake van een beschadiging van het spierweefsel aan de achterkant van het bovenbeen. Deze beschadiging ontstaat vaak tijdens een explosief moment bij sporten; sprinten, snel stilstaan, springen. Hamstringblessures zijn volgens Gabbe, Branson & Bennell (2006) dan ook de meest voorkomende spierblessures bij sporten als Australian Football, rugby, voetbal en andere sporten waarbij wordt gesprint.
Deze studie dient als overzicht voor de beste keuze tussen de onderzochte interventiemogelijkheden voor primaire preventie van hamstringblessures. In dit onderzoek wordt geen rekening gehouden met de verschillende gradaties van hamstringblessures, er wordt puur gekeken naar wat voor effect het heeft op de incidentie. Dit onderzoek het als doel om antwoord te geven op de vraag: ‘ Welke primaire preventie is het beste om de incidentie van hamstringblessures te laten afnemen’?
Methode
zoekmachine
Voor het uitvoeren van het onderzoek was literatuur nodig. Deze literatuur is gezocht op zoekmachine: Pubmed. Op pubmed is gezocht naar verschillende interventies ter preventie van hamstringblessures. Voor het zoeken op pubmed zijn de volgende zoektermen gebruikt: prevention, prevent, programeme, training, hamstring. Vervolgens is er alleen gezocht naar randomized controlled trail artikelen.
Inclusie- en exclusie-criteria
Na het zoeken kwamen er 99 artikelen beschikbaar. Uit deze artikelen is een keuze gemaakt doormiddel van het opstellen van een aantal criteria.
Inclusie: de interventie moeten gericht zijn op primaire preventie van hamstringblessures.
Exclusie: de interventie is niet gericht op secundaire preventie.
Tijdens de studie zijn uiteindelijk 2 artikelen gebruikt. Deze zijn naast elkaar gelegd en met elkaar vergeleken. Hierbij is gekeken naar interventie en het terugdringen van de incidentie voor hamstringblessures.
Resultaten
Studie Type studie Sport Soort blessure interventie Resultaat
Excentrische krachttraining
Gabbe et al. (2006) RCT Australian Football hamstringblessure Excentrische krachttraining Na interventie lagere blessure incidentie.
Uitgebreide warming-up
Soligard et al. (2008) RCT Voetbal hamstringblessure Uitgebreide warming-up Na interventie lagere blessure incidentie.
In dit onderzoek worden twee verschillende interventies ter preventie van hamstringblessures met elkaar vergeleken zie tabel 1. De eerste interventie om hamstringblessures te voorkomen is; trainen doormiddel van excentrische kracht ten opzichte van statisch rekken (Gabbe et al., 2006). De tweede onderzochte interventie om hamstringblessures te voorkomen is; wat het effect van is van een uitgebreide warming-up (Soligard et al., 2008)
Excentrische krachttraining
De interventie excentrische krachttrainingen ten opzichte van het effect van statisch rekken door Gabbe et al. (2006) maakte gebruik van een interventie groep van 114 personen (n= 114). Zei moesten gedurende twaalf weken vijf keer Nordic Hamstring oefeningen doen. Elke keer bestond uit 12 series van zes herhalingen, tussen elke herhaling vond er 10 seconde rust plaats. Na elke serie werd er 2 tot 3 minuten gerust voordat er aan een nieuwe serie werd begonnen. De controlegroep bestond uit 106 personen (n=106), zij moesten verschillende rekoefeningen doen van de spieren in de benen en de lage rug. Slechts 46,8% van dit participanten (n=103) heeft minimaal 2 van de 5 volledige sessie voltooid. De reden dat zo weinig deelnemers uiteindelijk het programma goed hebben gevolgd komt onder andere door: spierpijn na de oefeningen en een aantal spelers hebben de voorbereiding van het seizoen dus ook de training gemist. Aan het einde bleek dat 4% van de interventiegroep uiteindelijk te maken heeft gekregen met hamstringblessures, bij de controlegroep was dit 13,2%. De P-waarde van deze uitslagen is (p=0,098). Er is dus geen sprake van een significante afname van het hamstringblessures als er gebruik wordt gemaakt van excentrische krachttraining
Warming-up
Het interventie programma door Soligard et al. (2008) bestaat uit een uitgebreide warming-up welke het ontwikkelen van blessures aan de onderste extremiteit (hamstring) zou moeten tegen gaan.
Deze warming-up is onderverdeeld in drie onderdelen. Dit zijn twee looponderdelen en ‘?n kracht, plyometrie, balans oefeningen onderdeel. Voor elke training wordt het volledige warming-up programma volgens schema afgewerkt. Echter wordt voor elke wedstrijd alleen gebruik gemaakt van de twee looponderdelen.
De interventie bestond uit 1055 personen (n=1055) de incidentie met betrekking van hamstringletsel bij hun was 0,1 per 1000 speeluren. De controlegroep welke bestond uit 837 personen (n=837) was de incidentie met betrekking tot hamstringblessures 0,2 per 1000 speeluren. De P-waarde van deze uitslagen is (p=0,322). Er is dus geen sprake van een significante afname van het hamstringblessures met behulp van dit warming-up programma.
Aantal participanten (N) Incidentie/ 1000 trainingsuren P-waarde
Excentrische krachttraining
Gabbe et al. (2006)
Interventiegroep 114 4% ‘ 5 P= 0,098
controlegroep 106 13.2% ‘ 14
Uitgebreide warming-up
Soligard et al. (2008)
Interventiegroep 1055 0,1 P=0,322
Controlegroep 837 0,2
artikel methode resultaten P-waarde conclusie
Comprehensive warm-up programme to prevent injuries in young female footballers: cluster randomised controlled trial
De deelnemers werden random in 2 gedeeld. Allereerst moest iedereen opgeven of ze een verleden hadden met hamstringblessures. Vervolgens werd iedereen ingedeeld in een groep door een computer. Deze hield er rekening mee dat beide groepen ongeveer hetzelfde aantal mensen bevatten met een geschiedenis van blessureleed. (met de ernst van dit verleden is geen rekening gehouden.
Vervolgens werd er 12 weken getraind volgens vast trainingsprogramma Uit de interventie groep heeft 4% last gekregen van een hamstringblessure.
Uit de controlegroep heeft 13,2% te maken gekregen met een hamstringblessure. P=0,098 Het afgenomen aantal hamstringblessures rust mogelijk op toeval, er is namelijk geen sprake van een significant verschil
A pilot randomised controlled trial of eccentric
exercise to prevent hamstring injuries in
community-level Australian Football Clubs werden gevraagd om mee te doen. Elke club kreeg te horen of ze volgens het interventiegroep moesten trainen of volgens de controle groep. Hoe deze verdeling is gemaakt is niet bekend.
Vervolgens is elke club gedurende het hele seizoen gebruik gaan maken van het trainingsprogramma Uit de interventie groep was de incidentie hamstringblessure 0,1 per 1000 speeluren.
Uit de controle groep was de incidentie hamstringblessure 0,2 per 1000 speeluren. P=0,322 Het afgenomen aantal hamstringblessures rust mogelijk op toeval, er is namelijk geen sprake van een significant verschil
Discussie
Het doel van deze studie was om verschillende preventie mogelijkheden voor hamstringblessures te onderzoeken en met elkaar te vergelijken. Met als uiteindelijk doel om een conclusie te kunnen trekken wat de beste preventietechniek is om de incidentie mee terug te dringen.
De gekozen preventies zijn:
1. Wat is de invloed van excentrische krachttraining op het terugdringen van de incidentie van hamstringblessures? (Gabbe et al,. 2006)
2. Wat is de invloed van een uitgebreide warming-up voor het sporten op het terugdringen van de incidentie van hamstringblessures? (Soligard et al. 2008)
Bij het eerste onderzoek van Gabbe et al (2006) is niet duidelijk beschreven wat de reden is waarom nordic hamstringoefeningen zou helpen. Daarnaast heeft de controlegroep als training rekoefeningen meegekregen. De reden hiervoor is niet duidelijk beschreven. Het is logischer als je de controlegroep gewoon zijn normale warming-up laat doen. Ondanks dat er sprake is van een afname in incidentie is er geen sprake van een significant verschil
Bij het tweede onderzoek van Soligard et al. (2008) is er gebruik gemaakt van een uitgebreide warming-up. Uit de resultaten blijkt dat er geen sprake is van een significant verschil in afname. Echter heeft dit onderzoek alleen gebruik gemaakt van kinderen in leeftijd van 13-17 jaar. Er zou een extra onderzoek moeten komen of de resultaten hetzelfde zijn als er gebruik wordt gemaakt van volwassen participanten. Ondanks dat er sprake is van een afname in incidentie is er geen sprake van een significant verschil
Aanbevelingen
Omdat er bij de 2 verschillende interventie technieken verschillende groepen zijn onderzocht kan je de resultaten niet volledig met elkaar vergelijken. Voor een volgend onderzoek zou het interessant zijn om de beide interventie technieken op verglijkbare groepen participanten uit te voeren(leeftijd, sport, geslacht, speelniveau, etc.). Een ander punt is dat bij de interventie van Gabbe et al. (2006) sprake was van een heel groot uitvalspercentage. Dit kwam door verschillende oorzaken, echter kan dit de resultaten wel dusdanig be??nvloeden dat het nog maar de vraag is hoe betrouwbaar het onderzoek is. Voor een vervolg onderzoek moet er meer aangedaan worden dat het uitvalspercentage beperkt wordt .
Conclusie
Op de vraag: ‘ Welke primaire preventie is het beste om de incidentie van hamstringblessures te laten afnemen’? kan geen goed antwoord worden gegeven. Bij beide interventies is geen sprake van een significant verschil, zie tabel 2. Maar op basis van de resultaten kan je het beste gebruik maken van een excentrische krachttraining, ook al is hier geen spraken van een significant verschil en is er een hoog uitvalpercentage. Daarnaast is de afname van de incidentie groter bij excentrische krachttraining dan bij de uitgebreide warming-up
Mochten er nog andere interventies beschikbaar zijn dan is het raadzaam om deze te onderzoeken op mogelijke betere uitslagen omdat de interventie excentrische krachttraining geen sluitend bewijs heeft dat het werkt. Anders zou de fysiotherapeut gebruik maken van een preventie methode welke niet aantoonbaar werkt.