Assignment: In dit verslag wordt de casus SPH Robert besproken…

Inleiding
In dit verslag wordt de casus SPH Robert besproken. Robert is 16 jaar en zit in een justiti??le Jeugdinrichting. Hij vertoont sinds een tijdje teruggetrokken gedrag en is minder gaan eten. Het contact met zijn groep is slecht en hij word niet betrokken door de groep in de activiteiten. De groep zoekt alleen contact in de vorm van kleinerende opmerkingen waar Robert kribbig en een enkele keer agressief op reageert. Robert heeft VWO gedaan en wordt nerveus van contact met anderen. Vroeger compenseerde hij dit met stoer gedrag wat uiteindelijke leidde tot criminaliteit. Sinds enkele weken vertoond hij introvert gedrag. Hij denkt de laatste tijd na over wat hij in de toekomst wil gaan doen als hij uit de JJI komt en heeft aangegeven dat zijn oom ziek is.
Namens de mentor van Robert en het team wordt er tijdens de teamvergadering besloten dat er wat met deze signalen gedaan gaat worden. In dit verslag wordt besproken wat voor hulp er Robert geboden kan worden en op welke manier Robert meer aansluiting in de groep kan krijgen.

Deelvraag 1 Wat is een justiti??le jeugdinrichting
Een Justiti??le Jeugdinrichting (JJI) is een inrichting voor jongeren van ongeveer 12 tot 18 jaar. Soms zitten er ook oudere jongeren tot 23 jaar (VGZ, 2013).
Jongeren kunnen door drie situaties terechtkomen in een JJI.
1. Dit kan komen doordat hij of zij in voorlopige hechtenis zit. De jongere is opgepakt door de politie en wordt verdacht van een misdrijf. Hij of zij moet dan in een JJI blijven tot de rechter een beslissing neemt.
2. Jongeren kunnen ook een gevangenisstraf uitzitten in een JJI.
3. Jongeren kunnen ook in een JJI komen doordat de rechter een PIJ-maatregel heeft opgelegd. De jongere heeft dan een strafbaar feit gepleegd en er is geconstateerd dat er sprake is van een gedrags- of ontwikkelingsstoornis of psychiatrische aandoening. Dit duurt minstens 2 jaar en na die 2 jaar wordt er gekeken of de jongere weer terug in de samenleving kan keren. Als dit niet kan wordt de straf verlengd (VGZ, 2013).
Als je langer dan drie weken in een JJI blijft wordt er een perspectiefplan opgesteld. Hierin staan de punten waar je naartoe gaat werken om te verbeteren en ook wat je gaat doen als je uit de JJI komt. Waar je bijvoorbeeld gaat wonen, naar welke school je zal gaan of waar je gaat werken (Dienst Justiti??le Inrichtingen, 2009).


Deelvraag 2 Wat kunnen de oorzaken zijn van agressief gedrag?
Robert is 16 jaar en zit in een Justiti??le Jeugdinrichting. Robert wordt door de groep buitengesloten. Soms zoekt de groep toch contact met hem waarop hij kribbig en een enkele keer agressief reageert. Wat kan de oorzaak zijn van het gedrag van Robert?
Het is moeilijk om aan te geven wat precies agressie verklaart want ‘?n duidelijke verklaring hiervoor is er niet. De afgelopen decennia zijn hier verschillende onderzoeken over gedaan waarbij gekeken is naar het ontstaan en de oorzaken van agressie.
Agressief gedrag kan verklaard worden door aanleg, het eigen welbevinden, opvoeding en jonge jaren, traumatisch ervaringen, samenleving en individu, cultuur en omstandigheden/eigen verantwoordelijkheid. Het is belangrijk om hierbij te weten met wat voor persoon je te maken hebt doormiddel van opvoeding, jeugd, persoonlijkheid, referentiekader en cultuurverschillen. Problemen als ziekte, geldproblemen of verslavingen kunnen ook de ans op agressief gedrag vergroten. (IDEE, 2009).
Als je deze factoren naast de casus van Robert legt zou het kunnen dat het gedrag van Robert te wijten is aan de reacties van medeleerlingen. Zijn medeleerlingen laten hem in de klas links liggen. Daarnaast vertoont hij ook nerveus gedrag als hij contact maakt. Dit kan een gevolg zijn van de reacties van zijn medeleerlingen. Door deze reacties weet Robert niet goed hoe hij zich wel moet gedragen. Doordat hij nerveus gedrag vertoont lokt dit weer opmerkingen uit van zijn klasgenoten. Hierdoor blijft dit doorgaan. Daarnaast geeft Robert aan dat zijn oom ziek is geworden. Wat hij precies heeft wil Robert niet loslaten maar dit zou ook een oorzaak van agressief gedrag kunnen zijn. (IDEE, 2009)

Deelvraag 3 Wat zijn de oorzaken van introvert gedrag?

Introvert gedrag is dat een persoon zich naar binnen trekt, dit kan zijn gevoelens, gedachtes of idee??n zijn. Kenmerken van introvert gedrag is:
– Passief gedrag
– Teruggetrokken gedrag
– Gesloten gedrag
(Nederlands Jeugd Instituut, z.j.).

Introverte personen zijn vaak rustige types en weloverwogen (Spelbos, 2014).
Onderzoek van Henderson (2006) zegt dat het volgens hem gedeeltelijk ligt aan de genen. Het is genetisch bepaald of iemand introvert, of extrovert, is. Het kan zijn dat ‘?n of beide ouders van Robert introvert is. Wij vermoeden van niet aangezien Robert niet van het begin af aan introvert is maar dit op latere leeftijd, 16 jaar, pas gekomen.

De meest invloedrijke theorie is dat er een relatie is tussen de fysiologische activiteit in de hersenen en de mate van extraversie. Introverte mensen, zoals Robert, hebben een hoger basisniveau voor het opwekken van toestand. In deze toestand staat zijn zintuigen open voor invloeden van buitenaf, waardoor het minder moeite kost om hen te stimuleren (Eysenck, 1967). Bij Robert is de mate van extraversie, gedrag naar buiten gekeerd, klein.

Daarnaast wordt introvert gedrag gezien als een coping mechanisme. Coping is de manier waarop mensen in stressvolle situatie mee omgaan. Dit kan zijn met een scheiding, pijn of zelfs oorlog. Er zijn in totaal zeven coping stijlen:
1. Sociale steun zoeken bij mensen om begrip te krijgen
2. Piekerend tot niets komen en zich laten troosten
3. Uiting van emoties, door bijvoorbeeld ergernissen en boosheid te laten blijken
4. Geruststellende gedachten, door te denken dat anderen het nog moeilijker hebben
5. Afleiding zoeken, vaak negatief, door bijvoorbeeld te roken of te drinken
6. Vermijden, afwachten tot de situatie voorbij is
7. Actief en doelgericht aanpakken van het probleem
De laatste coping stijl, actief en doelgericht aanpakken van het probleem, werkt het best. Dit omdat de andere coping stijlen vrij negatief zijn en maar tijdelijk helpen. Dit betekent niet dat mensen het meest voor actief en doeltreffend aanpakken van het probleem gaan. Er heerst altijd nog schaamte om hulp te zoeken en de andere coping stijlen zijn makkelijker om bij te komen (Graaf & Tieleman, 2012).


Deelvraag 4 Wat kan de oorzaak zijn van de plotselinge omslag?

In Roberts geval kan het zijn dat hij een sociale angst heeft ontwikkeld. Dit omdat de groep Robert weinig aandacht geeft bij activiteiten. Robert toont vermijdingsgedrag, dat houdt in dat hij zo min mogelijk wil opvallen bij de rest van de groep, zo kan niemand hem beoordelen als hij iets uitvoert (Spelbos,2014). Criteria voor een sociale fobie:
– Angst in ‘?n of meerdere situaties waarin men zich moet blootstelling met onbekenden, men is bang dat hij/zij zich gaat gedragen op een beschamende of vernederende manier
– Betrokkenen is zich ervan bewust dat zijn/haar gedrag overdreven of onredelijk is
– Blootstellen aan onbekenden treedt altijd angst op, zo heftig dat er paniekaanvallen ontstaan
– Optreden wordt vermeden of met hevige angst en ongemak ondergaan
– De klachten hebben een grote invloed op dagelijkse routine
– De sociale fobie mag niet ten gevolgen zijn van een drug
(Trimbos Instituut, 2010).

Daarnaast kan een oorzaak zijn dat Robert piekert over zijn oom. Het is bekend dat de oom van Robert ziek is, het is mogelijk dat Robert en zijn oom een goede band hebben. Door de ziekte kan het zijn dat het contact minder is of dat Robert bang is om zijn oom te verliezen.

Zijn nervositeit is ook niet iets kleins. Door zijn nervositeit weet Robert geen houding aan te nemen en toont hij agressief gedrag. Door zijn agressieve en stoere gedrag heeft hij meer kans om in de criminaliteit te komen en zo bij een verkeerde peer-group aan te sluiten. Een peer-group is een groep mensen van dezelfde overeenkomsten zoals leeftijd, hobby of, in Roberts geval, gedrag (Zimbardo, 2012).


Deelvraag 5 Welke behandelingen worden er aangeboden in de Justiti??le Jeugd Inrichting (JJI)?

Er worden vooral behandelingen aangeboden voor gedragsstoornissen, bijvoorbeeld antisociaal gedrag (Boendermaker, 1995). De behandelingen die voor de gedragsstoornissen worden aangeboden zijn psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie & medicatie.
– Psycho-educatie: Dit wordt ook wel pati??ntenvoorlichting genoemd. Bij psycho-educatie leert de pati??nt en zijn/haar naasten om te gaan met de beperking of stoornis. Hierdoor leert de zichzelf en zijn stoornis beter kennen en krijgt hij ook meer zelfvertrouwen.
Psycho-educatie wordt zowel in individueel als in groepen gegeven. (GGZ Noord-Holland-Noord, z.j.)
– CGT (cognitieve gedragstherapie): Bij cognitieve gedragstherapie staat het gedrag van de cli??nt centraal. De therapeut en de cli??nt brengen eerst het problematische gedrag en de omstandigheden waarin die voorkomen in kaart. Vervolgens wordt samen met de cli??nt op zoek gegaan naar beter passende gedragspatronen om te reageren op die omstandigheden. Hiervoor worden diverse oefeningen en huiswerk gedaan. (Angst, dwang en fobie stichting, z.j.)
– Medicatie: Er bestaat naast de behandelingen ook nog medicatie om het ‘probleemgedrag’ te verminderen. Vaak werkt het het beste om een behandeling in combinatie met medicatie toe te passen.

Deelvraag 6 Wat is de invloed van groepsdynamica op het gedrag van jongeren?

Er is een grote invloed op het gedrag van jongeren door groepsdynamica. Wanneer er een positieve groepsdynamica is, zullen de jongeren elkaar inspireren en motiveren. Is er een negatieve groepsdynamica in de groep, dan zullen ze elkaar juist demotiveren en niet inspireren. Bij een negatieve groepsdynamica zijn jongeren vaak ook bang om hun eigen mening te uiten en om dus eigenlijk zichzelf te zijn.
Om de groepsdynamica te verbeteren kan je de volgende groepsopdrachten met de jongeren doen:
– Alliteratie: De jongeren staan in een kring. Iedereen bedenkt om de beurt een alliteratie op de eigen voornaam. De jongere die aan de beurt is, zegt zijn voornaam met het bijvoeglijk naamwoord ervoor dat begint met dezelfde letter. Dit ondersteunt hij mijn zijn stem, beweging en mimiek. Voorbeelden: ‘Melige Marianne’ (stapt giechelend naar voren). ‘Innemende Ilona’ (stapt vriendelijk glimlachend naar voren en maakt een omarmende beweging).
Dit spel is erop gericht om op een expressieve en speelse manier elkaars namen te leren kennen.
– Inspringen: De groepsleden staan in een kring. Een groepslid stapt naar het midden en noemt een eigenschap of belangrijk gegeven van zichzelf (denk hierbij bijvoorbeeld aan; vooropleiding, hobby, woonplaats, leeftijd, sport). De groepsleden die deze eigenschap met het betreffende groepslid gemeen hebben, stappen ook naar voren. Het eerste groepslid mag degene(n) die naar voren gestapt is/zijn vragen hierover stellen. Als dat is afgerond, stapt iedereen weer terug in de kring en noemt een tweede groepslid iets van zichzelf enzovoort.
Doel van deze oefening is om de groepsleden uit te nodigen overeenkomsten tussen zichzelf en de andere groepsgenoten te zoeken.
– Tekenen: De groepsleden tekenen zichzelf op papier en proberen zonder woorden zoveel mogelijk belangrijke zaken, eigenschappen of hobby’s weer te geven. In subgroepen bevragen ze elkaar hierover om meer over elkaar te weten te komen.
Doel is een eerste en veilige kennismaking. (Spel- en werkvormen, 2011)


Samenvatting & conclusie

In dit verslag hebben we het gehad over Robert. Hij gedraagt zich de afgelopen tijd anders dan normaal en als mentor van Robert zijn we op zoek naar een goede oplossing voor zijn gedrag en naar de oorzaken ervan.
We denken ten eerste dat het verstandig is dat Robert een behandeling gaat volgen binnen de Justiti??le Jeugdinrichting voor antisociaal gedrag. Hij krijgt hiervoor cognitieve gedragstherapie.
Hierdoor kan hij beter contact maken met zijn medestudenten en valt hij minder buiten de groep.

Daarnaast denken we dat het verstandig is dat er iets gedaan wordt aan de groepsdynamica. Waarschijnlijk is er een negatieve groepsdynamica waardoor iedereen niet zijn eigen mening durft te uiten en waardoor er vaker ruzies en ergernissen ontstaan. De leidinggevenden moeten proberen om de groepsdynamica te verbeteren met verschillen groepsopdrachten zoals: alliteratie, inspringen en tekenen (zoals uitgelegd in deelvraag 6).
Wanneer er een positieve groepsdynamica is, kan Robert waarschijnlijk beter voor zichzelf opkomen en voelt hij zich mogelijk meer op zijn gemak binnen de groep.

Mogelijk helpt het ook om Robert een vertrouwenspersoon te bieden, waarmee hij vaak kan praten en waarbij hij hopelijk meer persoonlijke problemen loslaat, zoals iets over wat er met zijn oom aan de hand is. Het is belangrijk dat Robert zich op z’n gemak voelt en dat hij met iemand kan praten die hij vertrouwt.

Literatuurlijst
Angst, dwang en fobie stichting. (z.j.). Geraadpleegd op: 16-03-2015. Geraadpleegd van: http://www.adfstichting.nl/Angst/Psychotherapie/Cognitievegedragstherapie.asp

Boendermaker, L. (1995) Jongeren in justitiele behandelinrichtingen. Geraadpleegd op 30-09-2014, via http://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/k40-jongeren-in-justitiele-behandelinrichtingen.aspx
de Graaf, J. W., Tieleman, M. (2012) Ontwikkelingspedagogiek Pedagogiek in breder perspectief

GGZ Noord-Holland-Noord. (z.j.). Geraadpleegd op: 16-03-2015. Geraadpleegd van: http://www.ggz-nhn.nl/nl/Behandelingen/Behandelingen-Psycho-educatie.html

Idee-pmc. (2002) Agressie oorzaken. Geraadpleegd op 30-09-2014, via http://www.idee-pmc.nl/agressie/agressie_oorzaken.html
Mens en samenleving. (2009) Kan een introvert persoon extravert worden. Geraadpleegd op 30-09-2014, via http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/34490-kan-een-introvert-persoon-extravert-worden.html
NJI. (z.j.) Geraadpleegd op 30-09-2014, via http://www.nji.nl/
Regelhulp. (2014) justiti??le jeugdinrichting. Geraadpleegd op 30-09-2014, via https://www.regelhulp.nl/zr/vgz/webapp/kennisbank/Informatie/JustitieleJeugdinrichting?sessionId=CF5491D5E3716439569B7211CFE40E3F&sessionId=787C1888435287CBA197A7EDFE4D7F43
Spel- en werkvormen. (2011). Geraadpleegd op: 16-03-2015. Geraadpleegd van: https://www.boomtestuitgevers.nl/downloads/coutinho/spel_en_werkvormen.pdf

Trimbos Instituut. (2010). Symptomen sociale fobie. Opgevraagd van http://www.trimbos.nl

Zimbardo, P., Johnson, R., McCann, V. (2013) Psychologie, een inleiding.

Taak 2 Multi Probleem Gezin (MWD)


Inleiding

Een gezin, bestaand uit vader, moeder, dochter van 17 en 20 jaar en zoon van 10 jaar, is aangemeld door de woningcorporatie. Het gezin heeft een betalingsachterstand van de huur, overlastsituaties en ernstige conflicten met de buurt.
De oudste dochter is in verwachting van haar vriend die twee jaar in een penitentiaire inrichting heeft gezeten voor drugs. De andere dochter heeft een buitenlandse vriend en dat geeft spanningen in het gezin waardoor ze al meerdere keren is weggelopen. Het jongste kind zit op Speciaal Onderwijs en is agressief en onhandelbaar. Thuis heeft moeder geen gezag over hem.
Dit is de laatste kans van de gemeente voordat ze uit huis worden gezet.

Deelvraag 1 Wat is een MPG en welke hulp kan een maatschappelijk werker hierin bieden?
Een MPG staat voor multi probleemgezin. Een multi probleemgezin is een gezin van minimaal ‘?n ouder en ‘?n kind dat langdurig een combinatie van sociaaleconomische en psychosociale problemen heeft. Deze gezinnen hebben naast problemen met de kinderen ook andere problemen waar hulp bij nodig is. Hiernaast hebben deze gezinnen juist problemen met de hulpverlening doordat ze bijvoorbeeld hulp afwijzen of omdat ze weigeren mee te werken. Een belangrijk kenmerk van deze gezinnen is dat ze vaak problemen hebben in het gezin en daarnaast ook met de hulpverlening (NJ, z.j.).
In multi probleemgezinnen (MPG) kunnen zich problemen voordoen op vijf gebieden. Er kunnen problemen zijn in de huishouden doordat er bijvoorbeeld een gebrek aan regelmaat, hygi??ne en/of geld is. Er kunnen problemen voordoen in de maatschappelijke positie van het gezin doordat er bijvoorbeeld armoede of werkloosheid aanwezig is. Daarnaast kunnen er problemen zijn in de opvoeding bijvoorbeeld verwaarlozing. Er kunnen problemen in de individuele ontwikkeling van gezinsleden zijn bijvoorbeeld depressies en er kunnen problemen zijn in de relaties tussen (ex)partners bij bijvoorbeeld een scheiding. Meestal hebben multi probleemgezinnen op al deze terreinen problemen.
MPG’s hebben vaak de volgende punten met elkaar gemeen. Er zijn vaak meerdere problemen en ze komen voor op verschillende levensterreinen. De problemen zijn ingewikkeld, lopen door elkaar heen en hebben invloed op elkaar. De gezinnen leven vaak al langer in een cyclus van oplopende spanningen door deze problemen. De gezinsleden kunnen niet met elkaar maar ook niet zonder elkaar leven. Vaak bestaan er spanningen/conflicten tussen verschillende generaties en vaak bieden deze gezinnen weerstand aan de zorg (NJI, 2008).
Een maatschappelijk werker kan hulp bieden door een casemanager in te zetten of hulpverleners van andere instellingen inschakelen. Er kunnen onder andere mensen van de jeugdzorg ingezet worden en van Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG) (NJI, z.j.).
Hiernaast kan een maatschappelijk werker helpen met het regelen van praktische zaken. Als dit samen met het gezin gedaan wordt kan dit uiteindelijk weer aan het gezin worden overgedragen. (NJI, 2014)

Deelvraag 2 Wat moet de maatschappelijk werker uitbesteden aan andere instanties?
De maatschappelijk werker besteed de schulden, huurachterstand en de woning uitzetting uit aan de stadsbank. Daar wordt een traject in werking gezet, waardoor de familie hopelijk snel van hun schulden afkomt.
De problemen van de vriend van Denise, Willem, moeten ook worden uitbesteed aan een andere instantie. Er wordt voor Willlem een psycholoog ingeschakeld, waarmee hij kan praten.
Ook het vriendje van dochter Lies en haar rare gedrag hierdoor moeten worden uitbesteed aan een andere instantie. Bij de politie wordt ingelicht of zij bekend zijn met Ali of dat Ali eerder in aanraking is geweest met de politie. Lies gaat ook in gesprek met een psycholoog, waar ze hopelijk meer kwijt wil over haar vriendje en waar ze kan praten over de thuissituatie.
Dat de vader weinig thuis is en de moeder geen gezag heeft wordt gewoon aan gewerkt door de maatschappelijk werker en de instantie zelf. Ten eerste gaan we kijken wat de mogelijkheden zijn in de baan van de vader. Of het bijvoorbeeld mogelijk is dat hij iets minder uur maakt en dat moeder ook een paar uur in de week gaat werken, zodat er thuis vaker afwisseling is en vader vaker thuis is, waardoor er voor de kinderen meer gezag van de vader is. Ook wordt er een orthopedagoog ingeschakeld om samen met de moeder te kijken naar hoe ze de aanpak van de moeder zo kunnen veranderen dat zij weer meer gezag krijgt en dat de kinderen beter naar haar zullen luisteren.


Deelvraag 3 wat is een casemanagement?

Casemanagement is begeleiding bij het oplossen van een probleem.
Dit kan bijvoorbeeld tussen werknemer en werkgever zijn. Als een werknemer langdurig ziek is geweest en weer wil beginnen met werken dan heb je te maken met veel partijen zoals arbodienst, huisarts en natuurlijk de werkgever. De casemanager helpt een oplossing te vinden tussen beide partijen.

Op de volgende manieren kan je te maken krijgen met een casemanager:
‘ Via de gemeente, op grond van wet en bijstand
‘ Via het UWV (uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen), als je bijvoorbeeld een uitkering krijgt of na zes maanden geen baan heeft
‘ Via de werkgever, als u langer dan acht weken verzuimt dan is de werkgever verplicht op een casemanager in te schakelen. (ziekenmondig).

Enkele voorbeelden per leefgebied:
‘ Gezondheid: psychische- of psychiatrische klachten, lichamelijke hulp, seksueel slachtofferschap, en risicogewoontes zoals alcohol en drugs
‘ Sociale contacten: als iemand in een sociaal isolement leeft
‘ Gezin: mishandeling, verwaarlozing en geringe pedagogische opvoeding van de ouders
‘ Onderwijs: als een kind veel spijbelt, afwijkend gedrag vertoont of vroegtijdig de school verlaat
‘ Criminaliteit: als een kind delicten pleegt of veel in contact is met de politie
‘ Inkomen: als mensen schulden hebben of problemen hebben met de sociale dienst
‘ Arbeid: zoals werkloosheid of veel baanwisseling door problemen
‘ Huisvesting: zoals weglopen of onmogelijk zelfstandig wonen
‘ Vrije tijd: rondhangen op een negatieve manier (Ferwerda, 1997).

Deelvraag 4: Welke vijf behandelingen kun je inzetten op dit gezin?
Om een Multi probleemgezin te helpen kun je verschillende behandelingsmethoden inzetten. Er zijn enkele interventies die speciaal voor Multi probleemgezinnen ontwikkeld zijn en die hierbij ook voldoen aan de eisen voor erkenning door de Erkenningscommissie Interventies. Er worden er hier vijf op een rijtje gezet.
Als eerste methode heb je de Family Preservation Services (FPS). Dit is een van de meest gebruikte vormen van hulpverlening aan multi probleemgezinnen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van psychotherapeutische interventies. Deze interventies zijn gericht op bescherming van de familiestructuur. Vaak komt in gezinnen, waarop de FPS wordt toegepast, verwaarlozing en misbruik voor en dreigt er uithuisplaatsing van kinderen.
Als tweede heb je de Families First (FF) behandelmethode. Dit is een vorm van ambulante hulpverlening. FF wordt vooral gebruikt in gezinnen en thuissituaties waar uithuisplaatsing dreigt. Er wordt hierbij geprobeerd om de relaties tussen de gezinsleden positief te be??nvloeden.
Daarnaast als derde heb je gedragstraining voor ouders. Er zijn meerdere gedragstrainingen ontwikkeld voor ouders en kinderen in probleemgezinnen. In dit soort programma’s leren ouders hun eigen gedrag te veranderen. Hierdoor kan ook het gedrag van het kind positief worden veranderd. Voorbeelden van dit soort trainingen zijn ‘living with children’ en ‘parent management training’.
Als vierde heb je intensieve ambulante gezinsbehandeling (IAG). De behandeling is een versie van ‘Teaching Family Model’ (dit is een therapeutisch in-huisprogramma) gecombineerd met verschillende aspecten uit onder andere welzijnsprogramma’s. Het resultaat van dit programma was o.a. betere relaties tussen familieleden.
Als vijfde en als laatste behandelmethode heb je ‘Family Preservation Services’ (FPS). FPS gebruikt psychotherapeutische interventies gericht op bescherming en behoud van de familiestructuur in gezinnen waarin verwaarlozing en misbruik voorkomen. Hier dreigt uithuisplaatsing van de kinderen (Tabibian, 2006).


Deelvraag 5 Welke hulpmiddelen biedt de stadsbank aan gezinnen met schulden?
Bij de stadsbank zijn er 3 manieren om van schulden af te komen.
– De familie kan zelf schulden oplossen door bijvoorbeeld een betalingsregeling te treffen met de schuldeiser.
– Daarnaast bestaat er het minnelijk traject: De schuldhulpverlener benadert de schuldeisers namens de familie en gaat proberen de schulden te regelen. In de meeste gevallen biedt de schuldhulpverlener iedere schuldeiser een betaling per maand, met een maximale termijn van 36 maanden. In sommige gevallen wordt op basis van een saneringskrediet een aanbod gedaan aan de schuldeisers.
– Het wettelijk traject (WSNP): Het kan zijn dat het niet lukt om een minnelijke schuldregeling op te starten, bijvoorbeeld doordat schuldeisers (bij voorbaat) aangeven niet mee te willen werken aan een regeling en het niet mogelijk is medewerking af te dwingen. In dat geval kan de familie een verzoek met een verklaring indienen bij de rechtbank om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsanering.
De consulenten van de Stadsbank kan de familie helpen het verzoek en de verklaring in te dienen. In het verzoekschrift vraagt de familie de rechtbank toegelaten te worden tot de WSNP en in de verklaring is opgenomen hoe en wanneer de schulden zijn ontstaan. Ook wil de rechter weten waarom het minnelijk traject niet is gelukt. Als de verklaring is opgesteld wordt de familie uitgenodigd voor een gesprek om deze door te nemen. Dit is allemaal wettelijk vastgelegd in de Faillissementswet.
De rechter beslist over het verzoek van de familie. Er is een zogenaamde hoorzitting, waar ze aanwezig dienen te zijn en waar de rechter het verzoek bespreekt. Het kan ook zijn dat de rechter een aantal vragen stelt.
De rechter heeft ruimere mogelijkheden om schuldeisers die niet willen meewerken aan een regeling, toch hiertoe te dwingen (Stadsbank Oost Nederland, z.j.).


Samenvatting en conclusie

Dit gezin heeft ontzettend veel problemen, elke gezinslid heeft het wel moeilijk. Maar het belangrijkste is dat het gezin niet uit huis wordt gezet door de schulden. Het is dan ook belangrijk om de schulden als eerste aan te pakken.
Dit kan door gebeuren via de Stadbank, daarvoor zijn drie manieren;
‘ Het gezin probeert er zelf uit te komen met de verhuurder van de woning
‘ Het minnelijk traject. Hierbij regelt de Stadsbank de financi??le zaken.
‘ Wettelijk traject. Hierbij regelt de rechtsbank de zaken.
De eerste optie is in dit stadium te moeilijk, het lukt het gezin niet om er zelf uit te komen, daarom wordt er voor de tweede optie gekozen. De Stadsbank helpt het gezin zonder dat er al te veel maatregelen wordt genomen. De derde manier wordt zoveel mogelijk vermeden, alles wordt uit handen genomen van het gezin en de rechter beslist. Bij de tweede optie kan het gezin het nog overzien.
Kortom het minnelijke traject is in dit geval de beste oplossing.

Daarnaast heeft het gezin individueel ook veel problemen en zal er een MW’er in moeten worden geschakeld zodat die specifiek voor elk gezinslid een juiste ‘behandeling’ of plan kan maken.
De oudste dochter kan bijvoorbeeld hulp krijgen om zich voor te bereiden op de bevalling en opvoeden van haar aankomend kind. De andere dochter kan hulp krijgen door een MW’er over het weglopen. De moeder kan hulp krijgen hoe ze beter met haar autistisch onhandelbare zoon om moet gaan door bijvoorbeeld een cursus volgen of meer met de leraar te praten hoe ze de structuur op school is en dat thuis kan invoeren.
Iedereen kan individuele hulp gebruiken maar en kan ook in groepsverband hulp komen zoals gezinstherapie. Dat houdt in dat een groep mensen met een hi??rarchie, zoals in dit gezin; vader, moeder en kinderen, naar de therapeut komen met ‘?n of meerdere problemen of klachten. De therapeut of hulpverlener maakt een analyse van de situatie. Dat gebeurt door vast te stellen wat het probleem is en uitzoeken wie de betrokkenen zijn. Vervolgens volgen er gesprekken, hieruit komen meningen van de cli??nten meer naar voren wat informatief voor de hulpverlener en de groep is. De hulpverlener, en soms de groep, komt tot slot met een oplossing. Deze procedure heeft tijd nodig en zal niet binnen paar gesprekken opgelost zijn. (Salilus, 2008).

Literatuurlijst

Ferwerda, H.B. (1997 oktober). Casemanagement als ultiem vangnet. Geraadpleegd op: 04-01-2015. Opgevraagd van http://www.beke.nl.

NJI. (z.j.) Geraadpleegd op 21-10-2014, via http://www.nji.nl/Multiprobleemgezinnen-Probleemschets-Definitie
NJI. (z.j.) Geraadpleegd op 21-10-2014, via http://www.nji.nl/Multiprobleemgezinnen
Salilus, 2008, 20 januari. Gezinstherapie, oplossing voor vele mistoestanden. Geraadpleegd op: 04-01-2015. Opgevraagd van http://www.mens-en ‘samenleving.infonu.nl.

Stadsbank Oost Nederland. (z.j.). Schulden oplossen. Geraadpleegd op: 16-03-2015. Geraadpleegd van: http://www.stadsbankoostnederland.com/schulden-oplossen/

Sterk naar Werk, z.j. Geraadpleegd op: 04-01-2015. Opgevraagd van http://www.ziekenmondig.nl.

Tabibian, D. (2006) Geraadpleegd op 21-10-2014, via http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd/D8749512_3_027E.pdf
Zoon, M., Berg ‘ le Clercq, Tijne. (2014) Geraadpleegd op 21-10-2014, via http://www.nji.nl/nl/Watwerkt_Multiprobleemgezinnen.pdf


Taak 4 AQUATECH (HRM)


Inleiding
De heer Buisman is eigenaar-directeur van installatiebedrijf ‘Aquatech’. Dit bedrijf houdt zich bezig met het aanleggen en repareren van gas-, water- en elektriciteitsvoorzieningen in woningen van particulieren en in kantoor- en fabriekscomplexen. Na een aantal jaren gewerkt te hebben als leerling-monteur, monteur en hoofdmonteur ‘gas en water’, is hij in 1993 begonnen als kleine zelfstandige. In de jaren daarna heeft hij veel succes en het bedrijf groeit enorm.

Huidige situatie
Het is nu 2013. Op het bedrijventerrein van zijn woonplaats staat een loods met daarin een werkplaats, twee magazijnen voor gereedschappen en materialen, een grote showroom, een kantine, een toilet- en doucheruimte, een vergaderkamer, drie kantoorruimtes, een receptie en de directiekamer van de heer Buisman. Op de parkeerplaats staan vijf grote busjes, tien bestelauto’s en twintig kleine personenwagens, alle in de bedrijfskleuren blauw-wit-groen. De heer Buisman heeft nu 55 mensen in dienst: drie projectleiders, vijf hoofd monteurs, 25 monteurs, vijf leerling-monteurs, acht elektriciens, een fulltime boekhouder, een parttime salarisadministrateur, twee calculator/werkvoorbereiders, een secretaresse en vier parttime medewerkers voor de showroom. Hij komt nu al helemaal niet meer toe aan zijn oude vak. De offertes worden nu opgesteld door de calculator/werkvoorbereiders en zelfs het bezoeken van particuliere klanten moet hij overlaten aan zijn projectleiders. Hij is nu de directeur van een florerend bedrijf.

Toch is er in het afgelopen jaar een aantal signalen geweest dat niet alles even goed gaat.
Van zijn projectleiders hoort de heer Buisman dat er klachten zijn binnengekomen over de kwaliteit van het afgeleverde werk, over botheid van medewerkers bij vragen/wensen van klanten, over verkeerd geleverd sanitair en over medewerkers die wel erg lang pauzeren. Van vaste klanten hoort hij dat het ‘echt niet meer is zoals vroeger’ en dat verontrust hem toch wel enigszins. Ook van medewerkers vangt hij het nodige op, meestal zonder dat ze wisten dat hij het kon horen.

De heer Buisman is bepaald niet gelukkig met dit soort opmerkingen en ook de rapportages van de projectleiders bevallen hem absoluut niet. Hij zal er iets mee moeten, maar wat? Het schiet hem te binnen dat De Graaf, de salarisadministrateur, wel eens praat over de opleiding die hij aan het volgen is en wat daar zoal aan de orde komt: Human Resource (hr) – instrumenten, sociaal beleid’ en dat dat ook heel goed toepasbaar zou zijn in zijn bedrijf. Hij herinnert zich dat De Graaf zelfs een keer zei: ‘hard nodig’.

Nu hij er over nadenkt: het bedrijf is natuurlijk enorm gegroeid, hij weet niet meer wat er allemaal speelt en hij kent de meeste medewerkers van een kort praatje in de kantine. Maar het is toch goed als je werkt op basis van ‘niet zeuren, maar doen’? Wat hem betreft komt het neer op: wat is er aan klussen, wie stuur ik er heen, hoeveel tijd en materiaal kost het en hoeveel geld moet ik ervoor vragen. Of is er m’?r? En hoe denken zijn projectleiders hier eigenlijk over?

Hij besluit De Graaf uit te nodigen en legt hem de opmerkingen van de medewerkers en de rapportages van de projectleiders voor. De Graaf op zijn beurt vertelt hem het een en ander over de opleiding die hij aan het volgen is ‘ deeltijd hbo-P&O ‘ en over HR-instrumenten en sociaal beleid/ personeelsbeleid. Hij komt tot de conclusie dat hij tot nu toe eigenlijk helemaal niets ‘gedaan’ heeft aan personeelsbeleid en dat het misschien nog niet zo gek zou zijn om er ‘ samen met de projectleiders ‘ nog eens wat verder over door te praten, maar dan wel graag wat concreter.

Ze spreken af dat De Graaf hem en de projectleiders over twee weken zal komen voorleggen wat nou het praktische nut kan zijn van de HR-instrumenten voor de problemen die kennelijk in zijn bedrijf spelen.
De Graaf heeft er wel bij gezegd dat het in dit stadium nog niet mogelijk is om al zeer uitgewerkt aan te geven hoe elk instrument kan worden toegepast. Daarnaast kan het voorkomen dat er eerst vragen beantwoord moeten worden (door Buisman, de projectleiders, de verschillende medewerkers), voordat hij ‘?n en ander verder uit kan werken. Maar De Graaf zal in dat geval w??l de te stellen vragen op een rijtje zetten. Om wat meer vat te krijgen op het begrip ‘sociaal beleid’, stelt De Graaf voor om kort en in praktische bewoordingen te vertellen wat dit begrip inhoudt en een concreet voorbeeld te geven van een beheers gerichte en een ontwikkelingsgerichte toepassing van de HR-instrumenten.


Deelvraag 1 Wat speelt er binnen het bedrijf?

De sfeer binnen het bedrijf is slecht, de werknemers zijn ontevreden over hun werkgever, de klanten hebben veel klachten en er wordt een slechte kwaliteit van werk geleverd, er is weinig structuur binnen het bedrijf, er is een hoge werkdruk en slechte begeleiding en de communicatie in het bedrijf loopt slecht.

Waarschijnlijk is er in het bedrijf sprake van een soort van domino-effect (Encyclo.nl, 2015).
De heer Buisman begon het bedrijf in zijn eentje en toen was iedereen erg tevreden over hem. Waarschijnlijk omdat hij zijn werk met veel liefde deed en daardoor goede resultaten leverde. Ook was hij de enige die de opdrachten uitvoerde en omdat het zijn eigen bedrijf is, wil hij het natuurlijk zo goed mogelijk gedaan hebben. Doordat iedereen zo erg tevreden over hem en zijn bedrijf was, raden zijn klanten het bedrijf aan aan bijvoorbeeld kennissen, vrienden of familie. Het bedrijf krijgt dus steeds meer klanten en de heer Buisman kan het niet meer in zijn eentje aan. Eerst neemt hij een paar werknemers aan en kan hij nog goed overzicht houden en heeft hij goed contact met al zijn werknemers stuk voor stuk. Doordat het bedrijf blijft groeien, moet de heer Buisman meer mensen aannemen en daardoor raakt hij een beetje het overzicht kwijt. Het bedrijf is eigenlijk te groot geworden om er alleen maar ‘?n directeur op te hebben staan en geen andere bazen of onderbazen. Hierdoor wordt het contact met zijn werknemers minder goed en dit merken de werknemers natuurlijk ook. Ze gaan hun werk met steeds minder plezier doen en daardoor wordt het werk ook slechter verricht bij de klanten. Hierdoor worden de klanten ook steeds meer ontevreden en komen er veel klachten.
Daarna blijft het eigenlijk in een spiraal naar beneden gaan. De klanten zeuren meer en zijn niet meer erg tevreden, ze zullen mogelijk ook chagrijnig overkomen tegenover de werknemers van het bedrijf. Die worden daardoor ook chagrijniger en dit uit zich dan weer in het werk wat ze verrichten, waardoor het alleen maar slechter zal gaan als er niet snel wordt ingegrepen (Casus aquatech).


Deelvraag 2 wat houdt het sociaal beleid in?
Het beleid is bedoeld voor alle werknemers, hierin is vastgelegd hoe alles in en rondom het bedrijf regelt is, dit is om bepaalde problemen op te lossen, te verminderen of te voorkomen. Het sociaal beleid is gericht op alle aspecten met de relatie tussen mens en arbeid binnen de organisatie. Hierin staat alles wat te maken heeft met arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Het zijn afspraken die zwart op wit staan zodat er geen onduidelijkheden zijn, mocht er iets gebeuren. Hierin wordt een algemene indeling over de ontwikkelingen van de organisatie en de uitdagingen op het gebied van personeelsmanagement in de komende jaren beschreven. (Beleid, 2014).

Voorbeelden uit het sociaal beleid is arbeidsvoorwaarden, dit onderdeel wordt weer verdeeld in kleinere specifieke kopjes zoals; de taakverdeling, gezagsverhouding en interesses van de werknemers die bij hun taak passen. Een ander voorbeeld is arbeidsomstandigheden die ook weer is onderverdeeld in kleinere specifieke kopjes zoals; functie van bedrijfsgezondheidszorg en maatregels ten aanzien van veiligheid, gezondheid en welzijn. (fnv, 2012).

Deelvraag 3 wat houdt personeelsbeleid in?

Personeelsbeleid wordt bepaald door de bestuurder van de onderneming, dit plan is het sociale beleid ten aanzien van in de onderneming werknemers. Precies wat de naam zegt: het heeft betrekking op het personeel.
Hierin staat kort de doelstellingen van de organisatie in en de daarvan af te leiden doelstelling voor het bedrijf met de daarbij behorende acties en handelingen. Dit houdt in dat er gekeken wordt naar de ontwikkelingen binnen het bedrijf zoals bijscholing, promotie en reorganisatie. Er wordt vooral gekeken naar de toekomst.

Een personeelsbeleid bestaat uit een aantal stappen, op nummer ‘?n de top en op nummer zes de basis:
1. Groei; training en coaching
2. Functioneren; functioneringsgesprekken en prestatie indicatoren
3. Belonen; instroom, doorgroei en niveauverschil
4. Functieprofielen; verantwoordelijkheden, competenties en resultaten
5. Personeelshandboek; secundaire arbeidsvoorwaarden, huisregels, procedures e.a.
6. Arbeidsovereenkomst; primaire arbeidsvoorwaarden (mkbpersoneelsdiensten, z.j.).

Een voorbeeld wat er in het personeelsbeleid staat is ontwikkelingen. Hierin kan staan dat een bedrijf, een installatiebedrijf zoals die van meneer Buisman, kan leiden onder de ontwikkelingen van de maatschappij. In het plan moeten oplossingen komen te staan om dit te verhelpen, dit kan op korte termijn bijvoorbeeld extern personeel aannemen die installeert op een moderne manier of op een langer termijn zoals binnen de organisatie bijscholingen worden gegeven. Zo kan het personeel hun baan behouden en voorkom je dat het onder water komt te staan door de modernere maatschappij.

literatuur:
– Agendapunt, 2012. PDF. Opgevraagd van http://www.google/personeelbeleid.nl
– HRM beleidsplan maken, 2013. Opgevraagd van http://www.personeelsnet.nl
– Personeelsbeleid, 2014. Opgevraagd van http://www.wattedoenbijontslag.nl
– (Beleid, 2014. Opgevraagd van http://www.encyclo.nl).
– Vergroot je kennis over sociaal beleid, 2012. Opgevraagd van http://www.abvakabofnv.nl.
– Personeelsdiensten, z.j. Opgevraagd van http://www.mkbpersoneelsdiensten.com

Deelvraag 4 hoe kan de communicatie binnen het bedrijf verbeterd worden?

De communicatie in een bedrijf is erg belangrijk. Slechte communicatie tussen verschillende afdelingen maken het productieproces alleen maar duurder. Wanneer de interne communicatie wordt verbeterd is dit een succesfactor voor beter werken.

Om de communicatie binnen een bedrijf te verbeteren kan er individuele coaching worden gegeven. Hiernaast kunnen er teamsessies worden gegeven waarin het team gezamenlijk wordt gecoacht op weg naar een betere samenwerking. Verder kunnen er workshops, teamtrainingen, teamcoachings en groepstrainingen worden gegeven. Dit zijn nog maar enkele voorbeelden van de vele HR instrumenten die kunnen worden ingezet om communicatie binnen een bedrijf te verbeteren. Twee voorbeelden hiervan zijn hier dieper uitgewerkt.

Een training klantgericht-helpen is een voorbeeld van een HR-instrument. Hierbij wordt geleerd hoe de relaties met klanten kunnen worden versterkt en hoe er effectief wordt samengewerkt met teamgenoten. De naamsbekendheid van een organisatie of bedrijf kan verbeterd worden en er kan worden geleerd hoe er beter kan worden omgegaan met moeilijke klanten.

Bijscholing is hiernaast ook een voorbeeld van een HR-instrument. Hierdoor hoeven bedrijven minder snel mensen te vervangen omdat medewerkers bij de les blijven en nieuwe kennis beheersen. Wanneer werknemers de kans krijgen om zich verder te ontwikkelen hebben ze sneller meer tijd over voor het bedrijf.

Hierbij wordt er dan o.a. naartoe gewerkt om heldere afspraken te leren maken, en wanneer deze niet duidelijk zijn dat er een mogelijkheid is om op elkaar af te stappen. De communicatie wordt zo verbeterd. (managementsite, 2010) (desteven, z.j.)

Deelvraag 5 wat zijn HR-instrumenten?

HR-instrumenten zijn verschillende instrumenten die worden gebruikt in organisaties om het personeelsbeleid te verbeteren. HR-instrumenten hebben als doel om de werkgever en werknemers van een bedrijf tevreden te houden.
Enkele voorbeelden van HR-instrumenten zijn E-learning, feedback, studiedagen en beoordelingsgesprekken. Ook zelfstudie kan een HR instrument zijn.
Bij HR-instrumenten heb je twee verschillende soorten, namelijk harde en zachte HR-instrumenten. Harde HR-instrumenten zijn gericht op de korte termijn. Zachte HR-instrumenten zijn gericht op ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid.
Een werkoverleg kan heel goed gebruikt worden als HR-instrument. Door een werkoverleg voelen mensen zich gewaardeerd omdat ze merken dat er iets met hun kennis wordt gedaan (Transfour, z.j.).
Ook een beloning kan een HR-instrument zijn. Saamhorigheid wordt bevorderd door zo veel mogelijk inkomensverschillen weg te nemen. Iedereen streeft hetzelfde doel na en werkt even hard, op zijn of haar eigen niveau. Dit is een voorbeeld van een hard HR-instrument.
Hiernaast kan er ook als systeem gebruik worden gemaakt van intern promoveren. Dit geeft een gevoel van rechtvaardigheid en is een vorm van belonen wat ook erg motiveert. Als werknemers die goed presteren altijd gepasseerd worden door mensen buiten het bedrijf kan dat vijandige gevoelens oproepen (nieuwsbriefmedezeggenschap, z.j.) (apscheltinga, z.j.).

Deelvraag 6 Wat is het verschil tussen beheers gerichte en een ontwikkelingsgerichte toepassing van HR instrumenten (+ een concreet voorbeeld)?

Bij beheers gerichte toepassing horen functiewaardering, personeelsplanning, beoordelingsgesprekken, functievorming & loonvorming.
Bij ontwikkelingsgerichte toepassing horen opleiding en training, loopbaanontwikkeling, personeelsvoorziening en functioneringsgesprekken.
Beheers gericht is dus echt om alles op een rijtje te zetten en houden, terwijl ontwikkelingsgericht de bedoeling heeft om het bedrijf of mensen binnen het bedrijf vooruit te laten gaan.
Beheers gerichte toepassing van HR instrumenten is vooral voor het belang van het bedrijf. Ontwikkelingsgerichte toepassing is meer het belang voor het personeel.

Wanneer er bijvoorbeeld een bij- of nascholing is voor het personeel, valt dit onder de ontwikkelingsgerichte toepassing van HR instrumenten. Door de bij- of nascholing leert het personeel nieuwe dingen erbij, waardoor het bedrijf beter zal presteren.


Samenvatting & conclusie
De hoofdvraag is: Wat kan meneer de Graaf doen om meneer Buisman te helpen binnen zijn bedrijf?

Meneer Buisman heeft al iemand voor de boekhouding en hij heeft, meneer de Graaf, ingehuurd. Dat is een heel goed begin maar er zijn nog meer mogelijkheden die hem kunnen helpen. Wij hebben, volgens ons, de twee beste eruit gehaald.
Ten eerste bijscholingen. Het bedrijf ontwikkeld zich ontzettend snel en het is niet meer zoals vroeger, dit komt door de grootte van het bedrijf en de kwaliteit is minder. Medewerkers die vanaf het begin bij het bedrijf zijn weten niet hoe je een badkamer moet installeren, dit komt omdat deze taak er later is bijgekomen. Door een bijscholing kunnen de medewerkers meer kwaliteit leveren en zich verder ontwikkelen met de maatschappij.
Ten tweede cursus klantvriendelijkheid voor zijn medewerkers. Hierin leren de medewerkers klantvriendelijker te zijn en een soort etiquette wat wel en niet mag. De botheid en te lang pauzeren verdwijnt hierbij en er wordt hierdoor meer naar de wensen van de klant geluisterd.

.

Literatuurlijst

Agendapunt. (2012). PDF. Opgevraagd van http://www.google/personeelbeleid.nl
Beleid. (2014). Opgevraagd van http://www.encyclo.nl
Bureau Kalden (z.j.). Opgevraagd van http://www.nieuwsbriefmedezeggenschap.nl/nieuwsoverzicht/bureau-kalden/2451-gebruik-hr-instrumenten-binnen-de-or.html
Desteven (z.j.). Opgevraagd van http://www.desteven.nl/organisatieontwikkeling/interne-communicatie-verbeteren
Domino-effect. (2015). Opgevraagd van http://www.encyclo.nl/begrip/domino-effect
HRM beleidsplan maken. (2013). Opgevraagd van http://www.personeelsnet.nl
Mastenbroek, W. (2010) Opgevraagd van https://www.managementsite.nl/communicatie-samenwerken
Personeelsbeleid. (2014). Opgevraagd van http://www.wattedoenbijontslag.nl
Personeelsdiensten. (z.j.). Opgevraagd van http://www.mkbpersoneelsdiensten.com
Scheltinga, A.P. (z.j.). opgevraagd van http://www.apscheltinga.nl/peno.html
Transfour. (z.j.). HR-Instrumenten. Opgevraagd van http://www.transfour.nl/hr-instrumenten/
Vergroot je kennis over sociaal beleid. (2012). Opgevraagd van http://www.abvakabofnv.nl

Taak 5 PABO

Inleiding

In deze casus wordt een plan gemaakt voor een stagiair op een basisschool.
De stagiair moet onverwacht invallen voor de leraar die normaal les geeft. In dit verslag is een les gemaakt voor de volgende dag en een overdracht voor de leraar die morgen de lessen overneemt. Deze casus werd niet via de zevensprong behandeld en zal er anders uit komen te zien dan de andere casussen.

Groep 5 Vakkenpakket en niveau:
Het vakkenpakket voor kinderen uit groep 5 bestaat uit de volgende vakken:
– Rekenen: Al vanaf groep 1 zijn kinderen op de basisschool bezig met rekenen. In groep 3 begint het serieuze werk en leren kinderen o.a. hoe ze moeten optellen en aftrekken. Als de basis onder de knie is, gaan kinderen verder met het leren van de tafels; voor sommige kinderen best een lastige opgave. Op de meeste basisscholen werken kinderen bij rekenen in verschillende niveaugroepen; bijvoorbeeld in een groep die ‘minimumstof’ (minimale leerstof) maakt of in een plusgroep voor sterke rekenaars. Veel scholen geven het vak rekenen aan de hand van een leermethode als ‘Pluspunt’ of ‘de Wereld in Getallen’. Dergelijke methodes besteden per schooldag ongeveer een uur aan rekenen, waarin ook onderdelen als hoofdrekenen en cijferen aan bod komen.
In groep 5 moeten de kinderen de tafels van 1 t/m 10 beheersen. Ze leren optellen en aftrekken met getallen tot 1000. Ook leren ze om geld gepast terug te geven en om analoog en digitaal klok te kijken op de minuut. Ze leren wat de oppervlakte en omtrek is en gaan verder met (kilo)gram en (mili)liter.
– Taal: De taalontwikkeling van kinderen begint al ver voordat zij naar school gaan, en ontwikkelt zich op de basisschool steeds verder. In groep 2 kunnen veel kinderen hun eigen naam schrijven en ook kennen ze inmiddels een aantal woorden. Taal op de basisschool kent veel verschillende gebieden, waaronder bijvoorbeeld woordenschat, stellen (schrijven van verhalen) en spreken en luisteren naar taal. Meestal gebruiken scholen onderwijsmethoden om taal te geven, zoals ‘Taal op Maat’ of ‘Taal Actief’.
In groep 5 leren de kinderen wat voegwoorden en vraagwoorden zijn. Ze leren ook om teksten in te delen in een inleiding, conclusie, voorwoorden nawoord. Ook bij taal wordt er gebruik gemaakt van een bijwerkboek en een taalplusboekje.
– Spelling: De bekende ‘woordpakketten’ zijn op veel basisscholen nog steeds niet weg te denken. Soms krijgen kinderen woordpakketten mee naar huis om te oefenen, maar ook op school wordt veel geoefend met Spelling. De computer neemt hierbij steeds een belangrijkere rol in; bijvoorbeeld door te werken met het computerprogramma ‘Ambrasoft’. Voor spellingszwakke kinderen zijn er vaak speciale leerroutes opgezet die kinderen helpen bij het spellen. Zo is er ook aandacht voor kinderen met dyslexie. Scholen gebruiken verschillende aanpakken om kinderen te leren spellen. Veel gebruikte aanpakken zijn de methode van ‘Jos?? Schraven’, ‘Taal Actief’ en ‘Taal op Maat’.
In groep 5 zijn de leerlingen iedere dag bezig met spelling. De nieuwe categorie??n in groep 5 zijn kilo-woorden en ‘s-Woorden.
Kilo-woorden zijn woorden waarbij je ‘ie’ hoort, maar ‘i’ schrijft. Het is een lastige categorie, omdat de methode niet bij alle woorden toegepast kan worden. De kinderen in groep 5 leren de volgende punten die steun kunnen geven bij de zogenaamde kilo-woorden:
* De maanden waarbij je een ie hoort worden met de i geschreven
* Woorden met -tie en nog een ie-klank schrijf je meestal met een i
* Betekenloze delen zijn vaak met een i. Bij de woordjes dieren en
riemen, is het duidelijk dat er wordt verwezen naar de woorden
dier en riem. Maar in het woord dirigent verwijst de ie klank
nergens naar en schrijf je het dus tweemaal met de i.

*Woorden met een onbeklemtoonde e achteraan schrijf je met de
“gewone” ie. Dit zijn bijvoorbeeld woorden in meervoud en de
meeste werkwoorden. Deze doen dus niet mee met de kilo-
woorden!
In de bijlage (1) staat een lijst met alle kilo-woorden die kinderen van groep 5 moeten leren.

‘s-Woorden zijn woorden waarin er een ‘s wordt gebruikt, in plaats van des (ofwel in de).
In groep 5 komen de volgende ‘s-Woorden aan bod:
‘s avonds, ‘s morgens, ‘s winters, ‘s zaterdags, ‘s maandags, ‘s nachts, ‘s woensdags, ‘s zomers, ‘s middags, ‘s ochtends, ‘s werelds, ‘s zondags. (De Tweemaster, 2012)
– Begrijpend lezen: De meeste scholen gebruiken speciaal en methode om Begrijpen Lezen te geven, bijvoorbeeld de methode ‘Goed Gelezen’ of ‘Nieuwsbegrip’. Begrijpend lezen helpt kinderen in te zien hoe bijvoorbeeld teksten zijn opgebouwd. Een les Begrijpend Lezen zal vaak bestaan uit het lezen van een stuk tekst om er vervolgens een aantal vragen over te maken.
Kinderen in groep 5 zullen tijdens Begrijpend Lezen vooral bezig zijn met het lezen van informatieve teksten, zoals studieteksten, informatiebronnen, kaarten en schema’s/tabellen/grafieken.
– Lezen: Aandacht voor technisch lezen is voor veel scholen erg belangrijk. Soms vinden kinderen het niet leuk om te lezen, en proberen scholen dit te stimuleren door een leuke methode of oefening aan te bieden. De leesniveaus van kinderen worden weergegeven in zogenaamde AVI-niveaus. Op welk AVI-niveau een leerling zich bevindt, wordt jaarlijks getest met een toets. Met name in de middenbouwgroepen neemt technisch lezen een belangrijke plek in; methoden als ‘Veilig Leren Lezen’en ‘Lekker Lezen’ worden veel gebruikt om kinderen goed technisch te leren lezen.
Aan het eind van groep 5 wordt er van de kinderen verwacht dat ze in AVI 6 / 7 zitten.
De term AVI-lezen komt voort uit de afkorting AVI (Analyse van Individualiseringsvormen). Hieronder vind je nog een korte uitleg over de verschillende AVI niveaus die er zijn.

Als eerste wordt het niveau bepaald. De M staat voor Midden; het niveau dat rond januari bereikt moet zijn. E staat voor Eind; het niveau dat rond juni bereikt moet zijn. De juiste letter, gevolgd door het groepsnummer van het kind geeft de juiste code. (AVI-lezen, z.j.)
– Wereldori??ntatie: Omvat drie vakken; Aardrijkskunde, Geschiedenis en Biologie. Soms gebruiken basisscholen ‘?n methode voor wereldori??ntatie zoals ‘Topondernemers’, maar meestal wordt wereldori??ntatie nog gescheiden van elkaar gegeven. Vaak maken scholen dan ook gebruik van een methode; en ook laten leerkrachten bij ‘?n of meerdere vakken vaak filmpjes zien van bijvoorbeeld ‘Huisje, Boompje, Beestje’, ‘Nieuws uit de Natuur’ of het ‘SchoolTV Weekjournaal’ (SchoolTV).
Vaak wordt er daarnaast op een creatieve manier aan het thema gewerkt. Zo maken de kinderen bijvoorbeeld collages, muurkranten, presentaties, werkstukken en grote knutselwerken. Er wordt per thema ongeveer 6 werken tijd besteed aan dat thema. De thema’s in de verschillende leerjaren verschillen per school. Het ligt eraan met welke methode de school werkt.
– Handvaardigheid: Naaien, plakken, knippen, figuurzagen, boetseren, moza??eken; je kunt het zo gek niet bedenken of scholen bieden het aan tijdens hun lessen Handvaardigheid. Meestal wordt Handvaardigheid gegeven op ‘?n middag per week. Hoewel er best onderwijsmethoden voor Handvaardigheid zijn, zoals ‘Moet je doen’, bedenken veel leerkrachten zelf hun opdrachten. Op veel scholen bestaan er ook zogenaamde creamiddagen. Dit is een middag die zo 4 keer per jaar wordt georganiseerd door alle leerkrachten van meerdere leerjaren. Ook helpen daarbij vaak ouders van leerlingen. Hierbij hebben de leerlingen een keuze over welk knutselwerk ze willen maken. Ze zitten hierbij in groepjes gemengd met de andere klassen, waardoor ze ook contact maken met andere kinderen dan hun vaste klas. De creamiddagen zijn goed voor een middag ontspanning, maar daarnaast ook goed voor de sociale ontwikkelingen van het kind.
– Tekenen: Bij een vak als Tekenen wordt onderscheid gemaakt tussen vrij tekenen en tekenen met een opdracht. Kinderen worden vaak beoordeeld op hun inzet, creativiteit en fantasie. Veel scholen geven speciale tekenboeken aan hun leerlingen, waarin ze al hun tekenwerkjes kunnen verzamelen. Aan het eind van het schooljaar mag dat tekenboek dan mee naar huis genomen worden. In de ‘jongste’ groepen van de basisschool vormen tekeningen ook een onderdeel van de taalontwikkeling; juffen en meesters schrijven iets bij het getekende.
– Drama: Niet alle scholen besteden aandacht aan drama, omdat het geen verplicht vak is. Drama is een vak dat kinderen helpt met het zich te leren uiten. Ook kunnen oefeningen en opdrachten kinderen stimuleren in hun fantasie. Omdat het vak Drama niet verplicht is, zal het niet wekelijks aan bod komen. Veel scholen besteden er wel eens in de zoveel tijd een les aan.
– Godsdienst/Levensbeschouwing: Dit vak wordt ook lang niet op alle scholen gegeven. Vaak wordt er op gelovige scholen wel aandacht aan besteed. Ook steeds vaker wordt er op scholen waar veel verschillende culturen bij elkaar zitten aandacht aan besteed. Dit is erg belangrijk zodat de kinderen elkaar beter respecteren en begrijpen. Ze leren vooral over de verschillende religies en godsdiensten die er zijn.
– Sociale Vaardigheden: Steeds meer scholen hebben behoefte aan een methode om kinderen wegwijs te maken met Sociale Vaardigheden. Bekende methoden zijn de PAD-methode en de KANJER-training.
Bij Sociale Vaardigheden leren kinderen om op een goede manier problemen op te lossen bijvoorbeeld voor zichzelf op te komen. Soms bieden scholen assertiviteitstrainingen of sova-trainingen voor kinderen die hiervoor in aanmerking komen.
– Gymnastiek: Niet alle leerkrachten mogen tegenwoordig zomaar gymnastiek geven. Pas afgestudeerde leerkrachten moeten namelijk eerst hun ‘gymakte’ halen. Met een gymakte mogen leerkrachten kinderen spel- en toestellessen geven. Tijdens de lessen leren kinderen gezamenlijk en zelfstandig te bewegen in de breedste zin van het woord. Soms nemen scholen (besturen) een speciale gymdocent in dienst.
– Muziek: Dit soms wat ondergesneeuwde vak wordt op veel scholen gegeven. De manier waarop muziek wordt gegeven hangt soms samen met de interesse van de leerkracht; amuzikale leerkrachten zullen aan dit vak minder aandacht besteden. De methode ‘Moet je doen’ biedt een leerlijn voor de muziekontwikkeling van kinderen. Op scholen wordt veel gebruik gemaakt van diverse zang- en muziekbundels, waaronder ‘Eigenwijs’. Ook voor dit vak wordt door sommige scholen een speciale muziekdocent in dienst genomen.
– Techniek: Met name de laatste jaren is het vak Techniek in opkomst op basisscholen. Dit komt doordat er steeds minder jongeren een technische opleiding gaan doen de afgelopen jaren. Scholen zijn verplicht dit vak te geven, maar mogen zelf een invulling geven aan Techniek. Soms werken scholen met gastdocenten, anders met een bepaalde methode of bijvoorbeeld met Techniektorens. Een techniekles op de basisschool richt zich vaak heel basaal op de omgeving van het kind. ‘Hoe werkt een dynamo op je fiets’? of ‘Hoe laat je een lamp branden’?.

Dinsdag 16 december 2014

Ochtend:
08:30-08:50 uur: Kringgesprek, wat hebben de kinderen van het weekend gedaan?

08:55-09:45 uur: Eerste 10 minuten uitleg over spelling. H3 blz. 21 Foute D’s en T’s daarna zelfstandig aan de slag, kinderen mogen evt. vragen stellen.

09:45-10:00 uur: School tv weekjournaal kijken onder het fruit eten en drinken.

10:00-10:15 uur: Kleine pauze, buiten spelen.

10:15-11:00 uur: Rekenen uitleggen Geld tellen: betalen en wisselen, Blz. 13. Daarna Tijd: kalender blz. 16. Beide boek Rekenen doe je zo!

11:00- 11:30 uur: Eigen werkstuk geschiedenis afmaken, kinderen pakken hun eigen werkje en maken hun tijdslijn af: van steentijd t/m Romeinse tijd.

11:30-11:45 uur: Klaar met je werkje van geschiedenis, zelfstandig tekenen.

11:45-13:00 uur: Middag pauze

Middag:
13:00-14:30 uur: Bewegingsonderwijs, naar de sporthal ‘Aladnahal’ lopen.
Warming- up: kat & muisspel daarna drie vakken werken: vak 1; kast springen met minitrampoline, hierbij leraar vangen met klemgreep, vak 2; mikken op hoog doel, vak 3: raw- hide met banken. Vak 2 en 3 kunnen de kinderen zelf tikker uitkiezen, leraar wel in de gaten houden. (zie bijlage lesvoorbereiding)

14:45-15:15 uur: Natuur: Kinderen mee naar buiten nemen om bladeren te zoeken, dit gebeurt in twee- tallen.14: Varaan, eikenblad, beukenblad en ‘?n naar keuze moeten ze meenemen. Dit duurt ongeveer 20 min, daarna naar binnen uitleg geven over hoe ze groeien, de seizoenen en de bodem.

15:15-16:00 uur: Handenarbeid: 3D werkstuk maken, keuze uit Kerstman of kerstboom. Als de kinderen rustig werken evt. achtergrondmuziek van Kinderen voor Kinderen op als beloning.

Overdacht voor invaller:

Hallo,

Vandaag heb ik taal, rekenen, werkstuk van geschiedenis, bewegingsonderwijs, natuur en
handenarbeid gegeven. Op de planning voor morgen staat:
Taal, rekenen, Topografie en weer handenarbeid op het programma, hierbij een kleine opzet:

Ochtend:
Taal spelling: aa of a, ee of e, oo of o. H6 blz. 56 van het gele boek van Nederlands.

Rekenen: breuken optellen, dit heeft enige tijd vooruitleg nodig. H7 blz. 43 uit het boek Rekenen doe je zo!

Vrij invullen: Tekenen of spelletjes (liggen achterin de klas)
Twee personen mogen tegelijkertijd naar de gang op de computer aan het werk, taal of rekenen. Na 10 minuten wordt er gewisseld.

Middag:
Herhaling taal: Gisteren hebben we met D’s en T’s geoefend, vandaag herhalen. H3 blz. 21 van het gele boek Nederlands.

Topografie: Provincies en Provincie hoofdsteden, alleen van de regio Noord. Paar kinderen naar het bord de plekken aanwijzen daarna iedereen individueel opdracht 6 van H4 op blz. 37 van het boek ‘Landboek’ maken.

Handenarbeid: We zijn bezig met een eigen werkstukje met het thema kerst. De kinderen maken een 3D werkstuk van een Kerstman of een kerstboom. Dit werkje moet vandaag af.

De tijden van de vakken mag je zelf invullen maar neem veel tijd voor de breuken, dit vinden ze
moeilijk.

Pauzes:
Kleine pauze: 10:00-10:15 uur buitenspelen.
Grote pauze: 11:45-13:00 uur.

Het is een makkelijke en leuke groep maar let wel op Britt en Esmee, zij mogen niet bij elkaar zitten anders gaat het mis, erg kattig gedrag.
Niels heeft ADHD en Mohammed een milde vorm van Autisme, beide hebben structuur nodig en
vraag na of ze de stof begrijpen na de uitleg.

Succes!
Met vriendelijke groet,
Loes.

Doelstelling: maak een les rekenen en taal voor een groep 5.
Les rekenen
We beginnen de les met een uitleg over wat voor sommen we gaan doen. We gaan rekensommen met geld maken en daarna getallen optellen. Verder gaan we aan het werk met de kalender. Als er vragen zijn kunnen die aan de lerares gesteld worden.
1 Rekenen met geld!
Reken de sommen uit en schrijf het antwoord op de streep:

‘5 + ‘7 = ___ ’37 + ’20= ___ ’47 + ’37= ___
‘8 + ‘3 = ___ ’96 + ’40= ___ ‘108 + ‘7= ___
‘6 +’13= ___ ’34 + ’25= ___ ’85 + ’29= ___
‘8 + ‘9 = ___ ’13 + ’56= ___ ’70 + ’44= ___
‘0 +’15= ___ ’44 + ’33= ___ ’49 + ’67= ___

2 Rekenen met geld!
Reken de sommen uit en schrijf het antwoord op de streep:

’20 – ’11= ___ ’64 – ’40= ___ ’96 – ’60 = ___
’18 – ‘9 = ___ ’86 – ’32= ___ ’81 ‘ ’29 = ___
’15 – ‘7 = ___ ’44 – ’34= ___ ’48 ‘ ’24 = ___
’17 – ‘8 = ___ ‘106 – ’18= ___ ‘109 – ’11 = ___
’19 – ‘0 = ___ ’85 – ’83= ___ ‘105 – ‘100= ___

3 Hoeveel punten hebben ze samen? Reken uit! Doe het handig.
a Job Epke Ali Samen
Spel 1 25 10 75
Spel 2 40 15 60
Spel 3 20 18 80
Spel 4 35 15 50
Spel 5 15 48 15

b Puk Roos Cas Samen
Spel 1 34 16 50
Spel 2 17 18 33
Spel 3 29 44 31
Spel 4 48 22 34
Spel 5 58 27 23

April
Maandag 7 14 21 28
Dinsdag 1 8 15 22 29
? 2 9 16 23 30
Donderdag 3 10 ? 24
Vrijdag 4 11 18 25
Zaterdag 5 12 19 26
Zondag 6 13 20 27
Kalender
Op de plaats van het paarse vraagteken moet staan:
””_______________________________________________

Op de plaats van het rode vraagteken moet staan:
_______________________________________________’
Les taal:
Deze les gaan we bezig met een tekstje lezen en daarbij opdrachten maken. Als er vragen zijn mogen die altijd gesteld worden. Veel succes!
Lees wat Bart vertelt over muggen.
Muggen drinken bloed.
Pech voor jou, want ook jouw bloed vinden ze lekker.
Bloed stolt zodra het buiten je lichaam komt.
Voor jou is dat een voordeel.
Maar voor muggen is dat niet prettig.
Hun zuigsnuitje zou hierdoor verstopt kunnen raken.
Daar hebben de muggen iets op bedacht.
Ze spuiten eerst een soort spuug in jou huid.
Daardoor kan het bloed niet hard worden en kunnen ze zich volzuigen.

Wat heeft Bart niet goed uitgelegd’? Bart legt niet goed uit wat muggen drinken.
‘ Bart legt niet goed uit wat stollen is.
‘ Bart legt niet goed uit waarom muggen spuug in je huid spuiten.
Welke vraag zou jij daarom stellen?

___________________________________________________________________________

Wat wil jij nog meer over muggen of muggenprikken weten?
Bedenk twee vragen.

Vraag 1: ____________________________________________________________________

Vraag 2: ____________________________________________________________________

Lees de tekst:

Een mug steekt met zijn angel.
Die zit aan de voorkant.
De angel van de bij en de wesp zitten aan de achterkant.
Bijen en wespen spuiten geen spuug, maar gif in je huid.

Bedenk een vraag over iets wat je niet begrijpt?

____________________________________________________________________________

Bedenk een vraag over wat je nog meer wilt weten?

____________________________________________________________________________
”””

Literatuurlijst

Reflecties
Vera 6-01-2015
Jouw bijdrage tijdens PGO
Ik heb op verschillende manier bijgedragen aan PGO. Alhoewel ik het vak PGO niet altijd leuk heb gevonden heb ik hier zeker veel van geleerd. Ik heb bijgedragen als voorzitter door ‘?n keer voorzitter te zijn tijdens een vergadering. Ik zag hier in het begin een beetje tegen op omdat ik dit nog nooit gedaan had en dit dus compleet nieuw voor mij was. Ik had me goed voorbereid en vond dit uiteindelijk ook niet slecht gaan. Tijdens deze vergadering werd de taak voor het vakgebied toegepaste psychologie behandeld. Dit was een moeilijke casus en ik had dus ook wel even de tijd nodig om samen met de rest van de groep tot goede deelvragen te komen. Over het algemeen vond ik mijn bijdrage tijdens deze vergadering als voorzitter goed. Een verbeterpunt voor de volgende keer vond ik wel dat het onrustig was. Ik vond het moeilijk om voor mezelf op te spreken dat ik ze stil kreeg.
Mijn bijdrage als deelnemer vond ik minder goed. Ik ben persoonlijk een afwachtend persoon en dit probeer ik ook te veranderen. Vooral de eerste lessen van PGO was ik erg afwachtend. Dit komt denk ik vooral doordat het vak nieuw was en ik nog niet helemaal helder had wat er van mij verwacht werd. Ik heb hier zeker van geleerd en naarmate we meer lessen PGO kregen leerde ik ook beter mijn inbreng te geven. Dit kan ik nog niet perfect maar ik heb hier wel vooruitgang in gemaakt.
De samenwerking in mijn groepje ging goed. We verdeelden aan het begin van elke taak de taken die moesten gebeuren en werkten hier dan apart aan. Als er problemen waren kon dit aan elkaar gevraagd worden en werd er samen naar een oplossing gezocht.
De presentatie zelf ging goed. De feedback die we terug kregen was onder andere dat de structuur helder was
De verslaglegging
Aan het begin van elke taak werden de taken onderling verdeeld. Mijn bijdrage was dus elke keer anders maar we hebben alle drie ongeveer evenveel aan de verslagen bijgedragen.
Leerdoelen
Mijn eerste leerdoel is minder afwachtend zijn. Aan het begin van de PGO lessen was ik erg afwachtend waardoor ik niet goed uit mijn schulp kwam. Hierin heb ik vooruitgang geboekt maar ik wil hier graag nog meer vooruitgang in zien. Aan het eind van dit jaar zou ik graag een stuk minder afwachtend zijn. Ik verwacht dit te bereiken doordat ik meer vertrouwd raak met de manier van studeren op het HBO. Hierdoor leer ik wat er van mij verwacht wordt en zal ik minder afwachtend kunnen zijn.
Mijn tweede leerdoel is beter leren omgaan met kritiek ontvangen en geven. Bij het ontvangen van kritiek voel ik me soms aangevallen terwijl dit niet altijd zo hoeft te zijn bedoeld. Bij het geven van kritiek ben ik vaak te mild omdat ik bang ben mensen te kwetsen. Doordat dit een onderwerp is wat vaak in lessen voorkomt hoop ik hier steeds beter mee te leren kunnen omgaan. Hier wil ik verbetering in zien aan het eind van het jaar. Zodat ik kritiek geven en krijgen niet zie als een persoonlijke aanval.

Werkveld per taak
MWD/SPH
Wat ben ik te weten gekomen.
De opleidingen MWD en SPH hebben veel met elkaar gemeen. De beroepen in het werkveld kun je vaak met beide opleidingen uitvoeren. Je kunt op veel verschillende plekken werkzaam zijn.
Wat spreekt mij aan en wat spreekt mij niet aan.
Bij beide opleidingen spreekt het mij aan dat er in het werkveld met veel verschillende doelgroepen wordt gewerkt. Bij SPH en MWD wordt er vaak in groepen gewerkt. Dit spreekt mij minder aan.
Wat vraagt het beroep van je.
Dat je rustig kunt zijn en empathie hebt.
Past het beroep bij je.
Ja en nee, ik kan rustig zijn op de juiste momenten en kan me goed inleven in mensen maar het in groepen werken spreekt mij minder aan.
PABO
Wat ben ik te weten gekomen.
Dat de doelgroep kinderen is. De garantie op een baan bij deze opleiding is erg groot. Je werkt met kinderen van verschillende leeftijden. Naast lesgeven doe je nog andere activiteiten als lesvoorbereiding en ingeleverd werk nakijken.
Wat spreekt mij aan en wat spreekt mij niet aan.
De doelgroep spreekt mij minder aan omdat het mij niet zo leuk lijkt om met kinderen te werken. Wat mij juist wel aanspreekt is het overbrengen van kennis.
Wat vraagt het beroep van je.
Dat je overwicht hebt over een groep, dat je geduldig bent en dat je goed in taal en rekenen bent.
Past het beroep bij je.
Nee, lesgeven aan kinderen lijkt mij niet iets voor mij.

Toegepaste psychologie
Wat ben ik te weten gekomen.
Je kunt op veel verschillende plekken werken. De opleiding is vrij nieuw en daardoor is de baankans klein.
Wat spreekt mij aan en wat spreekt mij niet aan.
Ik vind de stof erg interessant en het lijkt mij leuk om meer te leren over stoornissen enz. Het spreekt mij niet aan dat de baankans zo klein is.
Wat vraagt het beroep van je.
Dat je serieus bent.
Past het beroep bij je.
Ja ik kan serieus zijn op de momenten waarop dat van mij gevraagd wordt en heb veel geduld.


HRM
Wat ben ik te weten gekomen.
Dat er twee verschillende richtingen zijn van HRM. Je hebt de zakelijke kant en de talentontwikkeling kant. Je kunt op veel verschillende plekken aan de slag.
Wat spreekt mij aan en wat spreekt mij niet aan.
Het spreekt mij aan dat je ook de richting kunt kiezen met talentontwikkeling. Het spreekt mij niet aan dat er veel economie in de opleiding zit.
Wat vraagt het beroep van je.
Dat je affiniteit hebt met cijfers en dat je goed bent met mensen.
Past het beroep bij je.
Ja en nee, ik vind werken met mensen interessant maar ik heb geen affiniteit met cijfers.

Keuze schakelprogramma per taak
MWD/SPH: Aan het begin van de opleiding twijfelde ik tussen MWD en TP. Door onder andere deze taak heb ik MWD kunnen uitsluiten en de keuze kunnen maken voor TP.
PABO: Deze opleiding wou ik vanaf het begin al niet kiezen en de taak heeft mijn keuze dus niet makkelijker gemaakt.
TP: Deze taak heeft onder andere mijn keuze versterkt. Door deze taak kreeg ik een duidelijker beeld van het beroep en zag ik in dat het beroep mij leuk lijkt.
HRM: Deze opleiding wou ik vanaf het begin al niet kiezen en de taak heeft mijn keuze dus niet makkelijker gemaakt.

Vera Budding EPS1VD1

Reflectie Arieke Kolthof
1. Jouw bijdrage tijdens PGO
Wat ging goed en wat ging minder goed tijdens de vergaderingen, denk hierbij aan voorzitten, notuleren en je rol als deelnemer?
Tijdens de vergadering ben ik altijd wel aan het woord geweest. Ik ben iemand die geen blad voor de mond neemt. Dat kan ook een valkuil zijn, af en toe was ik te bang om te veel te zeggen waardoor ik maar niks zei zodat anderen een beurt kregen. Daarnaast was ik in het begin wat stiller dan de laatste lessen, dit komt omdat ik in het begin wat afwacht en eerst kijk hoe de methode werk.
Het voorzitten heb ik geen problemen, mee. Ik vind het niet erg om voor de klas te staan, wat ik niet zo leuk vond is dat je met leeftijdsgenoten te maken hebt en daardoor ben ik soms minder serieus.
Het notuleren ging naar mijn idee goed, je hebt weinig tijd voor inbreng aangezien je snel moet typen. Ik had de notulen op tijd doorgestuurd maar was ze vergeten naar de docent te sturen, dit heb ik later alsnog gedaan.
Wat was jouw aandeel in de samenwerking in de subgroep?
Ik denk wel goed, ik nam vooral de leiding in de zin van; snel taken verdelen zodat iedereen bezig kan, of je dat nu of later doet. Ook communiceerde ik veel, ik hield Vera en Lotte constant op de hoogte van wat ik bijvoorbeeld had of hoe ik het aanpakte maar vroeg ook dingen zoals aan hun als ik het niet snapte. Ik ben niet goed in verslagen maken en informatie zoeken, mede omdat je dat nauwelijks op het mbo hebt, daarom had ik soms wel wat hulp nodig.
Hoe ging de presentatie van de taak? Wat was jouw aandeel hierin?
Lotte, Vera en ik hebben van te voren de taken verdeeld zodat iedereen even veel had om te presenteren. Echter ging de presentatie ging totaal niet goed. Lotte, Vera en ik moesten hem over TP houden. Deze casus vond ik het moeilijkst en dat kon je ook zien tijdens de presentatie. Voor de klas staan vond ik niet erg maar inhoudelijk klopte het niet en was het niet heel duidelijk.
Wat voor feedback heb je ontvangen?
Inhoudelijk was hij niet goed, er kon meer informatie verteld worden.

2. De verslaglegging
Als je het hebt over de taalbeheersing in je verslag (spelling, zinsbouw, opmaak, vormgeving), met welk(e) onderdelen heb jij je het meeste beziggehouden?
Vooral of ik alles wel juist typte, ik vind dat persoonlijk het belangrijkste want als je fouten in de woorden maakt dan lijkt het meteen al slordig. Zinsopbouw vind ik ook belangrijk maar daar kijk je vaak sneller overheen dan typfouten.
De taken werden gerouleerd per casus dus je had niet bijvoorbeeld de hele tijd het voorblad of een paar deelvragen. Ik had ‘?n keer het voorblad, inhoudsopgaven etc. oftewel de vormgeving. Mijn afbeelding op de voorkant is vaak groot en overzichtelijk, geen kleine lettertjes of een onduidelijke titel.
Iedereen moest haar eigen deel van het verslag verbeteren en Vera zette alles in elkaar. Ik moet eerlijk toegeven dat mijn bijdrage aan het verslag het minst was en Vera het meest. Het in elkaar zetten kost veel tijd en volgende keer moeten we dat samen op school doen.

Wat vond je van het niveau?
Het niveau voor het vak pgo vind ik hoog, er wordt heel goed gekeken naar de inhoud en het verslag, vooral apa is belangrijk. Op het mbo had ik dit nauwelijks vandaar dat ik dat erg lastig vond. Misschien is het niveau voor mij te hoog qua verslagen, want nog steeds heb ik er moeite mee.
3. Leerdoelen
Welke leerdoelen heb je geformuleerd op basis van de punten die je bij onderdeel 1 en 2 hebt genoemd?
Meer de tijd nemen om bronnen te zoeken, dit kan soms niet binnen een kwartier, je moet hiervoor de tijd nemen en breed zoeken bijvoorbeeld in het Engels. Doordat je meerdere bronnen hebt, wordt mijn verslag inhoudelijk ook beter denk ik.
Daarnaast hulp vragen met apa, hiervoor moet ik ook weer de tijd nemen en eventueel extra hulp vragen bij een docent of oudere student.

4. Werkveld per taak
Wat ben je te weten gekomen over het beroep (of de beroepen) in de uitgewerkte casussen?
Alhoewel ik pgo ‘?n van de moeilijkste vakken vind, vind ik het wel erg leerzaam. Je krijgt meer inzicht in alle beroepskeuzes van wat het inhoudt. Over de methodiek leer je veel, zo zie je namelijk hoe iemand te werk gaat in het werkveld.
Ik ben er ook achter gekomen dat elk werkveld meer mogelijkheden heeft om te werken dan dat ik dacht.

5. Keuze schakelprogramma per taak
Wat betekent de taak voor je keuze?
Voordat we de casus van pabo behandelde wist ik al dat ik die richting op wilde. Wat dat betreft betekent het niets. Maar de casus heeft me beter laten zien hoe een leraar te werk gaat, de methode.
De andere casussen waren heel leerzaam maar hebben me ook bevestiging gegeven dat ik niet die richting op wil. Vooral HRM en TP vond ik niks. De casussen van MWD en SPH vond ik op zich wel interessant maar ik houd niet dat je altijd met problemen te maken hebt, vandaar de bevestiging fijn is.

Reflectie Lotte Vlutters
De eerste paar lessen PGO waren erg onduidelijk voor me. Ik wist niet goed wat we moesten doen en wat de bedoeling was van de verslagen maken. Toen we wat meer lessen hadden gehad liep het wel steeds beter, omdat iedereen een beter beeld kreeg van het vak en van wat de bedoeling was bij het vak.
Ik ben zelf tijdens de vergaderingen eigenlijk te weinig aan het woord geweest. Ik heb vaak wel goede idee??n in mijn hoofd, maar meestal houd ik mijn mond. Ik heb er geen moeite mee om wat te zeggen, maar wel met me ”er tussen drukken” als iedereen wat te zeggen heeft. Dan denk ik snel laat maar zitten.
Voorzitter zijn ging helemaal niet goed, dat kwam mede doordat ik die dag behoorlijke hoofdpijn had, maar ook omdat ik het lastig vind om ”de baas” te spelen over mijn medeleerlingen. Wanneer iedereen door elkaar heen praat kan ik er moeilijk overheen komen en zeggen dat mensen stil moeten zijn. Dit gaat trouwens wel een stuk beter dan eerst, ik was vroeger heel erg verlegen, toen zou ik geen woord gezegd hebben.

De subgroep waar ik in zat (met Vera en Arieke), was op zich wel een goede groep. Ik denk dat we allemaal weinig moeite hebben met samenwerken en daardoor verliep het ook allemaal redelijk soepel.
Ik had zelf wel wat meer inzet kunnen tonen voor de tijd, wanneer de taken verdeeld moesten worden. Dan hadden we sneller bezig kunnen gaan met de verslagen en hadden we er meer tijd in kunnen steken. De taakverdeling ging eigenlijk goed, alles werd ongeveer eerlijk verdeeld en iedereen deed zijn eigen ding.

De presentatie op zich ging heel erg goed, alleen bleek na de tijd dat er inhoudelijk weinig van klopte. Dit was heel erg jammer, daardoor hebben we veel punten gemist. We hadden het zelf eigenlijk niet door dat het inhoudelijk niet klopte, omdat we gewoon via internet op zoek zijn gegaan naar informatie en daar ook veel gevonden hebben.
Ik vind het wel altijd een beetje lastig om voor de klas te staan, omdat ik er niet echt van houd om in het middelpunt te staan.
De taken van de presentatie waren gewoon weer eerlijk verdeeld. Ik heb de presentatie in elkaar gezet, omdat we graag wouden presenteren met prezi en ik daar het meest bekend mee was.

We kregen als feedback voor de presentatie dat de presentatie inhoudelijk niet in orde was. We hadden ook nog meer informatie kunnen zoeken en vertellen.
De feedback die we voor de verslagen kregen was wel iets beter. Wel hadden we geen enkele bronnenlijst goed gemaakt, dit komt denk ik mede doordat we allemaal niet bekend waren met de APA-richtlijnen en dat was wel erg wennen. Ook hadden we enkele deelvragen niet goed uitgewerkt, maar dat hebben we later wel verbeterd.

Ik vind het belangrijk dat de verslagen er verzorgd uitzien, daarom let ik bij het nakijken vooral op de zinsopbouw, opmaak en vormgeving.

Het niveau van de casussen was soms erg hoog naar mijn idee. Vooral bij de eerste paar vergaderingen, omdat niemand toen echt het idee had wat de bedoeling was. De verslagen werden best wel streng nagekeken, maar eigenlijk vind ik dit juist wel goed, zo leer je dat je het direct de eerste keer goed en netjes moet doen en dat je er niet zomaar vanaf komt.

Door het schrijven en maken van de verslagen heb ik geleerd om betere en betrouwbaardere bronnen te gebruiken. Ook heb ik geleerd om APA te werken, wat ik nog steeds wel lastig vind.
Waar ik graag nog mee door wil oefenen is met presenteren en voorzitter zijn. Ik hoop dat het de volgende keer al wat beter gaat en denk dat ik het gewoon vaak moet doen om eraan te wennen en mezelf meer te laten horen.

Ik denk dat PGO erg goed helpt om een beter beeld te krijgen van de verschillende werkvelden. Voor de opleiding 3PS is dat dus wel heel handig, omdat de studenten dan nog een keuze moeten maken. Ik vond het persoonlijk wel interessant om van al die werkvelden wat te ”proeven”.
Ik vond de casussen van MWD, SPH en Pabo erg leuk om te doen. De andere 2 spraken me wat minder aan.
Uiteindelijk heb ik voor het schakelprogramma van 3PS gekozen voor MWD gekozen. Eigenlijk was ik hier al redelijk uit voordat ik ??berhaupt begonnen was aan het schooljaar. Het spreekt me erg aan dat je 1 op 1 in gesprek gaat met je cli??nt en dat je jezelf, wanneer het kan, eigenlijk onnodig probeert te maken.


Nawoord

Door het schrijven van dit verslag hebben we veel geleerd. Het ging niet altijd met evenveel plezier, omdat we soms te laat begonnen waren en dachten dat het wel meeviel hoeveel werk het was.
We hebben beter inzicht gekregen in de APA-richtlijnen, dit was in het begin nog wel lastig, maar naarmate je het meer toepast, gaat het steeds makkelijker.

We hebben tijdens het verslag maken eigenlijk weinig moeite gehad met de taakverdeling. Het werd ongeveer gelijk verdeeld en was dit niet het geval, dan werd degene met meer werk nog even geholpen door een ander.
De samenwerking verliep wel goed, behalve dat we alle drie niet echt het initiatief namen om te beginnen aan het verslag. Verder hebben we goed overlegd met elkaar.

We willen Marlie Stegeman nogmaals bedanken voor de energie die zij in ons verslag gestoken heeft.


Feedbackformulier Individueel deel Werkveldori??ntatie
Specificatie: PGO-reflectie
invullen door student
Naam student: Lotte Vlutters
Studentnummer: 405880
Studieroute 3PS
Studiejaar: 1
Groep: eps1vd1

Naam beoordelaar: ”””””
Eindverantwoordelijke docent: ””’.
Correctiedatum: ”””””’.
Paraaf: ‘..”””””.’
ALGEMEEN
De reflectie wordt beoordeeld aan de hand van 5 criteria.
Voor elk criterium kunnen maximaal 5 punten worden gehaald.
De score is: Slecht = 1
Onvoldoende = 2
Voldoende = 3
Goed = 4
Zeer goed = 5 punten

De optelsom levert Subtotaal C (5-25 punten)
Je reflecteert op Feedback / toelichting
‘ Jouw bijdrage tijdens PGO
(voorzitten, notuleren, deelnemer, samenwerking)

‘ De verslaglegging
(jouw bijdrage, niveau van taalbeheersing)

‘ Leerdoelen
(PGO-competenties, taalbeheersing)

‘ Werkveld per taak
(wat ben je te weten gekomen over het beroep?)

‘ Keuze schakelprogramma per taak
(wat betekent de taak voor je keuze?)

Subtotaal C (5-25 punten) =

Subtotaal A (presentatie taak) 0 – 15
Subtotaal B (inhoudsaspecten taken) 8 – 60
Subtotaal C (individuele reflectie) 5 – 25
Vormaspecten taakverslag = voorwaardelijk

Totaal toets 13 -100
: 10=

(cijfer)


Feedbackformulier Individueel deel Werkveldori??ntatie
Specificatie: PGO-reflectie
invullen door student
Naam student: Arieke Kolthof
Studentnummer: 405143
Studieroute 3PS
Studiejaar: 1
Groep: eps1vd1

Naam beoordelaar: ”””””
Eindverantwoordelijke docent: ””’.
Correctiedatum: ”””””’.
Paraaf: ‘..”””””.’
ALGEMEEN
De reflectie wordt beoordeeld aan de hand van 5 criteria.
Voor elk criterium kunnen maximaal 5 punten worden gehaald.
De score is: Slecht = 1
Onvoldoende = 2
Voldoende = 3
Goed = 4
Zeer goed = 5 punten

De optelsom levert Subtotaal C (5-25 punten)
Je reflecteert op Feedback / toelichting
‘ Jouw bijdrage tijdens PGO
(voorzitten, notuleren, deelnemer, samenwerking)

‘ De verslaglegging
(jouw bijdrage, niveau van taalbeheersing)

‘ Leerdoelen
(PGO-competenties, taalbeheersing)

‘ Werkveld per taak
(wat ben je te weten gekomen over het beroep?)

‘ Keuze schakelprogramma per taak
(wat betekent de taak voor je keuze?)

Subtotaal C (5-25 punten) =

Subtotaal A (presentatie taak) 0 – 15
Subtotaal B (inhoudsaspecten taken) 8 – 60
Subtotaal C (individuele reflectie) 5 – 25
Vormaspecten taakverslag = voorwaardelijk

Totaal toets 13 -100
: 10=

(cijfer)


Feedbackformulier Individueel deel Werkveldori??ntatie
Specificatie: PGO-reflectie
invullen door student
Naam student: Vera Budding
Studentnummer: 404080
Studieroute 3PS
Studiejaar: 1
Groep: eps1vd1

Naam beoordelaar: ”””””
Eindverantwoordelijke docent: ””’.
Correctiedatum: ”””””’.
Paraaf: ‘..”””””.’
ALGEMEEN
De reflectie wordt beoordeeld aan de hand van 5 criteria.
Voor elk criterium kunnen maximaal 5 punten worden gehaald.
De score is: Slecht = 1
Onvoldoende = 2
Voldoende = 3
Goed = 4
Zeer goed = 5 punten

De optelsom levert Subtotaal C (5-25 punten)
Je reflecteert op Feedback / toelichting
‘ Jouw bijdrage tijdens PGO
(voorzitten, notuleren, deelnemer, samenwerking)

‘ De verslaglegging
(jouw bijdrage, niveau van taalbeheersing)

‘ Leerdoelen
(PGO-competenties, taalbeheersing)

‘ Werkveld per taak
(wat ben je te weten gekomen over het beroep?)

‘ Keuze schakelprogramma per taak
(wat betekent de taak voor je keuze?)

Subtotaal C (5-25 punten) =

Subtotaal A (presentatie taak) 0 – 15
Subtotaal B (inhoudsaspecten taken) 8 – 60
Subtotaal C (individuele reflectie) 5 – 25
Vormaspecten taakverslag = voorwaardelijk

Totaal toets 13 -100
: 10=

(cijfer)


Bijlage 1

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.