‘Rekenen is een proces waarin een realiteit (of een abstractie daarvan) wordt geordend of herordend met behulp van op inzicht berustende denkhandelingen, welke ordening in principe is te kwantificeren en die toelaat om er logische operaties op uit te voeren dan wel uit af te leiden’ (Ruijssenaars et al, 2004).
Definities van rekenen vanuit een pedagogische-didactische (meta) cognitieve kant:
Volgens Dumont (1976) is rekenen het vergelijken van ordeningen en deze vergelijking in een getal kunnen uitdrukken. Het kind leert rekenen als het begrijpt wat het getal inhoudt. Dat betekent dat men een kwalificerende denkhandeling heeft om de realiteit te orden. Daarbij onderscheidt Dumont (1976) vier fases. Ten eerste is er het voorbereidend rekenen, die in de ruime zin bekeken wordt. Dit loopt tot de leeftijd van drie??nhalf jaar. Ten tweede is er het voorbereidend rekenen, die in de enge zin bekeken wordt. Deze fase loopt van drie??nhalf tot zes jaar. Ten derde is er het aanvankelijk rekenen en ten vierde is er het gevorderd rekenen.Bij Borghouts-Van Erp (1978) wordt rekenen beschouwd als men de formules kan omzetten in handelingen en de handelingen kan vertalen in formules. Er wordt een onderscheidt gemaakt in concreet handelen, perceptueel handelen, verbaal handelen en mentaal (denk-)handelen. Dit gaat vanuit een proces van interiorisatie, verkorting, automatisatie en generalisatie.
Definitie op rekenen vanuit een neuropsychologische en neurolinguistische visies:
McCloskey et.al. (1985) is van mening dat er in het omgaan met getallen drie cognitieve functies vervat zitten. Namelijk getalbegrip, tellen en getalproductie en deze cognitieve functies zijn belangrijk bij rekenen.
Opmerkelijk is dat deze verschillende definities een aantal overeenkomsten hebben, het rekenen heeft een ordenende en een procesmatige functie . Het is vooral een middel om de omringende wereld te begrijpen en te omschrijven.
Er zijn drie fasen in het rekenen. De eerst fase is het voorbereidend rekenen ook gekend als ontluikend gecijferdheid. De tweede fase is het aanvankelijk rekenen en als derde fase is er het gevorderd rekenen.
Het voorbereidend rekenen situeert zich bij de eerste fase die zich afspeelt in de peuterleeftijd en de tweede fase tijdens de kleuterleeftijd. In deze fase wordt het kind op een meer gerichte manier voorbereid op het rekenen van de lagere school (Desoete 2014). De kinderen leren omgaan met hoeveelheden zonder deze aan te duiden met getallen en cijfers. Bovendien loopt het voorbereidend rekenen door in het eerste leerjaar (Aerts & Deckers, 2005). De voorbereidende rekenvaardigheden zijn: classificatie, correspondentie, conservatie, seriatie, maatbegrip, subitizeren , rekentaal en rekenbegrip. (Desoete 2014)
Het aanvankelijk rekenen situeert zich in het eerste leerjaar. In deze fase komen de eenvoudige rekenhandelingen, rekentaal, bewerkingen en formules aan bod. Desoete (2014) Centraal staat bij deze fase het aanbrengen van basiskennis bovendien is het immers belangrijk dat men in deze fase belang hecht aan het ondersteunen van rekentaal, het automatiseren van rekenfeiten en regels. Desoete et al (2013). Basiskennis houdt in dat het kind bijvoorbeeld getallen kan lezen en schrijven tot en met twintig. Rekentaal houdt in dat het kind gebruik kan maken van een rekenverhaal waarbij men bijvoorbeeld het begrip bijdoen kan gebruiken. Rekenfeiten houdt in dat het kind van het eerste leerjaar kan splitsen. Bijvoorbeeld tien is een groepje van vier en een groepje van zes.
Het gevorderde rekenen situeert zich na het eerste leerjaar. In het eerste leerjaar wordt de basis aangebracht en verworven om vervolgens de stap te zetten naar een meer ingewikkeld en complex rekenen. Desoete (2015)
Leren rekenen
Er zijn onderzoekers die van mening zijn dat er een aantal cognitieve vaardigheden aangeboren zijn. Singer (2009) geeft in zijn onderzoek weer dat er aangeboren operaties zijn namelijk innerlijke operaties (figuur1). Deze operaties zijn aangeboren zodat de kinderen de wereld kunnen ontdekken en leren begrijpen. Zuigelingen hebben aangeboren cognitieve systemen waarin ook het gebruik van nummers. Deze gespecialiseerde systemen bieden de kern voor alle cognitieve vaardigheden. Quinn et al. (2000) bewijst dat jonge zuigelingen categorische voorstellingen van vormen, gezichten en dieren hebben. Een bekend resultaat dat getest werd door Goren, Sarty,& Wu (1975) is dat zuigelingen een voorkeur hebben voor face- achtige patronen dit vond men bij het pasgeborenen 9 minuten na de geboorte. Het blijkt dat er bij baby’s vanaf 6 maand een getalgevoeligheid is. (Dehaene 2001; Xu 2003; wood & Spelke 2005) Baby’s kunnen hoeveelheden onderscheiden. De baby kan bijvoorbeeld het plaatje aanduiden met de meeste hoeveelheid objecten. Dan spreekt men van het ANS (approximatie number system). (Wynn, 1992; Wynn, 1998; Xu, Elizabeth S. & Spelke, 2000).
Hieronder wordt het schema weergegeven van de innerlijke operaties (DIM: The dynamic infrastructure of mind: summary of components) van Singer 2009.
‘ In Graphogame zijn de klanken uitgesproken met een Nederlands accent waardoor de klanken anders klinken voor Vlaamse kinderen.
‘ Kinderen die al verder staan in het lezen moeten ook bij level 1 beginnen.
‘ De letters van GraphoGame lopen niet altijd overeen met de aangeleerde letters die de kinderen in de klas zien. Sommige leerkrachten zullen dit een probleem vinden.
‘ In level 8 valt wordt momenteel het geluid weg en worden nog enkel woorden in het Engels uitgesproken, ook zijn er nog enkele foutjes bij de opdrachten.
ur text in here…