DSM
Om aan deze spraakverwarring een halt toe te roepen is het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) in het leven geroepen. De actuele versie is het DSM-5, dat in 2013 gereed kwam en op sommige gebieden grote verschillen vertoont met de vierde editie. DSM-5 verscheen in 2014 in het Nederlands. In het DSM worden alle diagnosen operationeel gedefinieerd, dat wil zeggen dat iemand die met de pati??nt praat en het boekje in de hand heeft (of in het hoofd) in het ideale geval van iedere diagnose kan zeggen of deze gesteld kan worden of niet, en dat onderzoek door verschillende artsen bij dezelfde pati??nt ook inderdaad tot dezelfde diagnose leidt. Dit is een ideaal dat nooit kan worden bereikt, omdat ook vrijwel alle psychiatrische symptomen in verschillende graad kunnen voorkomen, van normaal tot duidelijk pathologisch. Wanneer is iemand ziekelijk jaloers, of ziekelijk somber? De beoordeling of een individueel symptoom bij iemand aanwezig is kan dus ook tussen verschillende waarnemers vari??ren.
Het DSM is dus een beschrijvende lijst van psychische stoornissen, bijvoorbeeld depressie, neurose, psychose, aboulie, OCD, schizofrenie, persoonlijkheidsstoornissen enz., zoals die onder andere in de Westerse wereld voorkomen en onderzocht zijn. (In landen met niet-westerse culturen komen soms verschijnselen voor die in westerse ogen psychiatrisch van aard zijn maar binnen die cultuur in een ander kader geplaatst worden, bijvoorbeeld het geloof in winti in Suriname). Het DSM wordt geregeld (ongeveer om de tien jaar) herzien als de inzichten over welke eigenschappen kenmerkend zijn voor een bepaald beeld veranderen. Dit moet natuurlijk niet al te vaak gebeuren omdat er geen wetenschappelijk onderzoek opgezet kan worden op basis van een diagnose als die diagnose in de tussentijd steeds verandert.
RICHTLIJN GGZ:
4. STEPPED-CARE MODEL DEPRESSIE: PLAATSBEPALING VAN DE AANBEVOLEN BEHANDELING
http://WWW.GGZRICHTLIJNEN.NL/INDEX.PHP?PAGINA=/RICHTLIJN/ITEM/PAGINA.PHP&RICHTLIJN_ID=88
Uit de hieraan voorafgaande teksten blijkt dat verschillende behandelingen ingezet kunnen worden bij een depressieve episode. Dit hoofdstuk gaat in op de plaatsbepaling van deze behandelingen ten opzichte van elkaar. Deze plaatsbepaling leidt dan tot een behandelalgoritme. Dit algoritme wordt in het volgende hoofdstuk gepresenteerd en toegelicht.
Geselecteerde interventies op basis van wetenschappelijke evidentie
Op basis van wetenschappelijke evidentie heeft de Richtlijnwerkgroep besloten de volgende behandelalternatieven in de richtlijn op te nemen:
‘ Eerste-stap interventies bestaande uit: bibiotherapie; zelfhulp of zelfmanagement (al dan niet via e-health interventies aangeboden); activerende begeleiding, fysieke inspanning/lichamelijke activiteit of running therapie; counseling; of psychosociale interventies.
‘ Psychologische en psychotherapeutische interventies bestaande uit: probleemoplossende therapie (PST), kortdurende behandeling (KDB), cognitieve gedragtherapie (CGT), gedragstherapie (GT), interpersoonlijke therapie (IPT), kortdurende psychodynamische therapie.
‘ Farmacotherapie bestaande uit: SSRI’s, SNRI’s, TCA’s, mirtazapine,bupropion, augmentatie met lithium, en MAO remmers. De farmacotherapie-stappenvolgorde is gekozen op basis van verwachte bijwerkingen op korte en lange termijn.
‘ Combinatiebehandeling van psychotherapie en farmacotherapie.
‘ Terugvalpreventie na geslaagde Cognitieve gedragstherapie (CGT) of na een geslaagde behandeling met farmacotherapie om aandacht te besteden aan het voork??men van terugval.
‘ Electroconvulsietherapie (ECT).
Gedragstherapie en Cognitieve gedragstherapie
Het grote verschil tussen ‘gewone gedragstherapie’ en cognitieve gedragstherapie is dat bij de ‘gewone’ gedragstherapie de nadruk ligt op gedragspatronen en bij cognitieve gedragstherapie ligt de nadruk op het veranderen van de denkwijze bij de pati??nten. Dus cognitieve therapie let meer op het interpreteren van gedragingen en de manier van doen en laten. In beide gevallen maakt de therapeut gebruik van huiswerkmethodes. Het aantal behandelingen/sessies ligt tussen de tien en vijfentwintig.
Soms kan een psycholoog of psychiater besluiten om deze therapie??n te combineren met medicatie. Dat zijn vaak antidepressiva, stemmingsstabilisatoren en in hele heftige gevallen antipsychotica.
Elektroconvulsietherapie (ECT)
ECT is vaak het laatste redmiddel als het om depressie gaat. Er wordt enkele seconden stroom door de hersenen gevoerd. Dit gebeurt vaak per hersenhelft en uiteraard onder narcose. Er sterven zenuwen af waardoor klachten kunnen verminderen. Nadeel is dat dit effect vaak van tijdelijke aard is aangezien de afgebroken zenuwen weer ‘terug groeien’.
Lichttherapie
Lichttherapie is voor mensen met een winterdepressie. Winterdepressie ontstaat simpel door een tekort aan licht en dis dus gemakkelijk te verhelpen door een aantal behandelingen waar men in hoge mate wordt blootgesteld aan licht. ‘De behandelduur varieert van vier tot tien dagen en bestaat uit een blootstelling aan 10.000 lux gedurende een half uur.’
Neurofeedback
In sommige gevallen kun je het brein trainen. Door de verstoring van de balans in de hersenen (vaak in de frontale hersenkwab of in het centrum) kun je meer last hebben van depressieve klachten. Links is bij depressieve mensen vaak ‘onderactief’ en rechts overactief. Dat noemt men Alpha en Beta. Je linker kwab is betrokken bij positieve stemmingen en toenadering, terwijl de rechter kwab verantwoordelijk is voor negatieve stemming en terugtrekgedrag. Door de balans weer te herstellen verbetert de stemming.
rTMS (‘Repetitive Transcranial Magnetic Stimulation’)
Zoals ik eerder al even noemde wordt met rTMS de hersenactiviteit gestimuleerd of afegeremd. Met deze specifieke behandeling doet men dat met magnetische pulsen, anders dan bij ECT waar ze elektrische schokken gebruiken.
EMDR bij depressie
EMDR is in eerste instantie voor PTSS, maar kan ook gebruikt worden bij stemmingsstoornissen waar traumatische ervaringen een rol hebben gespeeld. Vaak wordt EMDR dan toegevoegd aan de cognitieve gedragstherapie. Deze depressieve stoornissen duren vaak langduriger, ‘meervoudig’ en dus een stuk complexer ‘op te lossen’. Het gaat dan in de meeste gevallen om seksueel misbruik of verwaarlozing, maar ook als iemand ooggetuige is geweest van een traumatische gebeurtenis. Bijvoorbeeld oorlogssituaties of auto ongelukken. EMDR roept elke keer concrete herinneringen op. Bij complexe depressies gaat het dus om heel veel verschillende herinneringen die allemaal verwerkt zullen moeten worden voor iemand weer een positief zelfbeeld zal kunnen vormen.
Je wordt tijdens EMDR afgeleid (met bijvoorbeeld het kijken naar een bewegende vinger) terwijl jij je op een bepaalde herinnering moet concentreren van een traumatische ervaring. Hierdoor wordt je verwerkingssysteem gestimuleerd. Daarnaast worden gelijktijdig door de therapeut instructies gegeven die een soort afstand tot het trauma moeten cre??ren waardoor de herinnering emotionele lading verliest. Daarna kan de herinnering verplaatst worden naar het lange termijngeheugen.
Lijst van mogelijke medicatie
Serotonineheropnameremmers
Serotonineheropnameremmers (SSRI’s) regelen in de hersenen de hoeveelheid serotonine, een stof die van nature in de hersenen voorkomt en die invloed heeft op stemming en emoties. Hierdoor vermindert de depressie en verbetert de stemming. Voorbeelden zijn citalopram, fluoxetine, paroxetine en sertraline.
Tricyclische antidepressiva
Tricyclische antidepressiva (TCA’s) regelen in de hersenen de hoeveelheid serotonine en norepinefrine (noradrenaline). Dat zijn stoffen die van nature in de hersenen voorkomen. Ze hebben invloed op stemming en emoties. Hierdoor vermindert de depressie en verbetert de stemming. Voorbeelden zijn amitriptyline, imipramine en nortriptyline.
Venlafaxine
Venlafaxine is een middel met een antidepressieve werking. Het regelt de hoeveelheid serotonine in de hersenen. Hierdoor vermindert de depressie en verbetert de stemming.
Tetracyclische antidepressiva
Tetracyclische antidepressiva regelen in de hersenen de hoeveelheid serotonine en norepinefrine (noradrenaline). Dat zijn stoffen die van nature in de hersenen voorkomen. Ze hebben invloed op stemming en emoties. Hierdoor vermindert de depressie en verbetert de stemming. Voorbeelden zijn mirtazapine en mianserine.
*Sommige antidepressiva leiden juist tot een verhoogde kans op su??cide.
MAO-remmers
MAO-remmers regelen in de hersenen de hoeveelheid serotonine en noradrenaline (norepinefrine), twee stoffen die van nature in de hersenen voorkomen. Hierdoor worden de verschijnselen van de depressie minder. Voorbeelden zijn fenelzine, moclobemide en tranylcypromine.
Lithium
Lithium is een middel dat wordt gebruikt bij een bipolaire stoornis (manische depressiviteit). Lithium kan een manische bui stoppen en voorkomt sterke stemmingsschommelingen. Lithium wordt soms ook gegeven bij ernstige depressiviteit zonder manie??n als antidepressiva alleen niet voldoende helpen. Hoe de werking van lithium precies tot stand komt, is niet bekend. Waarschijnlijk heeft het invloed op de overdracht van prikkels in de hersenen.
Antipsychotica
Antipsychotica worden gebruikt bij een zeer ernstige depressie waarbij verschijnselen van een psychose optreden, zoals wanen en hallucinaties. Antipsychotische middelen onderdrukken deze verschijnselen. Soms worden deze middelen in combinatie met andere antidepressieve middelen gebruikt.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen klassieke en atypische antipsychotica.
Atypische antipsychotica regelen in de hersenen de hoeveelheid van twee van nature voorkomende stoffen: dopamine en serotonine. Voorbeelden zijn clozapine, olanzapine, quetiapine en risperidon.
Klassieke antipsychotica verminderen in de hersenen het effect van de van nature voorkomende stof dopamine. Vanwege de rustgevende werking worden de klassieke antipsychotica ook gebruikt bij manische depressiviteit. Voorbeelden zijn broomperidol, chloorprotixeen, flufenazine, flupentixol, haloperidol, perfenazine, periciazine, pimozide en zuclopentixol.
Bupropion
Bupropion regelt in de hersenen de hoeveelheid noradrenaline (norepinefrine) en dopamine, twee natuurlijk voorkomende stoffen die een rol spelen bij stemmingen en emoties. Hierdoor vermindert de depressie en verbetert de stemming.
Lamotrigine
Lamotrigine wordt soms gegeven als antidepressiva en lithium niet voldoende helpen. Lamotrigine voorkomt sterke stemmingsschommelingen. Het werkt in het algemeen beter tegen de depressies dan tegen de manie.
Sint-janskruid
Sint-janskruid (hypericum) is een middel met een antidepressieve werking. Er zijn vele verschillende middelen op de markt met sint-janskruid. Sommige medicijnen met sint-janskruid zijn bij de overheid geregistreerd als officieel geneesmiddel. Deze zijn alleen in de apotheek verkrijgbaar zonder recept.
Andere middelen met sint-janskruid zijn kruidenmiddelen en hoeven geen constante hoeveelheid werkzame stof te bevatten en de werkzaamheid is niet onderzocht. Overleg met uw arts als u dit middel wilt gaan gebruiken. Het gaat niet altijd samen met andere medicijnen.
Hoe sint-janskruid precies werkt, is nog niet helemaal bekend. Sint-janskruid vermindert de depressie en verbetert de stemming.
Creatieve therapie/Psychomotorische therapie
Een therapeut behandelt mensen door middel van beeldende vorming, drama muziek of beweging.
Psychoanalytische behandeling / Systeemtherapie
Deze vorm van behandeling draait om het leren kennen van jezelf. Je doet veel dingen onbewust en met psychoanalyse probeer je dit in kaart te brengen, zodat je bewuster wordt van je eigen gedragingen. Je moet je dus bewust worden van je gevoelens, gedachten en je eigen leefpatronen herkennen. Je onderzoekt jezelf dus eigenlijk.
Systeemtherapie overlapt met psychoanalyse, maar is meer gericht op de werking van je systeem als het gaat om relaties met anderen, dus op de ingesleten patronen uit je verleden. Er wordt dus meer gekeken naar de contexten uit je omgeving.
Psycho-educatie
Bij psycho-educatie leer je met je psychische beperking omgaan door middel van informatievergaring over de beperking, maar dus ook manieren om ermee om te gaan.
Het kernprobleem van de psychiatrie
Een belangrijk probleem, misschien wel het kernprobleem in de psychiatrie, is dat de oorzaken van de meeste psychiatrische ziekten niet goed bekend zijn en in geen enkel geval werkelijk tot op de bodem worden begrepen. Een ziekte-indeling (nosologie) zoals die in de somatische geneeskunde meestal berust op een duidelijke oorzaak of onderliggend mechanisme, is in de psychiatrie (nog) niet haalbaar. Daarom wordt in de psychiatrie een ziekte-indeling gehanteerd die vooral uitgaat van de (groep van) symptomen (zie verder: DSM-IV-TR). Er is wel zeer veel onderzoek gedaan en nog steeds gaande, waarbij ook bij vele ziekten biochemische afwijkingen, erfelijke factoren en omgevingsfactoren zijn gevonden die met de ziekte samengaan, maar van een duidelijke, aantoonbare oorzaak-gevolgrelatie is meestal geen sprake.
Ook rijst altijd de vraag of lichamelijke afwijkingen, b.v. in de hersenen, oorzaak of gevolg van de ziekte zouden zijn. In de loop der eeuwen zijn daarom voor bijna iedere psychiatrische ziekte vele hypothesen over de oorzaak opgesteld, die sterk aan mode onderhevig zijn en waarvoor er meestal ook geen bewijs kan worden geleverd. Er zijn perioden geweest dat psychiatrische ziekten vooral aan de omgeving werden geweten, aan de situatie in het gezin van de pati??nt als kind, aan de erfelijkheid, en bij verder teruggaan in de geschiedenis van bezetenheid door demonen, enz. Bij de meeste ziekten bestaan er bovendien diverse verklaringsmodellen die elkaar soms aanvullen maar soms ook tegenspreken.
Tegenwoordig maakt vooral de ‘biologische psychiatrie’ opgang, die stelt dat aan de meeste of zelfs alle psychiatrische ziekten een pathologisch proces in de hersenen ten grondslag ligt. Het onderliggende filosofische standpunt dat de geest zich alleen manifesteert dankzij onderliggende fysieke structuren (de hersenen) wordt niet door iedereen geaccepteerd, en het debat hierover woedt eigenlijk al sinds Descartes. De hersenen zijn een zeer complex orgaan, dat zich maar moeilijk voor onderzoek bij levende mensen leent. Niettemin zijn er in praktische zin een aantal belangrijke successen geboekt bij de behandeling met medicamenten van de belangrijkste ‘grote’ psychiatrische ziekten, depressie en schizofrenie. De symptomen van deze beide aandoeningen kunnen tegenwoordig met vrij grote effectiviteit worden bestreden, waardoor bijvoorbeeld mensen met psychosen tegenwoordig meestal niet meer, zoals 50 jaar geleden, voor de rest van hun leven in een psychiatrisch ziekenhuis belanden.