Essay: Vanaf 1 september 2014 is elke fokker wettelijk verplicht zijn kittens gesteriliseerd of gecastreerd….

2 LITERATUURSTUDIE
2.1 KATTENPLAN
2.1.1 Wet
Vanaf 1 september 2014 is elke fokker wettelijk verplicht zijn kittens gesteriliseerd of gecastreerd aan te bieden (uitzondering op deze regel is de verkoop aan een erkende fokker) lees Koninklijk besluit 3/8/2012 art 4 (Zie bijlage).
2.1.2 Meerjarenplan katten
Tegenwoordig belanden er veel katten in het asiel. Jammer genoeg vindt het merendeel van de katten geen nieuwe thuis. Dit heeft als gevolg dat ze ge??uthanaseerd worden. Er worden ook katten achtergelaten op straat. Katten hebben een hoge voortplantingssnelheid. Er lopen heel veel katten rond, de mensen staan hier niet altijd bij stil (Olson en Moulton, 1993). Het was de FOD volksgezondheid die op het idee kwam omtrent een Koninklijk Besluit over het meerjarenplan voor de castratie van huiskatten. De eerste minister, Laurette Onkelinx heeft dit voorgesteld in het parlement en het werd goedgekeurd door de ministerraad (Delafortrie en Springael, 2012).
In het jaar 2007, meer bepaald op 19 april 2007, werd er een werkgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van dierenbescherming’ en dierenrechtenverenigingen, dierenartsen, consumentenverenigingen, kwekers, handelaars in katten en de Dienst Dierenwelzijn. Se wetenschappelijke adviseur van de Raad, Ester Peeters, heeft een werkdocument opgesteld met als titel ‘Problematiek van zwerfkatten en over populatie van katten in dierenasielen’. Ze heeft zich gebaseerd op de meest actuele gegevens uit de literatuur. Op basis daarvan en ook op basis van ervaringen, deskundigheid en geleid wordt door ethische en diervriendelijke overwegingen, zijn er door de werkgroep volgende conclusies naar voren gekomen: (FOD Volksgezondheid, 2014).
a Huiskat
De huiskat, met als wetenschappelijke naam Felis silvestris catus, is tot stand gekomen ten gevolge van domesticatie van een Afrikaanse subspecie. De wetenschappelijke naam van deze subspecie is
Felis silvestris lybica, De Afrikaanse subspecie is afgeleid van de wilde kat, de Felis sylvestris.
De huiskat heeft volgens de werkgroep een gedrag dat zeer typisch is voor het dier. Tevens heeft het volgens de werkgroep ook geen taak als natuurlijke vijand. De huiskat heeft zelf ook geen natuurlijke vijanden. Doordat katten zich veelvuldig voortplanten ontaan er grote populatie zwerfkatten. Er is ook een teveel aan katten in asielen.
De ongecontroleerde voortplanting van katten heeft als gevolg dat het welbevinden van het dier, het welbevinden van andere diersoorten (door natuurlijke vijanden) en het welbevinden van de volksgezondheid (door de vele virussen en parasieten die een kat kan overbrengen) in gevaar komt als er geen regelingen worden getroffen om:
1) De voortplanting van de kat te controleren
2) De zwerfkattenpopulatie op termijn naar nul te herleiden.
b Doel van het meerjarenplan katten
Het is de bedoeling om in vijf jaar (de periode van 2011 tot 2016), in verscheidene stappen de overpopulatie van katten te verminderen en het welbevinden van de katten te verbeteren (meer bepaald steriliseren, identificeren en registreren). In augustus 2012 werd het Koninlijk Besluit betreffende de sterilisatie van huiskatten goedgekeurd en in het Staatsblad gepubliceerd.

Het asiel is de eerste plaats waar het plan in werking treedt:
– Vanaf 1 maart 2013, moeten alle katten uit het asiel, die een nieuwe thuis vinden, gecastreerd worden. Als de katten op het moment van de adoptie nog geen zes maanden oud zijn, mogen de asielen een castratiecontract sluiten tot 1 maart 2014. Vanaf die datum moeten de katten, die nog geen zes maanden zijn, gecastreerd/gesteriliseerd worden voor ze naar hun nieuwe thuis mogen. Alle katten, ongeacht de leeftijd, worden ge??dentificeerd en geregistreerd vooraleer ze met hun nieuw baasje worden meegegeven.

– Vanaf 1 september 2014 moet elke persoon die katten wil weggeven of verhandelen, de dieren eerst castreren, identificeren en registreren vooraleer de kat naar de nieuwe eigenaar gaat. De kat zal dus reeds gecastreerd en gechipt zijn als hij naar zijn/haar nieuw baasje gaat.

– Er is een uitzondering voor katten die te koop aangeboden worden aan erkende fokkers. Erkende fokkers hebben een HK nummer. Katten die naar het buitenland gaan moeten ook niet gecastreerd, ge??dentificeerd, geregistreerd en gechipt worden.

(FWF,2014).
2.2 VOORTPLANTING STELSEL: ALGEMEEN
Volgens (Verstegen, 1998c, p. 11-15), zijn er veel elementen van de voortplantingscyclus bij de kat te weinig onderzocht. Zowel op fysiologisch en endocrinologisch gebied. Tevens zijn er tegenstrijdige bevindingen.
De kat is een poly-oestrisch dier, dat gebonden is aan de seizoenen. Dit betekent dat het dier tijdens de lange dagen dus lente en zomer om de 2-3 weken een cyclus heeft. Ook in de herfst heeft ze een oestrische cyclus. In de winter daarentegen, als het kouder is en de dagen korter worden: snelle donker dan bevindt de kat zich in anoestrus (Grundy en Davidson, 2005). De kat is een ge??nduceerde ovulator. De vagina wordt gestimuleerd door de kater of op een kunstmatige manier. Dit is nodig om een eisprong te induceren. Kustritz (2005b) vermeldt dat een spontane ovulatie ook mogelijk is. Dit komt voor bij 40% van de katten.
De voortplantingscyclus van een kat bestaat uit drie fasen. De eerste twee fasen noemt men de pro-oestrus en de oestrus (deze komen overeen met de voortplantingscyclus van de hond). De derde fase is afhankelijk van de volgende factoren: heeft er een eisprong plaatsgevonden of niet en ook het seizoen is een belangrijke factor (Verstegen, 1998c, p. 11-15). (Hierover meer uitleg verder in de paper).
Als de katten 6-9 maanden oud zijn, dan zitten ze in hun puberteit. Ze zijn dan seksueel actief voor de eerste keer. Er bestaan ras afhankelijk variaties (Verelst, 2004).
2.3 HET FYSIOLOGISCHE VERLOOP VAN DE CYCLUS
2.3.1 Pro-oestrus
(Grundy en Davidson, 2005) zeggen dat het niet eenvoudig is om de pro-oestrus van de oestrus te kunnen herkennen. Er zijn weinig uitwendige verschillen op te merken. Er is namelijk geen uitvloei en ook geen zwelling van de vulva. Deze twee elementen zorgen ervoor dat de eigenaar deze fase niet opmerkt. Er treedt echter wel gedragsverandering op: de kattin zal meer hechten naar de eigenaar toe, de katers mogen niet dicht bij baar komen. Tevens zal de kattin trachten de mannetjes te lokken door middel van een specifieke lokroep. De pro-oestrus duurt ‘?n tot vier dagen (Verstegen, 1998c, p. 11-15).
2.3.2 Oestrus
Het gedrag dat de kattin nu vertoont, zal snel door de eigenaar opgemerkt worden. Het dier gaat overal tegenaan schuren, zeer veel miauwen, rollen over de grond en z’?r gehecht zijn aan de eigenaar. Als ze wordt geaaid, vooral over de rug, dan neemt de katting de paringshouding aan, ook wel de lordosis. Hierbij zal ze de voorhand plat tegen de grond drukken, een holle rug maken en haar achterste in de lucht steken. Tevens houdt ze haar staart opzij en maakt ze krapbewegingen met haar achterpoten (Verelst, 2004). Ze zal nu huilgedrag vertonen en mannetjes naar zich toe roepen. In deze fase heeft de kattin zin om te paren. Vaak heeft de kattin meer dan ‘?n partner . Er wordt ook gesproken van de zogenaamde krolsheid. Deze duurt zes tot negen dagen. 24 uur tot 28 uur na de eisprong stopt de krolsheid en komt de kat in een volgende fase, de met oestrus, terecht (Grundy en Davidson, 2005).
2.3.3 Metoestrus
Als er een eisprong heeft plaatsgevonden, dan komt de kat in de luteale fase terecht. In deze fase is het gele lichaampje, die verantwoordelijk is voor het in standhouden van de zwangerschap, actief en produceert het hormoon progesteron. De kattin laat zich niet meer dekken. Een andere naam voor deze fase is dioestrus (Verstegen, 1998c, p. 11-15).
2.3.4 Anoestrus of interoestrus
Als er geen eisprong heeft plaatsgevonden, dan komt de kat in de interoestrus. Dit is de periode wanneer de kat seksueel actief is en de periode dat ze veel huilt. De kat laat geen paring toe. Deze fase heeft een gemiddelde duur van 14 dagen. De eierstokken de en de baarmoeder zijn niet zo werkzaam. De eierstokken kunnen zich voorbereiden op de volgende groei va de folikels. Zoals eerder vermeld is de voortplantingscyclus van de kat seizoensgebonden. Als de dagen kort zijn, zoals in de winter, dan zijn de eierstokken en de baarmoeder niet actief. Deze fase noemt men anoestrus. In deze fase is er geen sprake van seksuele activiteit en ook geen sprake van seksueel gedrag (Chatdarong, 2003).
2.4 HET HORMONALE VERLOOP VAN DE CYCLUS
Verstegen, veronderstelt dat hogere waarden van het Folikel Stimulerend Hormoon (FSH) op het einde van de anoestrus, aansprakelijk zijn voor de groei van de folikels in de fase van pro-oestrus. Jammer genoeg is er nog geen studie uitgevoerd die de veronderstelling bevestigd. Tijdens de fase van de pro-oestrus vindt er groei van de follikels plaats. Dit heeft als gevolg dat het oestradiolgehalte in het plasma traag toeneemt. Het gehalte is nog niet hoog genoeg om gedragsveranderingen op te merken. Er wordt pas van oestrus gesproken als de folikkels volgroeid zijn en er een hoge synthese is van oestrogeen met een maximaal oestrogeeneffect. In deze fase gaat er krolsheid optreden. Zoals eerder vermeld is de kat een ge??nduceerde ovulator. Er moet dus een paring gebeuren om de eisprong tot stand te brengen. Naast de paring is de concentratie van twee hormonen, meer bepaald oestrogeen en LH hormoon (= lutiniserend hormoon) belangrijk. Er moet een voldoende concentratie van oestrogeen aanwezig zijn en ook een LH piek. Deze piek wordt veroorzaakt door de vrijstelling van het gondaotrofine releasing hormoon (GnRH) in de hypothalamus. Dit hormoon zorgt ervoor dat de hypofyse gestimuleerd wordt om LH te secreteren. 24 tot 42 uur later na de LH piek zal de kat ovuleren. De sterkte en de duurtijd van de LH piek is afhankelijk van verschillende factoren zoals de hoeveelheid paringen, de duurtijd van de paringen en de hevigheid van de paringen. Als er vier paringen optreden binnen een tijdspanne van twee- vier uur, dan geeft dit de hoogste kans op de beste resultaten (Verstegen, 1998c, p. 11-15).
De krolsheid stopt 24- 48 uur na de eisprong.
Hierna treedt de luetale fase op. Het hormoon progesteron gaat toenemen. Dit is het drachthormoon. Als de kat geen ovulatie heeft gehad dan zal het oestradiolgehalte afnemen en is er geen aanmaak van het LH. Het LH zorgt voor de instandhouding van de zwangerschap. Vervolgens zal de inoestrus optreden (Chatdarong, 2003). Het is mogelijk dat de folikels zeer sterk na elkaar groeien met als gevolg dat het gehalte aan oestradiol niet afneemt tot het normale gehalte bij de inoestrus. Dit zorgt ervoor dat er een gedrag optreedt die gerelateerd is aan de oestrogeen. Dit komt voor bij de Siamese kat (Chatdarong, 2003). Een eisprong leidt niet altijd tot een bevruchting.
Het corpus luteum (= geel lichaam dat de dracht in stand houdt) gaat in die situatie progesteron produceren. Het is wel zo dat de productie van progesteron minder lang duurt: 25-45 dagen als er geen bevruchting plaatsvindt. Bij een effectieve dracht duurt de progesteronproductie 60 dagen. Dan zal de hoeveelheid progersteron traag afnemen. Als de kat drachtig is, gebeurt de afname sneller. Op dat ogenblik kan men spreken over schijndracht (Peter, 2000; Verelst, 2004; Verstegen, 1998c). De schijndracht bij de kat zorgt niet voor gedragsverandringen en ook niet voor lactatie. Dit is wel het geval bij de hond. Na de schijndracht treedt er een inoestrus op gevolgd door de pro-oestrus.
2.5 HET VOORTPLANTINGSSYSTEEM VAN DE POES
Zoals eerder vermeld bij de voortplanting vindt de krolsheid plaats als de dagen langer worden (lente, zomer) en in de winter, als de dagen minder lang worden, verminderd de krolsheid. De krolsheid neemt toe als de dagen langer worden omdat de hoeveelheid zonlicht toeneemt. Dat zonlicht gaat ervoor zorgen dat het FSH hormoon de hypofyse gaat prikkelen. Dit heeft als gevolg dat het vrouwelijk hormoon oestrogeen wordt gevormd in de eierstokken. De urine van de poes bevat oestrogeen. Als het dier krols is gaat ze ook urine verspreiden dmv markeringen en de hormomen komen vrij. Dankzij de markeringen worden de mannetjes aangerokken (Chatdarong, 2003). Als je het lichaam van een poes inwendig naderbij bekijkt, dan zal je merken dat de eierstokken zich aan de bovenwand van de buikholte bevinden, achter de nieren. De eitjes komen vrij uit de eierstokken op het moment dat de poes gedekt is door een kater. Vermits een kat veel eitjes heeft tijdens de pubertijd, is ze steeds vruchtbaar en kan ze altijd kittens krijgen (Grundy en Davidson, 2005).

Tabel 1: Indeling van het voortplantingssysteem van de poes
1) De hersenen krijgen informatie van de zenuwen
2) Het FSH gaat naar de eierstokken

3) Eierstokken 4) De baarmoeder bij de kat bestaat uit twee aparte delen (hoorns)

5) Blaas 6) Op het moment van de dekking gaat de baarmoederhals open. Zo kan er zaad (sperma) binnengaan

7) Vagina 8) Vulva. Deze wordt geprikkeld door de penishaakjes

2.6 DE SPERMATOGENESE BIJ DE KATER
2.6.1 Fysiologisch
De vorming van zaadcellen (= spermatogenese), gebeurt niet volgens een bepaalde cyclus zoals bij de vorming van eicellen (= ovogenese) bij de kattin. Als de kater in de puberteit is aanbeland dan worden er continu zaadcellen en testosteron geproduceerd door het LH hormoon. Ze worden geproduceerd in de testes door de Sertolicellen. Er wordt continu zaad geproduceerd in het leven van de kater. De productie begint in de buisjes van de testikels, vervolgens gaan ze verder rijpen in de epididymis (Verelst, 2004). Als de katers 6-7 maanden oud zijn, dan komen ze in de puberteit, maar ook dit is afhankelijk van ras tot ras. Kenmerken die de seksualiteit op volwassen leeftijd aantonen: een ronder gezicht, begrenzen van hun territorium, en vechten (Grundy en Davidson, 2005).
2.6.2 Hormonaal
De hypothalamus heeft gonadotrofine releasing hormoon (GnRH ) vrij. De hypofyse gaat op zijn beurt FSH en ICSH vrijmaken. ICSH (= intersi??tiele cellenstimulerend hormoon) dit is vergelijkbaar met het lute??niserend hormoon bij de kattinnen (Blom, 2005). FSH zorgt voor de spermaproductie in de Sertolicellen. ICSH prikkelt de Leydigcellen voor de testosteronproductie. Zowel de Sertolicellen als de Leydigcellen zijn terug te vinden in de testikels (teelballen). Testosteron zorgt voor de vorming van de typisch mannelijke kenmerken (Correa, 2002). Testosteron zal de ICSH productie remmen via het negatief feedbackmechanisme (Blom, 2005).
2.7 HET VOORTPLANTINGSSYSTEEM VAN DE KATER
De teelballen van bij de kater zijn reeds voor de geboorte van het dier al ingedaald. Het lieskanaal blijft nog een enige tijd open (enkele maanden). Dit heeft als gevolg dat de testikkels nog in de buikholte kunnen komen. Als de kater 8 maanden oud is, gaat het lieskanaal sluiten, de teelballen zijn dat definitief ingedaald. Het is mogelijk dat 1 of beide teelballen niet indaald. Dit fenomeen wordt cryptorchidie genoemd. Deze aandoening komt z’?r weinig voor (ongeveer 0,07 tot 1,7%). Deze aandoening geeft geen verhoogde kans op tumoren of een torsie van de zaadstreng bij katers in tegenstelling tot honden (Dr. Van Kessel, 2012).
Als het dier tussen de 2,5 en 3,5 kg weegt dan zal de spermaproductie starten. Er kunnen al handelingen zijn met seksuele intentie op de leeftijd van 4 maanden: bestijgen van de poes samen met dekbewegingen en nekbijten. Echter zal het echte seksuele gedrag en de geslachtsrijpheid beginnen als de kater 8-12 maanden oud is. Het is mogelijk dat het zelfs pas optreedt als de kater twee jaar oud is. Vanaf dan is volledige dekking die kan leiden tot dracht bij de poes mogelijk (Dr. Van Kessel, 2012).

Tabel 2: Indeling het voortplantingssysteem van de kater
1) Zaadleiders 2) In de bijbal wordt het zaad bewaard 3) De zaadballen gaan zaad produceren als reactie op het LH hormoon
4) Penis
5) Bij het terugtrekken uit de vagina, gaan de penishaakjes schuren
6) Zwellichaam. De functie van de zwellichamen is nog niet gekend bij de kat. 7) Prostaatklier – Produceert sperma om zaad te transporteren 8) Blaas
9) LH komt samen met het bloed in de teelballen terecht
10) Geurprikkel. Kater gaat de geur van de poes opsnuiven

Als een poes, die in haar krolse periode zit, haar geur geeft verspreid of een lokroep geeft, worden de hersenen van de kater geprikkeld om deze ‘mededeling’ te bestuderen. De hersenen sturen signalen (hormonen) door naar de voortplantingsorganen. Dit zorgt ervoor dat het mannetje meteen zin heeft om te paren (Verelst, 2004).
2.8 DE PARING
Gunther en Terkel (2002) beweren dat de kat het tijdstip kiest, wanneer het mannetje haar mag dekken. Dus kunnen we zeggen dat de kat de grootste invloed uitoefend op de paring: de kattin neemt de leiding. De seksuele handelingen gaan gepaard met veel geluid.
Als een kattin krols is zal ze dit duidelijk maken door middel van geurverspreiding en meer te urineren. Verder gaat ze zich voortbewegen met haar voorpoten, het lijkt alsof de achterpoten van het dier verlamd zijn. Ze gaat haar achterste in de lucht steken, zich helemaal uitstrekken en over de grond rollen. Het is mogelijk dat de kat op een bepaalde manier gaat miauwen, meer bepaald op een klagende manier. Je zou dit kunnen interpreteren als een kat die veel pijn lijdt. Maar op die wijze wil ze de aandacht van de mannetjes trekken (Koitra, 2000).
Als de kat deze handelingen heeft uitgevoerd, zal ze de dekking door de kater toelaten. Indien ze haar handelingen nog niet volledig heeft uitgevoerd, krijgt de kater geen toestemming. Zoals eerder aangehaald heeft de kattin de leiding. Als de kater de goedkeuring heeft gekregen, zal hij de kattin bij de nek vastnemen en direct de poes bevruchten. Na de dekking komen de eitjes vrij in de eierstokken. Het vrijkomen van de eitjes wordt bevorderd door de penishaakjes van de kater. Als de kater zich terugtrekt gaan de haakjes langs de vagina schuren. Op dat ogenblik zal de kat krijsen en de kater willen bijten. Echter als het mannetje al veel ervaring heeft met paren, zal hij het vrouwtje onder dwang houden, door haar bij de nekvel te blijven grijpen. Het is dus mogelijk dat de kattin het mannetje niet kan bijten. De kater zal pas loslaten op het ogenblik dat hij zekerheid heeft over zijn veiligheid. ‘?n keer dekken volstaat niet: er zijn meerdere bevruchtingen nodig. Daarom zal de paring enkele keren opnieuw gebeuren. Het einde van de paring wordt bepaald door het mannetje (dan neemt de kater de leiding). Als het mannetje er genoeg van heeft, krijgen de andere katers ook de kans om de poes te bevruchten. Pas als er voldoende pogingen zijn geweest tot bevruchting, dan zal het FS-hormoon de eierstokken aanzetten tot het vrijlaten van de eicellen. Deze gaan via de eierstokken naar de eileiders en dan naar de baarmoederhoorns. Als de eicellen in de baarmoederhoorns zijn, dan heeft de poes twee weken ‘rust’. Na het verstrijken van deze twee weken, is het mogelijk dat de poes opnieuw krols wordt en kan de cirkel weer starten. poezen die niet gesteriliseerd zijn kunnen bijna altijd krols worden als ze veel in kunstlicht vertoeven (White, 1998; Van Tichelen, 2004).
2.8.1 Vele vaders
Zoals eerder vermeld, krijgen andere katers ook de kans om de poes te bevruchten. Dit heeft als gevolg dat het niet eenvoudig is om te ontdekken welke kater, de vader is, van welk kitten. Ook de verschillende kleurencombinaties in de vacht van het kittens maakt de bepaling van de vader lastig. Men kan de vaders van het kittens alleen bepalen op voorwaarde, dat de paringen worden uitgevoerd bij een groep die onder toezicht staat, waarbij er een verschil is van de expliciete kleur gefokte raskatten (Lowe en Bradshaw, 2001).
2.8.2 Zwangerschap en geboorte
Zoals eerder vermeld gaan de eicellen via de eierstokken en de eileiders naar de baarmoederhoorns. In de baarmoederhoorns gebeurt de bevruchting van de zaadcel(len) met de eicel. De foetussen liggen allemaal op een rij in de baarmoeder. Als de poes drachtig is, zal het lichaam progesteron, dit is het zwangerschapshormoon, aanmaken. Hierdoor zal het gedrag van de poes veranderen en treedt er een zwelling op van de borstklieren. De dracht duurt ongeveer 63 dagen, dan zal de poes haar kittens werpen. De melkproductie komt op gang als kittens zuigen aan de tepel (Nowak, 1991). Enkele dagen later zal moederdier het kittens achterlaten. Ze gaat weg uit het nest. De kleintjes worden verplaatst naar een andere plaats (nieuwe thuis of andere plaats in het huis zelf). De kittens hebben hier geen problemen mee (O’Donnell, 2001).
2.9 WAT IS CASTRATIE?
Castratie houdt in dat de geslachtsorganen door middel van een operatie worden verwijderd. Er zijn grote verschillen tussen de castratie van een poes en een kater. Bij een vrouwelijk dier is de ingreep groter/ ‘gecompliceerder’. Er moet namelijk een insneed in de buik worden gemaakt om zo de eierstokken en de baarmoeder weg te nemen (White, 1998; Van Tichelen, 2004).
a Castratie van katers
Zoals eerder vermeld is de ingreep bij een kater eenvoudiger dan bij een poes. Hierbij wordt er een snede gemaakt in de balzak, ook scrotum genoemd. De teelballen worden eruit gehaald en de zaadleiders met de bijhorende bloedvaten worden onderbroken door middel van afbinden (White, 1998; Van Tichelen, 2004).

Figuur 4: Castratie van de kater
1) Scrotum
2) Zaadleiders
b De werkwijze (stappenplan) van castratie
Eerst wordt er op elke teelbal een insneden gemaakt van boven naar onderen. Vervolgens wordt de teelbal met de bijbal eruit geduwd en er wordt een snede gemaakt in de tunica (dit is het kapsel rond de teelbal met de bijbal). Daarna wordt de zaadstreng van de teelbal gescheurd. Er wordt een knoop gelegd tussen het bloedvat en de zaadstreng. Dan gaat de dierenarts de streng doorsnijden onder de knoop. Deze stappen worden ook uitgevoerd bij de andere teelbal. De ‘wonde’ wordt niet dichtgenaaid, de huid gaat uit zichzelf dichtgroeien (White, 1998; Van Tichelen, 2004).

Figuur 5: De penis van de kater voor en na castratie (Cooper en Aronson, 1967).
De kater heeft ook een penisbot, ook penisbeen genoemd, het woord zegt het zelf: een bot in de penis. Het bot is zeer klein waardoor de functie waardeloos is (het heeft geen functie).
De eikel, het ronde uiteinde van de penis, bevat uitsteeksels die zorgen voor een pijnprikkel bij de kattin tijdens de paring. De prikkel zorgt ervoor dat de ovulatie aangemoedigd wordt. Zes weken na de castratie gaan de uitsteeksels verloren (Correa, 2002).
c Castratie van de poes

Figuur 6: Castratie van de poes
3) Vulva
4) De baarmoedermond wordt gehecht
Peeters (2007) zegt dat sterilisatie van een kattin, genoemd door de diergeneeskunde, wordt beschouwd als een castratie door het wegnemen van de eierstokken, ook ovariotomie genoemd. Of door het wegnemen van de eierstokken ??n baarmoeder, ook ovariohysterectomie genoemd. De sterilisatie van kattinen, met het doorknippen of het wegnemen van eileiders, kan er voor zorgen dat dieren nog altijd goesting hebben om te paren. Ze blijven aantrekkelijk voor de mannetjes maar kunnen niet drachtig worden. wijziging van de hormonenspiegel zorgt ervoor dat er aandoeningen kunnen ontstaan. Dit is een belangrijk nadeel. De sterilisatie, beschouwd volgens de diergeneeskunde, wordt niet aangemoedigd. Het heeft verscheidene bezwaren in tegenstelling tot castratie. Er zijn geen voordelen bekend. Het is soms mogelijk dat de kattin wel krols kan worden na een castratie. Dit is het gevolg van eierstokweefsel dat nog aanwezig is in het lichaam. Er is dus een tweede ingreep nodig om het resterend weefsel weg te nemen.
d Verschil tussen castratie en sterilisatie
Tabel 3: Castratie VS Sterilisatie
Castratie Sterilisatie
‘ onvruchtbaar maken
‘ geslachtsklieren worden weggenomen
‘ hormonenproductie valt weg (met voor- en nadelen)
‘ onvruchtbaar maken
‘ geslachtsklieren blijven aanwezig
‘hormonenproductie blijft bestaan
2.10 WAT IS VROEGCASTRATIE?
Vroegcastratie wordt gedefinieerd als castratie en sterilisatie bij kittens die de leeftijd tussen de zes en de 16 weken hebben (Murray et al., 2008; Clark, 2012). Dit fenomeen is in ons land en het buurland Nederland nog niet gekend. Echter, het aantal dierenartsen die aanhanger zijn van vroegcastratie, neemt meer en meer toe. Dierenartsen in de Verenigde Staten en Groot-Brittanni?? hebben hierover meer kennis. Zij kennen de voor- en nadelen zeer goed (Murray et al., 2008).
Vroegcastratie wordt al eeuwen toegepast om te voorkomen dat er steeds nieuwe nestjes ontstaan (Olsen, Root Kustritz en Johnston, 2001 ). Al reeds rond 1800 worden de katten die tussen drie en zes maanden oud zijn gecastreerd. Ze worden zelfs gecastreerd voor de speenleeftijd. Hierover is bij kattinnen geen informatie gevonden. Castratie bij katers werd op elke leeftijd uitgevoerd (Stubbs et al., 1996). De dierenartsen in de VS zijn grote voorstander van het castreren van kattinnen voor hun eerste oestrus. De Amerikaanse dierenartsen halen hiervoor gezondheidsredenen aan: vroegcastratie zou ervoor zorgen dat de kattinnen minder kans hebben op het ontwikkelen van melkkliertumoren (Olsen, Root Kustritz en Johnston, 2001; Root Kustriz, 2007). Vroeger werden de kattinnen op de leeftijd van zes maanden gecastreerd indien de eigenaar geen nestjes wenste. Katers werden op de leeftijd tussen zes en negen maanden gecastreerd. Dit komt omdat de weerstand van de dieren op die leeftijd zeer goed is. Echter, de periode van de puberteit kan al aanwezig zijn voor ze zes maanden oud zijn. Deze was dan ook de reden voor vroegcastratie. Als vroegcastratie verantwoord is, dan kunnen asielen op deze manier het aantal dieren verminderen. De dieren worden dan eerst gecastreerd vooraleer ze naar hun nieuwe thuis mogen (Olsen, Root Kustritz en Johnston, 2001; Spain, Scarlett en Houpt, 2004).
2.10.1 Onderzoek doorheen de jaren
In de Verenigde Staten worden jaarlijks miljoenen katten ingeslapen wegens plaats tekort in de asielen en opvangcentra (Stubbs, Salmeri en Bloomberg, 1995; Bushby, 2012). Vele dieren leven op straat en door de kou, voedselgebrek en trauma sterven ze (Howe, 1999a).
Al van 1980 wordt er in de Verenigde Staten vroegcastratie bij katten uitgevoerd (Olsen, Root Kustritz en Johnston, 2001). Volgens Stubbs et al., (1996) is er geen wetenschappelijk bewijs die de ideale leeftijd voor gonadectomie staaft.
In het jaar 1996 werden er 2,5 miljoen honden en katten ingeslapen. De dieren die werden ingeslapen in de asielen en dierenklinieken zijn hierbij niet inbegrepen alsook de gedumpte dieren. Jammer genoeg zijn de eigenaars zich er niet van bewust dat katten in staat zijn zich snel voort te planten. Een koppel katten kan in zeven jaar 174.760 kittens kweken. Nog in het jaar 1999 werd er beslist dat de kat zich niet mag kunnen voortplanten als ze naar de nieuwe eigenaar gaat (Root Kustritz, 1999).
Er is meer vraag naar vroegcastratie, jammer genoeg is de informatie hierover erg schaars. Vroegcastratie werd toen uitgevoerd door 40% van de dierenartsen (Root Kustritz, 1999). Volgens Howe et al., (2000) komt de positieve houding voor vroegcastratie maar langzaam uit de startblokken. Tevens zijn er volgens de auteurs bezorgdheden over de verdoving, de afwijkingen en overgewicht. Resultaten wezen uit dat vroegcastratie geen invloed heeft op het sterftecijfer en het ziektecijfer als je deze vergelijkt met de katten die op ‘normale’ leeftijd (zes maanden dus) gecastreerd werden (Howe et al., 2000).
Dankzij vroegcastratie worden er minder katten terug gebracht naar het asiel (Howe, 1999a). Vroegcastratie wordt het meest toegepast in asielen. De anesthesie en de heelkunde worden verantwoord bevonden. Er is wel nog steeds onderzoek nodig naar de effecten op gedrag en gezondheid die vroegcastratie met zich mee kan brengen op lange termijn. Momenteel zijn er geen noemenswaardige afwijkingen te vinden in het welzijn en het gedrag dat aangetoond werd bij dieren die op vroege leeftijd werden gecastreerd en de dieren die gecastreerd werden op de gebruikelijke leeftijd (zes maanden). Volgens de auteurs moeten eerst de effecten onderzocht worden die de vroegcastratie met zich mee kan brengen op korte en lange tijd (Olsen, Root Kustritz en Johnston, 2001).
Er zijn dierenartsen die zich vragen stellen over de vroegcastratie. 1/3de van de dierenartsen dacht dat er bij vroegcastratie grotere kans is op een medisch probleem als de vroeg gecastreerde kat op leeftijd is. Dierenartsen beweren ook dat katten die vroeg gecastreerd zijn, meer risico hebben op medische problemen, gedragsveranderingen zoals suikerziekte, weerstandsvermindering, zwaarlijvigheid, huidproblemen en aandoeningen van de lage urinewegen (Houpt, Scarlett en Spain, 2004). Op de leeftijd dat vroegcastratie wordt uitgevoerd, zijn de dieren nog volop hun actieve weerstand aan het ontwikkelen. De immuniteit zorgt ervoor dat het lichaam lichaamsvreemde stoffen gaat afweren. Wanneer de dieren op jonge leeftijd worden verdoofd en geopereerd worden, dan brengt deze veel stress met zich mee voor de katten. Volgens de dierenartsen kan de stress ervoor zorgen dat er risico’s zijn verbonden aan de immuniteit op lange termijn (Howe en Olson, 2001). De meningen van de dierenartsen omtrent vroegcastratie zijn uiteenlopend: sommige dierenartsen vinden het geen probleem, anderen wijzen vroegcastratie af, vooral omwille van de verdoving die veel risico’s met zich mee brengt op jonge leeftijd (Howe, 1999a). Er zijn dierenartsen die de castratie pas uitvoeren op traditionele leeftijd: vijf- acht maanden. Pas dan voelen zij zich gerust wat de verdoving en de ingreep betreft: er is dan minder kans op complicaties (Stubbs et al., 1996). Er bestaan ook andere manieren om castratie uit te voeren. Methoden waarbij geen ingreep aan te pas komt. Deze methoden zijn nog volop in ontwikkeling volgens (Spain, Scarlett en Houpt, 2004). Vroegtijdige castratie is tot nu toe nog steeds de enige oplossing om het te veel aan katten te verminderen. Er zijn tot heden nog geen veilige en doeltreffende manieren om castratie op een chemische of immunologische wijze aan te pakken (Bushby, 2012).
2.10.2 Argumenten voorstanders voor vroege castratie
Een vroege castratie is even veilig, op voorwaarde dat er rekening wordt gehouden met de lichamelijke verschillen in leeftijd (jong kitten versus oudere kat). Er zijn geen verschillen wat betreft de ingreep (Spain et al., 2002; Murray et al., 2008; Farnsworth et al., 2013). Dankzij de vroege castratie neemt de kattenpopulatie af met als gevolg dat de mensen minder overlast ervaren (Welsh et al., 2013). De dieren hebben meer kans op een goede gezondheid, omdat door vroege castratie het risico op ziektes, ongeplande voortplanting afneemt. Tevens is er een kleinere kans op het verspreiden van zo??nosen. Het dierenleed komt minder voor als ze op vroege leeftijd worden gecastreerd (Reichler, 2009). Ongeplande voortplanting kan er voor zorgen dat de eigenaars de kittens op straat zetten, het laten inslapen door de dierenarts enz. (Murray et al., 2008). Door vroege castratie zijn er minder illegale fokkerijen (Pernestal en Axner, 2012). Door vroegcastratie gaan de eigenaars zich beter aan het adoptiecontract houden (Stubbs et al., 1996). Kwekers hebben ook baat bij vroegcastratie: op die manier voorkomt men dat de dieren die niet aan de rasstandaard beantwoorden of gebreken vertonen, zich gaan voortplanten. Bovendien zal een kitten die vroeg bij de nieuwe eigenaars komt een goede socialisatietraining kunnen krijgen (Root Kustritz, 2002). Er zijn echter nog veel tegenstrijdigheden over het geschikte moment van vroegcastratie. Dit komt omdat er voor ‘ en nadelen verbonden zijn, die afhankelijk zijn van de leeftijd, het geslacht, de soort en het ras. Echter, castratie wordt aangeraden omdat deze dieren volgens Reichler, 2009) in betere gezondheid verkeren (Root Kustritz, 2002). Beweert dat de dieren die gecastreerd zijn een langere levensduur hebben dan dieren die niet gecastreerd zijn, de auteur kan hiervoor geen argumenten aanhalen, die zijn nog niet gekend.
Vroegcastratie kan ook andere voordelen met zich meebrengen zoals het voorkomen van stress, de kosten zijn lager dan wanneer men het dier moet castreren in de periode van de krolsheid, drachtig is of te kampen heeft met een baarmoederontsteking. De auteur beweert ook dat jonge dieren castreren veel eenvoudiger is en minder geld kost (Howe, 1999a).
Howe et al., (2000) vermeldt dat vroegcastratie geen nadelige gevolgen heeft voor het gedrag en de andere lichaamsfuncties.
2.10.3 Argumenten tegenstanders voor vroege castratie
Tegenstanders van vroege castratie argumenteren als volgt: de dieren hebben meer kans op suikerziekte, zwaarlijvigheid (Howe et al., 2000), huidaandoeningen, urinewegproblemen, gedragsveranderingen en daling van de weerstand (Johnston, 1993; Dowling, 1997). Tevens leidt een vroege castratie tot een genenpoolreductie. De tegenstanders beweren ook dat het te veel aan kittens, alleen afkomstig zijn van de katten in het wild (Nutter et al., 2004).
a FLUTD (Feline lower urinary tract disease)
Lekcharoensuk, et al., (2001) beweert dat er tot op vandaag geen bewijzen zijn gevonden, dat vroege castratie FLUTD tot gevolg kan hebben. Er zijn echter een aantal studies die aantonen dat er een stijging is van het aantal urinebuisverstoppingen bij mannetjes die op een vroege leeftijd werden gecastreerd. De auteur zegt ook dat er ‘?n studie is, die aantoont dat castratie de kans op FLUTD verhoogd bij katers en kattinnen (Lekcharoensuk, et al., 2001).
Incontinentie is een weinig voorkomend probleem bij katten, ook als ze gecastreerd zijn, komt het weinig voor. Incontinentie zou het gevolg kunnen zijn van een zenuwprobleem of door een infectie die veroorzaakt wordt door het FeLV. Incontinentie zou minder in verband staan met hormonale ziektes (Olsen, Root Kustritz en Johnston, 2001 ). Het is nog niet bewezen of oestrogeen een veroorzaker is van incontinentie. Hieromtrent is meer onderzoek vereist (Bushby, 2012).
b Obesitas
Zwaarlijvigheid is ziekte die zeer veel voorkomt bij honden en katten. De aandoening is het gevolg van nutritionele factoren: er is een slechte balans tussen de energieopname en het energieverbruik. Het aantal katten dat overgewicht en obesitas hebben schommelt tussen de 25% en 40% (Scarlett en Donoghue, 1998; Scarlett et al.,1994). Ook het lage aanbod aan activiteiten (spelen, jagen’), het binnenhuis houden en het geven van voedermiddelen met een hoog vetpercentage dragen bij tot het ontwikkelen van obesitas. Echter is het verwijderen van de primaire geslachtsorganen, de teelballen en de eierstokken, een zeer uitlokkende factor voor het ontwikkelen van zwaarlijvigheid (Scarlett en Donoghue, 1998; Fettman et al., 1997;Spain et al.,2004).
Spain et al., (2004) zegt het voorkomen van overgewicht en zwaarlijvigheid bij afneemt als de dieren op een vroege leeftijd worden gecastreerd (voor vijf maanden versus na vijf maanden). Echter gaf dit bij de kat niet dezelfde uitkomst. Bij dit dier had het tijdstip geen enkel invloed/resultaat op het voorkomen van zwaarlijvigheid en overgewicht.
Volgens Root et al., (1996) heeft het ogenblik van de gonadectomie op zeven weken versus zeven maanden geen invloed op het energiemetabolisme bij katten in rusttoestand. De meting werd uitgevoerd door middel van een indirecte calorimetrie op ‘?n, anderhalf en twee jaar (Root et al., 1996).
Als het dier de leeftijd van ‘?n jaar bereikte, is er geen verandering waargenomen in het lichaamsgewicht bij dieren die vroeg gecastreerd werden en dieren die op iets latere leeftijd (zes maanden) werden gecastreerd (Stubbs et al., 1996).
c Groeischijven en skeletontwikkeling
Volgens de dierenartsen kan vroegcastratie aanleiding geven tot groeivertraging en een verhoogd risico op botbreuken. Dit is echter niet het geval. De groei ondervindt geen nadelige gevolgen door vroegcastratie. Echter er is wel een invloed op de botten: het spaakbeen en de ellepijp zijn langer bij dieren die gecastreerd zijn (Howe en Olson, 2001 ). Dit betekent dus dat de skeletontwikkeling op een gelijkaardige manier verloopt als bij dieren die gecastreerd worden op leeftijd van zes maanden. Ten gevolge van castratie is er wel een tragere sluiting van de groeischijven. Maar deze sluiting is niet afhankelijk van de leeftijd waarop het dier werd gecastreerd. Dit komt doordat het hormoon testosteron en het hormoon oestrogeen weggevallen is. Het zal dus langer duren vooraleer de groeischijven dicht zijn. De hormonen oestrogeen en testosteron zorgen ervoor dar het kraakbeen hard wordt. De groeivertraging die acht weken in beslag neemt, zorgt ervoor dat de ellepijp en het spaakbaan langer groeien, waardoor ze dus langer worden (Stubbs, Salmeri en Bloomberg, 1995). Door het langer worden van de ellepijp en het spaakbeen, worden de katten groter (Reichler, 2009). Vroegcastratie heeft dus geen groeiachterstand tot gevolg maar net het tegenovergestelde: de katten worden groter (Stubbs, Salmeri & Bloomberg, 1995; Olsen, Root Kustritz en Johnston, 2001). Er zijn geen nadelige gevolgen voor de tragere sluiting van de groeischijven. Tevens is er ook geen groter risico op botbreuken en afwijkende beendergroei (Root Kustritz, 2002).
Olsen, Root Kustritz & Johnston, (2001) vermelden dat katten die op vroege leeftijd gecastreerd zijn, een grotere kans hebben op Salter-Harris fracturen op volwassen leeftijd. Dit zijn breuken van de groeischijf volgens (Salter, 2011). Hieromtrent zijn meer studies nodig (Spain, Scarlett en Houpt, 2004). De kans op Salter-Harris fracturen wordt beinvloed door het geslacht, gecastreerd of niet, de trage groeischijfsluiting en overgewicht volgens (Reichler, 2009).
Volgens Olsen, Root Kustritz en Johnston, (2001); Spain, Scarlett en Houpt, (2004) zijn Salter-Harris fracturen zeer weinig voorkomend. De leeftijd waarop de dieren werden gecastreerd heeft hierop geen invloed.
d Dermatitis
De dierenartsen maken zich zorgen over mogelijke huidaandoeningen. Perivulvaire huidontsteking is hier ‘?n van. Dit betekent dat er een ontsteking is van de huid rond de uitwendige geslachtsorganen. Deze aandoening wordt erger als het dier aan suikerziekte lijdt. Deze aandoening komt voor bij gecastreerde dieren als de niet gecastreerde dieren (Stubbs, Salmeri en Bloomberg, 1995; Bushby, 2012). Deze aandoening kan op elke leeftijd voorkomen ondanks castratie (Bushby, 2012).
Perivulvaire huidontsteking komt niet voor bij gedomesticeerde katten. Hieruit kan men vermoeden dat er geen link is tussen vroegcastratie en de huidontsteking rond de uitwendige geslachtsorganen (Stubbs et al., 1996).
e Immuniteit
De meeste dierenartsen nemen een afwachtende houding aan om jonge katten te verdoven. Volgens de dierenartsen is het mogelijk dat de weerstand van de dieren wordt beschadigd ten gevolge van stress die de verdoving en de ingreep met zich meebrengen. Op dat ogenblik komt de actieve weerstand van de jonge katjes op gang (Howe, 1999a; Howe en Olson, 2001). Volgens Spain, 2006) zorgt de vroegcastratie ervoor dat er minder ontstekingen optreden.
Hamilton, (1965); Reichler, (2009) zeggen dat gecastreerde dieren langer leven en een beter welzijn hebben. Dankzij castratie worden aandoeningen in het voortplantingssysteem en het gedrag dat risico’s met zich meebrengt voorkomen. Het kan ook zijn dat de kat een langere levensverwachting heeft dankzij de goede zorgen van zijn baasje (Hamilton, 1965; Reichler, 2009).
Gecastreerde katten voor de leeftijd van 24 weken hadden minder chronische vernauwing van de luchtwegen dan de dieren die op latere leeftijd onvruchtbaar werden gemaakt. Tevens hadden de katten die gecastreerd werden voor 24 weken ook minder risico op abcessen vermits er minder agressie was tussen katers. Er werd minder gevochten met elkaar (Spain, Scarlett & Houpt, 2004). Oudere dieren die gecastreerd werden op latere leeftijd hebben een verhoogd risico op verwikkelingen zoals zwelling van de snede, zwelling van de balzak, afwijkende hartritmes en complicaties met het maagdarmkanaal, dan katten die op jonge leeftijd onvruchtbaar werden gemaakt (Howe en Olson, 2001).
Volgens Root Kustritz (2002) en Spain, Scarlett & Houpt (2004) is er geen groter risico op weerstandsvermindering na lange periode ten gevolge van vroegcastratie. Weerstandvermindering geeft aanleiding tot infectie van de urinewegen, FeLV, Feline Immunodeficiency Virus infectie (FIV), Feline Infectieuze Peritonitis (FIP) of chronische infecties. De auteurs Spain, Scarlett en Houpt (2004) en Reichler (2009) zeggen dat dieren die op vroege leeftijd onvruchtbaar zijn gemaakt een lager risico hebben op tandvleesontsteking. Deze aandoening hangt samen met weerstandsvermindering. De auteurs hebben geen link kunnen vinden tussen tandvleesontsteking en de leeftijd waarop de castratie werd uitgevoerd. Daarnaast zijn er te weinig bewijzen dat vroegcastratie een invloed heeft op een gebrek aan schildklierhormoon. Echter indien het dier wordt blootgesteld aan androgenen kan dit een blijvend effect kan hebben op de immunogene functies.
2.11 VOORDELEN EN NADELEN VAN VROEGCASTRATIE
2.11.1 Voordelen van vroegcastratie
a Operatie
De operatie kan perfect veilig verlopen op voorwaarde dat er enkele wijzigingen zijn in de chirurgische behandeling en bij de anesthesie. Zo moet men bedacht zijn op het gebied van anatomie, het lichaam en het geneesmiddelengebruik bij de jonge kitten. Kittens hebben andere noden en kenmerken dan oudere katten. Pas als men hiermee rekening houdt, dan kan de verdoving op een gemakkelijke en doeltreffende/praktisch manier gebeuren (Peeters et al., 2012). Omdat het kitten erg jong is, zijn er een aantal voordelen zoals een beter zicht bij de operatie. Dit komt doordat het jonge dier nog geen buikvet of onderhuids vet heeft. Er is ook minder risico op verwikkelingen zoals zwellingen, hoge/lage hartslag, minder zwellingen van de balzak enz. Echter doordat het kitten nog klein is, zijn ook de organen klein. Dit betekent dat de duur van de operatie veel korter is. De gebruikte operatietechnieken blijven hetzelfde bij jonge kittens (Haughie, 2001).
b Recovery
De voordelen hierbij zijn de volgende: doordat het kitten nog jong is, moet het minder lang met een lege maag rondlopen. Het diertje zal sneller ontwaken uit de verdoving. Tevens heeft het diertje ook minder stress omdat de operatie in nestverband doorgaat (Howe, 1997).
c Medisch
Op medisch gebied heeft de kitten minder risico op astma, dit is een chronische ontsteking van de luchtwegen. Verder heeft het diertje minder risico op gingivitis . Het heeft ook minder gevaar op abcessen (= etter in een gevormde holte) en het dier heeft ook een goede bescherming van de blaas als het vroeg gecastreerd wordt. De verklaring is onbekend (Haughie, 2001).
d Positieve effecten op gedrag
Dankzij de vroege castratie zal het dier minder agressief gedrag vertonen naar de dierenartsen toe. Het seksueel gedrag neemt af. Verder zal ook het sproeien afnemen. Volgens de auteurs is er minder risico op hyperactiviteit. Echter het is ook mogelijk dat vroege castratie niet bijdraagt tot het verminderen van gedragsproblemen (Stubbs et al.,1996; Hart et al., 1973; Hart en Cooper,1984).
e Katten populatie
Door de vroege castratie zal het aantal kittens dat geboren wordt, verkleinen. Dit heeft op zijn beurt tot gevolg dat er minder euthanasie moet uitgevoerd worden. tevens draagt vroege castratie bij tot afname van ongewenste dieren, afname van katten die gedumpt zijn, minder ziekten. Het draagt bij tot een hogere levenskwaliteit (Griffin et al., 2010; Root, 2002). Volgens Haughie (2001) leidt vroege castratie tot een verbetering van de gezondheid. Ongewenste zwangerschappen worden voorkomen, minder baarmoederontstekingen, minder ontsteking van de vagina en afname van FIV. Ook voor katers is er een betere gezondheid als ze vroeg gecastreerd worden: minder vechtwonden, minder seksuele activiteit, minder kwelling voor de buren.
2.11.2 Nadelen van vroegcastratie
a Operatie
Volgens Peeters et al., (2012) moeten er maatregelen genomen worden ter preventie van onderkoeling. Dit kan worden voorkomen door warmtedekens, kruiken, warme intraveneuze vloeistof te gebruiken. De operatieduur moet zo kort mogelijk gehouden worden. Het dier mag niet overdreven nat worden gemaakt. Dit bevordert de afkoeling. Water zorgt voor betere geleiding dan warmte Er mag ook geen alcohol gebruikt worden. Alcohol zorgt ervoor dat de bloedvaten wijder worden. Het dier zal zo sneller warmte verliezen. Ook hypoglycemie, dit is het gebrek aan suikers, moet worden vermeden bij kittens. Jonge diertjes kunnen weinig glycogeen opslagen in hun lichaam. Om die redenen mag je een kitten, voor de aanvang van de operatie niet meer dan vier tot acht uur met een lege maag rondlopen. Na de operatie zou het dier na ‘?n tot twee uur al moeten eten (Peeters et al., 2012). Het vocht in de buik moet verwijderd worden. Tevens heeft de kitten meer nood aan zuurstof tijdens de verdoving. Vermits het kitten een kleiner longvolume heeft, is de ademhaling twee tot drie keer sneller (Peeters et al., 2012).
b Recovery
Er zijn nog geen nadelen gevonden volgens Faggella en Aronsohn (1993).
c Medisch
(McNicholas et al., 2001) zegt dat de vertraging in het sluiten van de groeischijven een belangrijk nadeel is van vroege castratie bij andere kattensoorten. Het sluiten van de groeischijven gebeurt onder invloed van geslachtshormonen. Volgens Root et al (1997) kan een late sluiting van de groeischijven ook bij de kat een gevolg zijn van vroege castratie. Door de late sluiting van de groeischijven neemt de kans op Salter-Harris fracturen toe. Gecastreerde katers, die zwaarlijvig zijn, zijn vatbaarder voor het krijgen van breuken aan de proximale groeischijf van het dijbeen (McNicholas et al., 2001).

d Negatieve effecten gedrag
Vroege castratie kan ook nadelige gevolgen hebben op het gedrag van de kat zoals het verhoogd vluchtgedrag bij katers. Kattinnen daarentegen zullen meer terughoudend worden. maar er moet hierbij de vraag gesteld worden of vroege castratie de oorzaak is, het kan volgens de auteur ook te wijten zijn aan voorbeeld een traumatische ervaring tijdens de inentingsperiode (Fossum, 2007).
e Katten populatie
Op het vlak van de kattenpopulatie leidt vroegtijdige castratie tot een afname van de genenpool. Tevens wordt de populatie op een kunstmatige manier verminderd (Nutter et al., 2004).

3 MATERIAAL EN METHODEN

aste your text in here…

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.