Tijdens mijn POP nu ruim 1,5 jaar geleden beschreef ik mijn beginsituatie en de doelen die daar voor mij aan verbonden waren. Nu beschrijf ik in deze paper waar ik nu sta, hoe ik daar gekomen ben en welke ontwikkeling ik heb laten zien.
Beginsituatie
Augustus 2013: In de koffiekamer is het al langere tijd niet meer gezellig in de pauzes. Er heerst een negatieve sfeer. Leerkrachten lijken niet meer te genieten van hun werk. Ze voelen werkdruk. Er wordt gemopperd over de sfeer in de groepen en op leerlingen die gedragsproblemen vertonen. Doordat leerkrachten elkaar hierin versterken, lijkt het met de dag erger te worden in de klassen.
Volgend jaar (augustus 2014) starten we met ons nieuwe onderwijsconcept. Werken in units. Samen het onderwijs verzorgen voor onze leerlingen. Samen verantwoordelijk voor een grote groep leerlingen. Gebruik maken van de kwaliteiten van de ander. Maar hoe gaan we dat doen als we elkaar alleen maar versterken om de negatieve kanten van ons vak en onze leerlingen te zien?
Bovenstaande situatie heeft er toe geleid dat ik tijdens de Master SEN mijn focus ben gaan verleggen.
Tijdens het schrijven van mijn POP lag de focus op het werken met leerlingen met gedragsproblemen. Nog steeds ligt daar mijn passie. Maar onze school had iets anders nodig. Leerkrachten hadden behoeften aan een andere bril. Waardoor de focus komt te liggen op wat wel goed gaat bij de leerlingen. En bij henzelf!
Al snel viel ik in mijn mentale model, het model wat niet alleen bij mij, maar bij de meeste leerkrachten de boventoon voert. Wat kan ik aan de ander veranderen, zodat het gedrag verbetert.
Tijdens de module oplossingsgericht werken, en dan met name de manier van gespreksvoering, ging voor mij de knop om. ‘Wat kan ik veranderen aan de ander, zodat hij gewenst gedrag vertoont?, heb ik veranderd in ‘hoe kan ik mezelf aanpassen, zodat de ander gewenst gedrag kan vertonen’?. De verandering van binnenuit (Cauffman & Van Dijk, 2011).
Een grote verandering in mijn mindset (authentiek functioneren). Maar een waardevolle verandering die nodig was om ontwikkelingen in gang te zetten binnen onze school.
Visie
Door de Master SEN ben ik het belang van een goede visie gaan inzien. Een visie zit verweven in het onderwijs en in het handelen van de leerkracht. Het heeft te maken met het doel van waaruit we werken, het is je uitgangspunt. Je niet langer verschuilen achter het woord, maar er ook daadwerkelijk naar handelen (normatieve professionaliteit). Ik ben me bewust van de visie van onze school en sta hier ook achter. Op school ben ik me meer bewust geworden van onze visie en wil ik deze visie ook graag uitdragen. Daardoor merk ik dat ik nu meer handel vanuit de visie. Ik weet nu waarom ik iets doe en juist op die manier. Ik ga meer doordacht te werk.
Dit is ook zichtbaar in de praktijk, als ik ga samenwerken met kinderen of met collega’s leg ik uit waarom ik op een bepaalde wijze handel. Waarom ik dat belangrijk vind en welke gedachten daar voor mij achter zit. Dit schept duidelijkheid voor mijzelf en voor de ander en dit vergroot onder andere de motivatie. In mijn rol als begeleider is dit belangrijk, omdat mijn achterliggende gedachte is dat ik samen met de ander gemotiveerd een doel nastreef.
Ik ben van nature iemand die uitgaat van het goede van ieder mens. Hoeveel ontwikkelpunten iemand ook laat zien, er is altijd iets positiefs wat diegene drijft. Waar hij zijn kracht uit haalt, een talent, een karaktereigenschap, wat degene positief be??nvloedt om een doel te bereiken. Ik geloof dat elk individu wil laten zien waar hij goed in is (gerichtheid op ontwikkelingsmogelijkheden), zowel leerkrachten, als leerlingen. Hier kan ik, als begeleider, de focus op leggen. Vanuit de kracht die iemand bezit kan er gewerkt worden aan de ontwikkelpunten. Ik leg daarnaast het verband met de basisbehoeften relatie, competentie en autonomie (Deci & Ryan, 1985, Stevens, 1997). Doordat ik open sta voor de ander werk ik aan onze relatie. Ik vind het daarbij belangrijk dat de ander eigenaarschap houdt van zijn eigen ontwikkelpunten. Het denken in mogelijkheden en uitgaan van krachtbronnen van de ander (Cauffman & Van Dijk, 2011, De Jong & Berg, 2001), verhoogt het competentiegevoel bij de ander. Maar ook bij mijzelf. Daarbij maak ik wel de kanttekening dat ik in mijn begeleidersrol niet altijd de coach blijf, soms is het nodig de rol van leider op je te nemen om zo de ander op een ander spoor te zetten. Daarbij houd ik vast aan wie ik ben en waar ik voor sta. Senge (2001) noemt ‘zelfbesef’ als belangrijke eigenschap voor effectief (bege)leiderschap.
School Video Interactie Begeleiding (SVIB)
SVIB is voor mij een krachtig instrument om collega’s, maar ook leerlingen te begeleiden. Door het terugkijken van beelden krijgen leerkrachten inzicht in het eigen handelen en wat voor invloed dat heeft op de situatie. Via analyse van het beeldmateriaal wordt de interactie tussen collega en leerlingen uiteengelegd in concreet waarneembaar gedrag. Collega’s en leerlingen kunnen zien wat er daadwerkelijk gebeurt en daarbij benoemen waar de reactie of het handelen vandaan komt, zoals een leerling die aangaf vaak het antwoord te weten maar nooit de beurt kreeg. De leerkrachten ontkrachtte dit, maar de videobeelden lieten wel degelijk zien dat de leerling met regelmaat zijn vinger opstook. De leerling krijgt door SVIB de stem die ze anders niet krijgen. De micro-analyse laat zien wat je tijdens een gewone observatie met het blote oog ontgaat. Doordat je het beeld telkens opnieuw kan terugkijken is het mogelijk om alle interacties en reacties te analyseren. Wanneer ik een SVIB-traject in ga met een collega of leerling is de leervraag van de ander leidend, omdat ik uitga van autonomie. De ander is eigenaar van het leerproces. Vaak komt de leervraag neer op interactie, klassenmanagement of instructie (Heijkant & Van der Wegen, 2000).
Tijdens mijn praktijkgericht onderzoek (onderzoekend handelen) is gebleken dat videobeelden leerlingen met gedragsproblemen helpen om ondersteuningsbehoeften duidelijk te maken. Het onderzoek bevestigde dat zij behoeften hebben aan visuele ondersteuning (Van der Wolf & Van Beukering, 2009). De videobeelden en de daarbij behorende gesprekken komen hieraan tegemoet.
Door deze ontwikkeling kregen de leerlingen de mogelijkheid om de leerkracht te vertellen wat zij nodig hebben om gewenst gedrag te kunnen laten zien (orthodidactisch competent). De leerling voelt zich hierdoor autonoom en hij werkt impliciet aan de relatie met de leerkracht. Dit heeft daarop volgend gezorgd voor een verandering in de mindset van de leerkracht. Een collega zei letterlijk: ‘De leerling wil veranderen en heeft daarbij iets van mij nodig, wie ben ik om hem dat te weigeren’?. Na een aantal weken werd duidelijk dat de relatie tussen de leerkracht en de betreffende leerling zichtbaar verbeterde. Zowel de leerling als de leerkracht gingen met elkaar in gesprek wanneer ze tegen bepaalde zaken aanliepen. Door met elkaar in gesprek te gaan ontstond begrip voor de ander. Dit had weer effect op de groep. Het zogenoemde sneeuwbaleffect!
Door mijzelf na de Master SEN te specialiseren als SVIB-coach sluit ik goed aan bij het vernieuwde onderwijsconcept. Leerkrachten specialiseren zichzelf en delen deze specialisatie met anderen. Dit is een veranderproces binnen onze school. We willen meer een lerende organisatie worden. SVIB is daarbij een uitstekend middel. Door zelf SVIB trajecten in te gaan heb ik ervaren dat je veel leert over je normatieve professionaliteit door het analyseren van videobeelden en de reacties die je daarop krijgt van anderen. Je ziet telkens ontwikkelpunten die je kunt verbeteren, maar ook sterke eigen vaardigheden. Ik vind dat erg verhelderend, omdat je zo inzicht krijgt in je eigen patronen en verbeterpunten. In mijn praktijk zou ik graag zien dat over een aantal jaar alle collega’s regelmatig een SVIB traject in gaan. Naar jezelf kijken op macroniveau geeft nieuwe inzichten en helpt je doorontwikkelen.
Oplossingsgerichte communicatie
Tijdens de nagesprekken van SVIB-trajecten merkte ik op dat ik veel aan het invullen was voor de ander. Op deze manier liet ik de leerkrachten nog niet zelf tot oplossingen komen. Ik ben van mening dat eigenaarschap (Stevens, 1997) een groot goed is, wanneer er een verandering te weeg gebracht dient te worden. In de lessen van SVIB werd het oplossingsgericht communiceren meerdere malen genoemd. Dit heeft me ge??nspireerd om ook deze modules te gaan volgen. Dit bracht me bij wat ik zocht. Manieren om de ander te laten denken (Cauffman & Van Dijk, 2011), in plaats van zelf continue het voortouw te nemen. In gesprekken met anderen streef ik naar het bereiken van flow (Cauffman & Van Dijk, 2011), om drijfveren in beeld te krijgen, zodat zelfontwikkeling mogelijk is.
Hierin ben ik mezelf nog steeds aan het ontwikkelen. Hier helpt de camera mij als krachtig reflectiemiddel. Door de gesprekken met collega’s te filmen kan ik daarna terugkijken op mezelf. Den Otter (2009) bevestigt dat SVIB ingezet kan worden als middel tot zelfreflectie. Op deze manier kan ik SVIB inzetten om de ander te begeleiden. Maar ook om mijn eigen krachtmomenten te zoeken en mijn aandachtspunten onder de loep te nemen (competent in reflectie en ontwikkeling). Tijdens een gesprek met een collega die ik begeleid valt het mijn collega op dat ik meer stiltes laat vallen in het gesprek, waardoor zij aan het denken gezet wordt. Ze ervaart het als positief, op deze manier krijgt ze de denktijd van mij die ze nodig heeft om zelf tot oplossingen te komen. In de praktijk zien we allebei terug dat de oplossingen die zij zelf bedacht heeft beter werken, dan degene die ik haar voorheen aandroeg. Ze geeft daarnaast wel aan dat ze het in specifieke gevallen prettig vindt om samen met mij te werken naar een oplossing. Ze vraagt op die momenten immers bij mij om kennis die ze zelf mist. De balans tussen leiden en begeleiden is daarbij voor mij belangrijk (competent in samenwerking met collega’s).
Leerstijl
Tijdens het schrijven van mijn POP was het overduidelijk. Mijn leerstijl is die van een doener (Kolb, 1984). Nog steeds voert dit de boventoon.
De opleiding heeft mij gedwongen om steeds meer aspecten van de leerstijl van de denker aan te nemen. Door alleen maar handelend te werken, stagneert mijn ontwikkeling. Door goed doordacht te werk te gaan blijf ik werken vanuit mijn visie. Een ontwikkeling die mij als professional heeft doen groeien. Ik kom beter beslagen ten ijs in gesprekken en tijdens samenwerken. Hierdoor ben ik zelfverzekerder en kan ik meer van mezelf laten zien.
Het inzetten van SVIB en oplossingsgerichte gespreksvoering in mijn rol als begeleider maken dat ik de leerstijlen van de doener en de denker kan combineren. Deze werkwijze sluit goed aan bij mijn mentale model, de kracht zien van de ander. Doordat ik naar ieder zijn verhaal luister zonder daar meteen mijn mening in te laten horen, kan het zijn dat ik niet geloofwaardig over kom. Een collega zei laatst; ‘hoe kun je het nu met iedereen eens zijn’?. Ik probeer dit te ondervangen door me af te vragen of ik wat ik doe goed doe en of ik de goede dingen doe: triple-loop leren (De Lange, Schuman & Montessori, 2011). Ik heb mijn collega ook uitgelegd dat open staan voor de ander, een onderzoekende houding, iets anders is dan het met iedereen eens zijn. Het kan me juist verder helpen, mijn horizon verbreden, zonder daarbij mijn eigen standpunt uit het oog te verliezen.
Samenwerkend leren
Wanneer ik iemand begeleid, ga ik uit van gelijkwaardigheid. Ik heb de ander iets te bieden, omdat hij iets te leren heeft. Maar de ander heeft mij ook iets te bieden. Wederzijdse afhankelijkheid (Covey, 2008). Een andere kijk, een andere manier van werken of een heel andere wijze van denken.
Ik handel vanuit mijn eigen waarden. Met respect voor de ander.
Critical friends en studiegenoten hebben me dat gedurende de opleiding doen inzien. Zij hebben geholpen bij mijn leervragen die mij hielpen om het begeleiden onder de knie te krijgen. Telkens opnieuw feedback vragen en zo je eigen groei waarnemen was voor mij een eye-opener. Doordat de ander met een verfrissende en vaak andere blik kijkt krijg je een breder beeld van jezelf en van je eigen handelen. Dit probeer ik mijn collega’s ook te laten inzien. We kunnen elkaar verder helpen, zeker binnen ons vernieuwde onderwijsconcept. Doordat we continue bij elkaar in de groep zijn kunnen we elkaar complimenten feedback geven. Ik merk zelf dat ik het fijn vind als een les goed gaat, maar dat ik er nog meer voldoening uit haal als een ander me daar op wijst.
In het samenwerken merk ik op dat we geneigd zijn elkaar complimenten te geven, maar dat de feedback achterwege blijft. Feedback veranderen in feed-forward, de oplossinggerichte manier van feedback, is makkelijker in te zetten. Dit doe ik door zelf de vraag aan de ander te stellen; wat kan ik de volgende keer anders doen, zodat het n??g beter gaat? De ander moet hier over nadenken. Zowel bij mijn critical friends tijdens de opleiding, als in mijn klassenpraktijk, helpt deze zin mij om mijn handelen te verbeteren. Doordat we kritisch samenwerken, leren we van en met elkaar (samenwerkend leren). Ook dit zie ik terug in de sfeer binnen ons team. Door het intensief samenwerken en het bewust zijn van de kwaliteiten en ontwikkelpunten van de ander, ontstaat wederzijds respect. Een basis voor een gelijkwaardige relatie.
Ik, als professional
Al je zintuigen op scherp zetten, dat is wat ik zeker meeneem vanuit de opleiding. Waarom gedraagt iemand zich zoals hij zich gedraagt. Er spelen veel factoren mee als het gaat om iemands gedrag.
Ik ben me daar bewust van en pas mijn handelen daar op aan. Iedereen heeft het recht op een eerlijke kans (visie op inclusie en waarderen van diversiteit). Ik zie het als mijn taak als begeleider van deze leerling of collega om deze kans te bieden. Door me te verdiepen in het ecologische model rondom deze persoon krijg ik een beter beeld en kan ik inspelen op de krachten die degene met zich meebrengt (competent in samenwerking met de omgeving).
Ik denk in mogelijkheden en probeer ik de beperkingen om te buigen. Daarbij vind ik het belangrijk dat de beperkingen niet genegeerd worden. Er moet wel realistisch gekeken worden naar wat wel en niet kan. Daarbij ben ik wel van mening dat wat niet kan, mogelijk wel anders kan. Vanuit die insteek heb ik al veel kunnen bereiken met leerlingen, door mijn eigen gedrag, de groep of de omgeving aan te passen.
Een open gesprek met de betrokkenen kan hierbij verhelderend werken. Vaak komen dan, door doorvragen, de mentale modellen (Senge, 2011) op tafel. Door te benoemen, samen te vatten en onderscheid te maken tussen emotie en ratio, komen we meestal tot oplossingen. Mijn rol als begeleider is hierin open te staan voor de mening van elke gesprekspartner, met respect voor elkaar. Maar ik zie het ook als mijn taak om de verbanden en de overeenkomsten te zien tussen de gesprekspartners. Vaak heeft iedereen hetzelfde doel voor ogen; het beste, voor iedereen.
Reflectie
Tijdens de eerste les op de pedagogische academie beroeps onderwijs kregen we het lied De Steen (de Leeuw, z.d.) te horen. Daarbij de opdracht om te achterhalen wat voor mij een steen is geweest die mijn rivier anders heeft doen gaan dan voorheen.
Met mijn 17 jaar levenservaring had ik, gelukkig, nog weinig mee gemaakt wat mijn rivier, mijn leven een bijzondere wending had gegeven. Toch is dat liedje me bijgebleven en op momenten als deze zet ik het weer even op. Om na te denken over de stenen die de afgelopen jaren in de rivier gelegd zijn, door mijzelf, maar ook door de komst of het heen gaan van anderen. Op persoonlijk, maatschappelijk en werkvlak.
Al jong wist ik wat ik wilde worden. Juf. Maar dan wel een juffrouw die aandacht heeft voor de kinderen, die luistert. Juist naar degene die het niet zo gemakkelijk hebben.
Op de PABO heb ik die kant van mijzelf doorontwikkeld. Ik specialiseerde mijzelf in het omgaan met kinderen met gedragsproblemen. Oog hebben voor alle leerlingen en voor ieder van hen een veilige en uitdagende sfeer cre??ren zodat ze zich kunnen ontwikkelen (orthopedagogisch competent).
Daar heeft mijn passie altijd al gelegen.
Toch zijn er door de jaren heen (on)verwacht stenen in mijn rivier gelegd. Met de geboorte van onze oudste, chronisch zieke, zoon bijvoorbeeld verdween een stukje van mijn passie. Ik was vooral bezig met overleven en zorgen dat alles zo gewoon mogelijk verliep voor ons gezin. Ook merkte ik dat ik me stoorde aan ouders of leerkrachten als zij spraken over zorgleerlingen. Ik betrok alles op mezelf.
Vorig jaar besefte ik dat dit niet is wat mij drijft in mijn werk, ik was aan het werken om te werken.
Tijdens de opleiding master SEN is mijn grootste doel het terugvinden van mijn passie geweest (biografische reflectie).
Ook de directeur vond het tijd voor een nieuwe steen in mijn rivier. Maar dan op werkvlak. Het was nodig om binnen het onderwijs van onze school meer aandacht te gaan besteden aan de begeleiding van leerlingen met gedragsproblemen en hun leerkrachten. Leerkrachten hebben het beste voor met alle leerlingen uit hun groep, maar weten in sommige situaties niet goed hoe ze moeten handelen.
Zij geven zelf aan kennis en ervaring te kort te komen als het gaat om leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Deze leerlingen zorgen ervoor dat de leerkracht zich handelingsverlegen voelt (Van de Wolf & Van Beukering, 2009). Doordat ik altijd al affiniteit met deze doelgroep heb gehad leek het een mooie kans om mijn kwaliteiten verder uit te breiden (interpersoonlijk competent).
Maar ook ik voel handelingsverlegenheid bij deze leerlingen, dus wie ben ik om mijn collega’s hulp te gaan bieden. Om me meer te verdiepen in de typen gedragsproblemen en de hulp die deze leerlingen en hun leerkrachten nodig hebben, ben ik modules gericht op gedrag gaan volgen. Al snel merkte ik op dat er, binnen het team, meer behoeften was aan een begeleider op dit vlak. Vanaf dat moment ben ik mijn modules gaan spreiden tussen de domeinen gedrag en begeleiden.
De modules uit het domein begeleiden helpen mij de kennis die ik op doe tijdens de modules gericht op gedrag om te zetten naar de praktijk en te delen. Voorheen hield ik de kennis bij mezelf. Ik voelde me niet geroepen om anderen hulp aan te bieden. Dat doe ik nu wel. Door het starten van SVIB-trajecten met leerkrachten en leerlingen weten collega’s me ook te vinden als zij een hulpvraag hebben (organisatorisch competent). Ook ben ik zelf verschillende SVIB trajecten in gegaan, omdat ik eerst wil weten wat het met mij doet voordat ik er met een ander aan begin. Voor mij was het opsporen van mijn blinde vlek (Johari-venster) een eye-opener. Door het bekijken van beeldmateriaal zag ik waar ik nog nooit bij stil had gestaan. Mijn sprekende lichaamstaal. Toen ik dit aan anderen vertelde kreeg ik te horen dat zij hier wel weet van hadden. Dit levert meer zelfinzicht op en dat is goed voor mijn persoonlijke ontwikkeling. Maar ook voor die van een ander. Mijn enthousiasme kan ik goed overdragen op anderen, dus steeds meer leerkrachten vragen nu zelf om begeleiding via een SVIB-traject (beschrijvende reflectie).
Het voeren van oplossingsgerichte gesprekken was voor mij een hele nieuwe manier van werken. Ik heb zeker de oplossingsgerichte gedachten, maar om dit in mijn praktijk te laten zien in gesprekken vond ik lastig. Met mijn papieren waarop stond wat wel en niet mocht ging ik de gesprekken in. Hierdoor verliepen ze onnatuurlijk. Al snel vond ik hier de oplossing voor. Oefenen, oefenen, oefenen. Zowel in gesprekken met collega’s, medestudenten, leerlingen als mijn partner of vriendinnen zetten ik het zoeken naar krachtbronnen in. Door dit doen zocht ik van nature naar uitzonderingen en stelde ik vragen om tot de uitzonderingen te komen. Het viel me op dat er een ander soort gesprekken ontstonden. Er ontstond ‘flow’ (Cauffman & Van Dijk, 2013), zodat de ander weer verder kon, maar ook ‘flow’ bij mij. Ik raak nog enthousiaster over deze manier van gespreksvoering. Op dat soort momenten voel ik een zekere trots. De manier van werken die zo goed bij mij past, kan ik toepassen in mijn praktijk. Op een natuurlijke manier. Ik verander van leider naar coach, een ontwikkeling waar zowel ikzelf als mijn omgeving profijt van hebben (technische reflectie).
Ik heb de afgelopen twee jaar veel geleerd als het aan komt op het begeleiden van collega’s en leerlingen. Toch ben ik er nog lang niet. Ik heb de basis gelegd, maar zal nog veel moeten leren. Doordat ik heb mogen oefenen in veilige omgevingen, zoals op de opleiding of binnen mijn eigen werkplek, zijn collega’s en leerlingen meegaand. De gunfactor speelt een rol. Wanneer ik volgend schooljaar mijn rol binnen de stichting als begeleider van leerlingen met gedragsproblemen en hun leerkrachten zal gaan vervullen zal er anders naar mij gekeken worden. En dat is goed. Dat houdt me scherp en zorgt ervoor dat ik me bewust blijf van wat ik doe. Ik wil me blijven afvragen of ik wat ik doe goed doe en of ik de goede dingen doe: triple-loop leren (De Lange, Schuman & Montessori, 2011). Op deze manier wil ik mijn reflectief onderzoekende houding levend houden (Kritische reflectie).
Als ik nu terugkijk op mijn rivier liggen er veel meer stenen in dan voordat ik aan de opleiding begon. Ik ben andere wegen in geslagen. Heb kanten van mezelf leren kennen waarvan ik niet wist dat ik ze had. Zo ben ik een betere denker (Kolb, 1984) dan ik vooraf had kunnen voorzien. Heb ik me de oplossingsgerichte gesprekstechnieken eigen gemaakt, zonder dat daar hele grote veranderingen voor nodig waren en ben ik in staat om veranderprocessen in gang te zetten.
Maar wat ik het belangrijkste vind is dat ik mijn passie en mijn drijfveren weer terug gevonden heb. Zien waar de ander goed in is en deze krachten benutten! (metareflectie)