Essay: Plan van aanpak

1. Mijn persoonlijke leerdoelen ( Denk hierbij aan de SLB competenties)
Ik werk al 8 jaar in het onderwijs, waarvan 6 jaar op mijn huidige school. Vorig jaar heb ik gesolliciteerd naar een LC-functie en hier ook op aangenomen. Dit is de reden dat ik denk dat ik al voldoe aan alle competenties voor een startbekwame leraar. Dit betekent natuurlijk niet dat sommige competenties niet nog meer ontwikkeld kunnen worden. Dit vind ik ‘?n van de leuke dingen van het onderwijs. Je bent nooit uitgeleerd. In deze module denk ik vooral te gaan werken aan competentie 3 tot en met 5. In mindere mate werk ik deze module aan competentie 6.
‘ Competentie 3: Het vermogen te zorgen voor zinvolle leerinhouden en leeractiviteiten.
Binnen deze module werk ik aan leermaterialen aangepast op het MBO. Dit is voor mij nieuw. Nog niet eerder heb ik leeractiviteiten en leerinhouden voor dit niveau moeten ontwikkelen. Bij de ontwikkeling van de leeractiviteiten zal ik rekening houden met de beginsituatie van de groep, de opbouw van de les met aandacht voor een pakkende inleiding en een passende afsluiting. Ik zal ook gebruikmaken van concrete voorbeelden en aanschouwelijk materiaal. Tijdens de lessen neem ik de reacties en werkwijzen van de student waar en beschrijf deze in de evaluatie.
Reflecteren is ook een leeractiviteit. Na het doorwerken van deze module weet ik hoe zinvol mijn leerlingen deze feedback ervaren.

‘ Competentie 4 Het vermogen te zorgen voor een overzichtelijk, ordelijk en taakgericht leerklimaat
Wanneer ik ga werken aan het doel waardoor ik in staat ben om bruikbare taalprofielen te maken, zorg ik tegelijkertijd voor een overzichtelijk, ordelijk en taalgericht leerklimaat. Door de taalprofielen binnen vijf domeinen te plaatsten, maakt dat ik werk aan deze competentie.
Ook zal ik de onderwijsactiviteiten plannen en organiseren door:
– een activiteit inpassen in de planning van de vakleerkracht
– een effici??nte tijdsplanning te maken en zich tijdens de uitvoering van een
activiteit aan deze planning te houden
– de student duidelijk te maken welke activiteiten ik van hen verwacht (bijv. d.m.v. een
studiewijzer) en wat de organisatorische afspraken bij een opdracht zijn (opruimen,
innemen van opdrachten enz.)
– ervoor te zorgen dat de materialen voor de les klaarliggen.

‘ Competentie 5: Het vermogen samen te werken met collega’s
Om mijn onderzoek naar problematiek rond taalontwikkeling goed te kunnen doen ben ik afhankelijk van de informatie die ik van mijn collega’s krijg. Ik moet om verduidelijking bij hen vragen en bevindingen overleggen.
Dit doe ik door:
– voorafgaande aan de stageactiviteiten te overleg gen met de vakleerkrachten.
-collegiale consultatie en intervisie
-hulp te vragen aan collega’s en zich openstellen voor adviezen
– op een open en ontspannen manier contact te maken met de collega’s, met name
tijdens de pauzes
– collega’s te praten over beroepssituaties
-op een respectvolle manier om te gaan met collega’s met verschillende opvattingen,
overtuigingen en andere culturele achtergronden

‘ Competentie 6: Het vermogen om te gaan met mensen en instellingen buiten de school
Aan deze competentie werk ik in mindere mate. Ik moet wat informatie opvragen bij een reguliere VO school. Wanneer mijn mede-student mij onvoldoende feedback kan geven op mijn materiaal voor het MBO, moet ik te rade gaan bij een school voor het MBO.

2. De activiteiten die ik ga ondernemen om deze doelen van deze onderwijseenheid te behalen
Om zelf activiteiten te bedenken bij de onderstaande doelen vond ik nog best lastig. Ik heb geprobeerd dit zo goed mogelijk te verwoorden door bij ieder doel apart acties te beschrijven die mij uiteindelijk helpen bij het behalen van het doel.
a) Je hebt inzicht in de problematiek rond taalontwikkeling in het voorgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs
– Duidelijk krijgen welke problemen er bij ons op school, binnen het vakgebied Nederlands, zijn rond taalontwikkeling.

Het is belangrijk dat er effectief taal- en leesonderwijs gegeven worden. Studenten moeten
goed leren lezen. Dit is een cruciale voorwaarde voor succes in de toekomst. Is dit niet het
geval dan zijn deze leerlingen begrensd in hun mogelijkheden op allerlei terreinen.
Vaak hebben de studenten een lager zelfvertrouwen en een lagere (leer)motivatie. Een minder goed lezende leerling heeft een beperkte mogelijkheid voor hoger onderwijs en voor veel beroepen om dat daar een sterk app??l wordt gedaan op de leesvaardigheid.
Met name Marianne Verhallen, maar ook Kees Vernooij zijn heel duidelijk, een grote
woordenschat gecombineerd met goed technisch kunnen lezen bevordert het begrijpend lezen en daarmee de toename van kennis en schoolsucces.
Taal heb je dus bij alles wat je doet nodig; het heeft met alles te maken.
– Onderzoeken of andere vakgebieden problemen ondervinden op het gebied van taalontwikkeling.
Om de problemen tot een minimum te beperken, zou taalonderwijs aan de onderstaande criteria moeten voldoen:

Interactief taalonderwijs
Als school vinden wij dat het taalonderwijs betekenisvol moet zijn. Er moet sprake zijn van
sociaal leren en voldoende aandacht voor strategisch leren. Dit zijn de uitgangspunten van
interactief taalonderwijs. Kinderen moeten op een actieve manier met taal bezig zijn.
Juist op een school met meer dan 90 % allochtone leerlingen is dit heel belangrijk.
Dit moet op een eigentijdse en effectieve manier gebeuren.
Betekenisvol leren: Elke leerkracht probeert om een betekenisvolle context te cre??ren.
Sociaal leren: Bij interactief taalonderwijs wordt het leren een sociaal proces. De studenten
leren van en met elkaar, door bijvoorbeeld samen te lezen, schrijven, de ander zien lezen en
schrijven en reageren op elkaars werk. Kinderen kunnen elkaar hier goed bij helpen.

Wanneer studenten met elkaar samenwerken, leren zij altijd meer dan alleen. Hierbij worden
verschillende didactische structuren gebruikt om taal zo gevarieerd en functioneel
mogelijk te laten zijn.
Strategisch leren: De studenten leren strategie??n voor de planning, uitvoering en controle
van (taal) leerprocessen zoals bijvoorbeeld ‘hoe schrijf ik een brief aan oma om te bedanken
voor het logeren’, ‘hoe leer ik woorden’, ‘hoe zoek ik de hoofdgedachte in een tekst’.
Effectief onderwijs: Ik wil met het onderwijs hogere opbrengsten realiseren, tenminste die resultaten die op grond van de kenmerken van de leerlingpopulatie mogen worden verwacht. We moeten ons daarom nadrukkelijk toeleggen op het geven van effectief onderwijs met veel aandacht voor gestructureerd onderwijs, maximale benutting van de leertijd, effectieve instructie, zelfstandig werken, een compleet leerlingvolgsysteem en een adequate leerlingenzorg met veel ruimte voor zowel pre-teaching en re-teaching

– Op zoek gaan naar bruikbare manieren om de leesmotivatie voor kinderen met dyslexie te vergroten.

Vooral bij het leren lezen is het belangrijk dat kinderen gemotiveerd worden om te lezen, omdat daar de basis wordt gelegd voor leesplezier en het latere leesgedrag. Naast de kwaliteit van de leesinstructie, is het in dit kader relevant hoeveel de leerling binnen en buiten school leest. Hoeveel de leerling buiten school leest, hangt af van het leesklimaat thuis, maar ook van de vriendengroepen waarvan het kind deel uitmaakt. Vinden deze groepen lezen niet belangrijk, dan heeft dat een negatief
effect op de leesmotivatie van het kind. Tom Braams geeft bij zijn uitleg over dyslexie en over zijn behandeling van de leesproblemen aan dat de leesmotivatie een cruciale rol speelt. Hij duidt daarnaast de rol van docenten, professionals en ouders of verzorgers.
Door convergente differentiatie toe te passen, kunnen alle leerlingen de minimumdoelen bereiken en wordt de kloof tussen goede en zwakke lezers wordt gedicht. In de praktijk betekent dit dat alle leerlingen profiteren van de groepsinstructie en dat vooral tijdens de verwerking rekening wordt gehouden met de verschillen tussen leerlingen. Goede lezers krijgen bijvoorbeeld verrijkingsstof en zwakke lezers krijgen verlengde instructie (herhaling en preteaching) die rekening houdt met hun leesbehoeften.
Dit werk ik uit in een groepsplan. In dit plan zijn de verschillende niveaus aangegeven, waardoor het voor mij overzichtelijk is om instructies op maat te geven.

b) Je bent in staat bruikbare taalprofielen te maken
– Binnen de domeinen van de nieuwe referentieniveaus bruikbare taalprofielen maken. De domeinen zijn: luisteren, schrijven, lezen, spreken en gesprekken. Dit wil ik doen binnen het thema geld.
De niveaubeschrijvingen voor de referentieniveaus van het domein taal zijn:
Mondelinge taalvaardigheid, met de drie subdomeinen gespreksvaardigheid, luistervaardigheid en spreekvaardigheid.
Leesvaardigheid, met de twee subdomeinen: lezen van zakelijke teksten en lezen van fictionele, narratieve en literaire teksten.
Schrijfvaardigheid. Schrijven wordt ruim opgevat, het gaat om het produceren van creatieve en zakelijke teksten.
Begrippenlijst en taalverzorging. In de begrippenlijst staan termen en concepten die leerlingen en docenten nodig hebben om over taalvaardigheid van gedachten te wisselen. Bij taalverzorging gaat het om zaken die in dienst staan van een verzorgde schriftelijke taalproductie.

Luisteren
Beheersingsniveau: Kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die zichzelf, zijn/haar familie en directe concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken.

Tekstkenmerken Strategie??n
Onderwerp
Teksten hebben betrekking op zeer eenvoudige en vertrouwde onderwerpen uit het dagelijks leven. ??

Woordgebruik en zinsbouw
Het taalgebruik is zeer eenvoudig. De zinnen zijn gescheiden door pauzes. ??

Tempo en articulatie
De spreker spreekt zorgvuldig, langzaam en duidelijk. ??

Tekstlengte
Teksten zijn kort. signalen herkennen en interpreteren

Lezen
Beheersingsniveau:
Kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld in
mededelingen, op posters en in catalogi.
Tekstkenmerken Strategie??n
onderwerp
Concrete zaken over vertrouwde, alledaagse
situaties.

woordgebruik en zinsbouw
Hoogfrequente woorden en korte, eenvoudige zinnen.
??
tekstindeling
Visuele ondersteuning.
??
tekstlengte
Korte, eenvoudige teksten signalen herkennen en interpreteren

Spreken
Beheersingsniveau:
Kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en helpt bij het formuleren van wat de spreker probeert te zeggen. Kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen.
Tekstkenmerken receptief Tekstkenmerken productief
onderwerp
Onderwerpen zijn eenvoudig en zeer
vertrouwd of gerelateerd aan directe
behoeften.

woordgebruik en zinsbouw
Woorden en uitdrukkingen zijn
hoogfrequent. Woordgebruik is concreet
en alledaags, niet-idiomatisch. Zinnen zijn kort en eenvoudig.

tempo en articulatie
Het spreektempo is laag. Woorden
worden duidelijk uitgesproken. Er zijn
lange pauzes, zodat de taalgebruiker
kan nadenken over de betekenis.

hulp
De gesprekspartner moet langzaam en
duidelijk spreken en bereid zijn om veel
te herhalen en te herformuleren en na
te gaan of hij/zij begrepen wordt.

onderwerp
Onderwerpen zijn eenvoudig en zeer vertrouwd of gerelateerd aan directe behoeften ??

woordenschat en woordgebruik
Beperkt tot een klein repertoire van woorden en eenvoudige uitdrukkingen, over persoonlijke details en bepaalde concrete situaties. ??

grammaticale correctheid
Beperkt tot een klein aantal eenvoudige grammaticale constructies en uit het hoofd geleerde uitdrukkingen. ??

interactie Vragen en antwoorden over persoonlijke details.
De communicatie is totaal afhankelijk van herhaling, herformulering en correcties. ??

vloeiendheid
Beperkt tot korte, ge??soleerde, uitingen, voornamelijk standaarduitdrukkingen, met veel pauzes om te zoeken naar uitdrukkingen, de uitspraak van minder bekende woorden, en het herstellen van storingen in de communicatie.

Coherentie
Het verband tussen woorden of groepen van woorden wordt aangegeven met basisvoegwoorden, zoals: ‘en’ of ‘dan’. ‘

Uitspraak
De uitspraak van een beperkt aantal geleerde woorden en uitdrukkingen kan met enige inspanning worden verstaan door native speakers die gewend zijn om te spreken met mensen met een andere taalachtergrond

Schrijven
Beheersingsniveau Kan een korte, eenvoudige mededeling doen, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld naam, nationaliteit en adres op een inschrijvingsformulier noteren.
Tekstkenmerken productief

onderwerp
De teksten hebben betrekking op de schrijver zelf of op imaginaire personen. ??

woordenschat en woordgebruik
Woorden en eenvoudige uitdrukkingen, over persoonlijke details en bepaalde concrete situaties. ??

grammaticale correctheid
Een klein aantal eenvoudige grammaticale constructies en uit het hoofd geleerde uitdrukkingen ??

spelling en interpunctie
Bekende woorden en korte zinnen zoals op eenvoudige verkeers- of ANWB borden, instructies, namen van dagelijkse objecten en namen van winkels of regelmatig gebruikte basiszinnen zijn correct overgeschreven. Eigen adres nationaliteit en andere persoonlijke details zijn correct gespeld. ??

coherentie
Woorden of groepen van woorden zijn verbonden met behulp van basisvoegwoorden, zoals: ‘en’ of

c) Je kunt taaltaken ontwikkelen voor het middelbaar beroepsonderwijs
– Voor de richting Zorg en Welzijn in het MBO heb ik gekozen voor het werken met een casus. De leerlingen moeten een educatief uitstapje organiseren. Hierbij ga ik erop letten dat mijn leermateriaal zoveel mogelijk manieren van taal uitlokt.
De onderstaande taalactiviteiten zou ik ondernemen:
– Plan van aanpak maken
– Informatie op internet zoeken over een zorginstelling en een samenvatting maken aan de hand van een criteria.
– Een brief schrijven naar de instelling.
– Bellen naar de instelling (rollenspel)
– Bezoek voorbereiden : een interview afnemen.
– Een verslag maken van het bezoek
– Een eindverslag schrijven.

d) Je kunt leerlingen inhoudelijke, taalgerichte feedback geven
– Ik probeer op verschillende manieren feedback te geven. Naast feedback op het gemaakte werk geef ik ook feedback op gedrag. De leerlingen laat ik elkaar ook feedback geven. Om te kunnen toetsen dat ik deze doelstelling behaal wil ik graag bij mijn mentorleerlingen onderzoeken hoe zij mijn feedback ervaren. Hiervoor ga ik een vragenlijst maken die ik laat invullen.

Observatielijst feedback mentorleerlingen
Vraag Wel Niet
Je krijgt voldoende hulp van mij.
Mijn uitleg is duidelijk.
De opdrachten zijn leuk.
De opdrachten moest je in een groep maken.
Ik heb het werk goed verbeterd.
Je moest informatie op internet zoeken.
De opdrachten zijn moeilijk
Ik moet meer uitleg geven
Je hebt nieuwe woorden geleerd
Opdrachten samen met iemand maken is leuk

e) Je kunt diverse beoordelingsvormen hanteren die geschikt zijn voor taalgerichte vaklessen
– Beoordelingsformulieren maken bij taalgerichte lessen. Bijvoorbeeld beoordelingsformulieren bij spreekbeurten, werkstukken en verslagen maken.

presentatie met (mondelinge) toelichting 1 2 3 4 5
1 De uiterlijke opbouw en verzorging van de poster is?

Denk daarbij aan:
‘ omvang van de poster volgens afspraak;
‘ de beeldelementen (tekst, afbeeldingen, grafieken e.d.) zijn logisch, helder en duidelijk geordend;
‘ afwisselend en functioneel gebruik van beeldelementen;
‘ ook zonder mondelinge toelichting komt informatie over.
2 Hoe beoordeelt u de inleiding?

Denk daarbij aan:
‘ introductie van het onderwerp;
‘ achtergrondinformatie bij de vraag- of probleemstelling;
‘ afbakening vraag of probleemstelling;
‘ onderzoeksopzet en ‘uitvoering.
3 In welke mate geeft de leerling een uiteenzettend/betogend/beschouwend antwoord op de vraagstelling?

Denk daarbij aan:
‘ waarheidsgestalte;
‘ feiten worden niet als meningen gepresenteerd en niet omgekeerd;
‘ de gepresenteerde informatie is logisch geordend;
‘ voorbeelden zijn sprekend;
‘ argumenten zijn overtuigend en geloofwaardig.
4 Hoe beoordeelt u de vragenronde?

Denk daarbij aan:
‘ bewaakt of iedereen de gestelde vraag heeft gehoord;
‘ geeft antwoord op de vraag;
‘ nodigt uit tot vragen stellen.
5 De overdracht, het spreekgemak en de verstaanbaarheid is?

Denk daarbij aan:
‘ bij de overdracht is er oogcontact met het publiek;
‘ controleren of de luisteraars nog kunnen volgen waar het over gaat;
‘ de uitingen volgen elkaar zonder langdurige pauzes op;
‘ constructies zijn direct te begrijpen;
‘ niet te veel haperingen en zelfcorrecties;
‘ intonatie, tempo, volume en woordkeus verhogen de geboeidheid en het luistergemak

Toets- en beoordelingenschecklist
naam

vak

niveau/klas

goed kan beter geen idee opmerkingen/ voorbeelden
1 De vragen zijn duidelijk geformuleerd.
2 De aanwijzingen zijn helder geformuleerd en eenvoudig te begrijpen.
3 Er zijn voorbeelden van antwoorden opgenomen.
4 Het niveau van de leesbaarheid van de vragen en de aanwijzingen is lager dan het feitelijk niveau van de leerlingen.
5 De toets gaat van gemakkelijk naar moeilijk en de meeste vragen zijn gemiddeld moeilijk.
6 De toets is logisch geordend.
7 De toets heeft 3 tot 5 vragen voor elk leerdoel, zodat een goed beeld van de beheersing verkregen wordt.
8 Er zijn ook vragen bij die dieper nadenken vereisen.
9 Wat er getoetst wordt en de manier waarop dat gedaan wordt, passen bij elkaar.
10 De toets legt de nadruk op belangrijke onderdelen, niet op bijkomstigheden.
11 De vragen doen geen beroep op culturele (voor)kennis.
12 De resultaten zullen de leerlingen en docenten verder helpen hun leren en onderwijzen te plannen.
13 De toets is eerlijk
14 De docent scoort op korte antwoorden en verhalende antwoorden op de betekenis en niet op grammaticale fouten.
15 De toets is niet te lang, gezien de beschikbare tijd.
16 En verder …

3. Welke docenten, collega’s, leerlingen, studenten ga ik vragen om mij feedback te geven op mijn activiteiten
Per doelstelling vraag ik verschillende personen mij te voorzien van feedback.
a) Je hebt inzicht in de problematiek rond taalontwikkeling in het voorgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs
– Mijn collega’s binnen de vakgroep.
– Mijn collega’s van de andere vakgebieden
b) Je bent in staat bruikbare taalprofielen te maken
– Mijn collega’s binnen de vakgroep.
c) Je kunt taaltaken ontwikkelen voor het middelbaar beroepsonderwijs
– Een mede student van de opleiding.
d) Je kunt leerlingen inhoudelijke, taalgerichte feedback geven
– Mijn mentorleerlingen.
e) Je kunt diverse beoordelingsvormen hanteren die geschikt zijn voor taalgerichte vaklessen
– Leerlingen uit mijn vaklessen.
– Mijn collega’s binnen de vakgroep.

4. De bewijzen die ik wil opnemen in mijn portfolio
In mijn portfolio wil ik de volgende bewijzen opnemen:
a. – Verslag van de huidige problemen rond taalontwikkeling bij ons op school.
.

Visie taalonderwijs:
Vanuit het schoolteam komt de volgende visie op taalonderwijs naar voren. Wij baseren onze visie op de uitgangspunten van interactief taalonderwijs en effectief onderwijs.

Interactief taalonderwijs
Als school vinden wij dat het taalonderwijs betekenisvol moet zijn. Er moet sprake zijn van sociaal leren en voldoende aandacht voor strategisch leren. Dit zijn de uitgangspunten van interactief taalonderwijs. Kinderen moeten op een actieve manier met taal bezig zijn.
Juist omdat we een school zijn met meer dan 90 % allochtone leerlingen is dit heel belangrijk.
Dit moet op een eigentijdse en effectieve manier gebeuren.
Betekenisvol leren: Elke leerkracht probeert om een betekenisvolle context te cre??ren. Dit doen we door gebruik te maken van het ankerverhaal bij elk thema in onze methode. Aan de hand van dit ankerverhaal gaan de kinderen aan de slag met verschillende vervolgactiviteiten, waarin praten, ontdekken en leren centraal staan.
Sociaal leren: Bij interactief taalonderwijs wordt het leren een sociaal proces. De kinderen leren van en met elkaar, door bijvoorbeeld samen te lezen, schrijven, de ander zien lezen en schrijven en reageren op elkaars werk. Kinderen kunnen elkaar hier goed bij helpen. Wanneer kinderen met elkaar samenwerken, leren zij altijd meer dan alleen. Hierbij worden verschillende didactische structuren gebruikt om taal zo gevarieerd en functioneel mogelijk te laten zijn.
Strategisch leren: De kinderen leren strategie??n voor de planning, uitvoering en controle van (taal) leerprocessen zoals bijvoorbeeld ‘hoe schrijf ik een brief aan oma om te bedanken voor het logeren’, ‘hoe leer ik woorden’, ‘hoe zoek ik de hoofdgedachte in een tekst’.
Effectief onderwijs
We willen met het onderwijs hogere opbrengsten realiseren, tenminste die resultaten die op grond van de kenmerken van de leerlingpopulatie mogen worden verwacht. We moeten ons daarom nadrukkelijk toeleggen op het geven van effectief onderwijs met veel aandacht voor gestructureerd onderwijs, maximale benutting van de leertijd, effectieve instructie, zelfstandig werken, een compleet leerlingvolgsysteem en een adequate leerlingenzorg met veel ruimte
voor zowel pre-teaching en re-teaching.
Digibord:
Gebruik maken van het digibord om taal visueel te maken.
-Verslag van manieren om de leesmotivatie te vergroten van kinderen met dyslexie

Goed onderwijs
Met goed onderwijs kunnen bij een groot deel van de leerlingen lees- en spellingproblemen worden voorkomen. Maar wat kenmerkt goed lees- en spellingonderwijs? Goed onderwijs betekent dat leerkrachten weten aan welke doelen ze werken en de kerndoelen, referentieniveaus en tussendoelen helder voor ogen hebben. Er wordt gewerkt met een effectieve methode en er wordt voldoende tijd uitgetrokken voor lezen en spellen. Goede instructie en feedback zijn belangrijk. Leerkrachten werken gedifferentieerd en weten goed om te gaan met de verschillen in de klas. En natuurlijk mag een stimulerende leeromgeving niet ontbreken.

Begeleide inoefening
Voor de meeste leerlingen bij wie de (voorbereidende) lees- en spellingactiviteiten problemen opleveren, gaat de klassikale basisinstructie te snel en in te grote stappen. Als deze leerlingen in een te vroeg stadium zelfstandig gaan oefenen, zullen ze veel fouten maken, daarbij de nodige faalervaringen opdoen en de
neiging hebben af te haken. Om te voorkomen dat een leerling in zo’n situatie verzeild raakt, is het van groot belang dat de instructie de leerling voldoende in staat stelt de taak uit te voeren. De instructie zoals die klassikaal heeft plaatsgevonden, wordt in kleinere stappen herhaald. De leerling moet precies weten wat hij moet doen bij een bepaalde activiteit of oefening en hoe hij het moet aanpakken. De leerling krijgt eerst de gelegenheid om de aangeleerde vaardigheid ge??soleerd toe te passen in een oefening waar specifiek en alleen om deze vaardigheid gevraagd wordt. Als de vaardigheid voldoende beklijfd is, worden de
aangeleerde vaardigheden in verschillende contexten en situaties toegepast. Doordat de leermoeilijkheden herhaald aan bod komen in verschillende contexten, krijgen leerlingen ook daarna nog voldoende gelegenheid tot oefening en automatisering.

Actieve bijdrage van de leerling.
Feedback is effectiever als leerlingen een actieve bijdrage leveren. De leerkracht kan de leerling vragen om het gecorrigeerde woord nog een keer voor te lezen en vervolgens door te gaan met lezen.

Directe feedback. Als fouten verbeterd worden, moet dit direct gebeuren en niet pas aan het einde van de leestaak. Het kort onderbreken van de leestaak voor de feedback heeft geen negatieve gevolgen voor het leesbegrip. Een alternatief voor het direct verbeteren is de wacht-hint-prijsmethode (Struiksma, 2003). Deze methodiek wordt vooral veel toegepast bij oudere leerlingen met een achterblijvende leesvaardigheid. Door even te wachten als de leerling een fout maakt, krijgt deze de gelegenheid om zelf zijn fout te ontdekken en te verbeteren. Dit komt ten goede aan de metacognitieve kennis van de leerling. De leerling wordt gestimuleerd tot zelfreflectie en wordt op die manier minder afhankelijk van het oordeel van de leerkracht. Goede lezers reflecteren vaak al uit zichzelf op de taak die ze uitvoeren.

b. ‘ Bruikbare taalprofielen binnen het thema geld (artikel in bijlage 1) en verzorging (artikel bijlage 2)

– Binnen de domeinen van de nieuwe referentieniveaus bruikbare taalprofielen maken. De domeinen zijn: luisteren, schrijven, lezen, spreken en gesprekken. Dit wil ik doen binnen het thema geld.
De niveaubeschrijvingen voor de referentieniveaus van het domein taal zijn:
Mondelinge taalvaardigheid, met de drie subdomeinen gespreksvaardigheid, luistervaardigheid en spreekvaardigheid.
Leesvaardigheid, met de twee subdomeinen: lezen van zakelijke teksten en lezen van fictionele, narratieve en literaire teksten.
Schrijfvaardigheid. Schrijven wordt ruim opgevat, het gaat om het produceren van creatieve en zakelijke teksten.
Begrippenlijst en taalverzorging. In de begrippenlijst staan termen en concepten die leerlingen en docenten nodig hebben om over taalvaardigheid van gedachten te wisselen. Bij taalverzorging gaat het om zaken die in dienst staan van een verzorgde schriftelijke taalproductie.

Met het onderstaande artikel ik de doelen realiseren:

Mondelinge taalvaardigheid: Er wordt over dit artikel gesproken.

Leesvaardigheid: Het artikel is aantrekkelijk. Zij zijn gemotiveerd om dit te lezen.

Schrijfvaardigheid: Nadat zij dit gelezen hebben, kunnen zij een samenvatting of een eigen mening schrijven.

Begrippenlijst: uitdrukkingen en moeilijke woorden worden besproken. Voorbeeld: een graantje meepikken. Statistieken lezen en tabellen lezen.

Ook begrippen in het Engels komen aanbod. Op deze manier wordt taalonderwijs aantrekkelijk gemaakt.

Bijlage 1

Bijlage 2:

e your text in here…

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.