De jongeren waar wij de snoezelruimte voor ontwerpen zijn leerlingen uit een OV1 school. Het doel van een OV1 school is de leerlingen voorbereiden op integratie in een beschermd leefmilieu. De school doet dit door middel van trainingen in zelfredzaamheid, communicatie en socialisatie.
De leerlingen uit buso beemden tivoli komen uit type 2 of type 7.
Buitengewoon kleuter en lager onderwijs wordt opgedeeld in types op basis van de problematiek. Er zijn 8 types.
‘ Type 1:
voor kinderen met een licht verstandelijke handicap
‘ Type 2:
voor kinderen met een matig of ernstig verstandelijke handicap
‘ Type 3:
voor kinderen met gedragsstoornissen, ernstige emotionele en/of gedragsproblemen
‘ Type 4:
voor kinderen met een fysieke handicap
‘ Type 5:
voor kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis of in een preventorium
‘ Type 6:
voor kinderen met een visuele handicap
‘ Type 7:
voor kinderen met een auditieve handicap
‘ Type 8:
voor kinderen met ernstige leerstoornissen.
http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/439774-Buitengewoon+onderwijs.html
Vanaf september 2015 komt er een nieuw type, type 9 voor leerlingen met autisme. Ook belangrijk om te vermelden is het M decreet, dat voor veel veranderingen zorgt in het onderwijs. Het buitengewoon onderwijs blijft bestaan, maar er komen nieuwe definities voor enkele types. Type 1 (leerlingen met een licht verstandelijke beperking), type 8 (leerlingen met ernstige leerstoornissen) en opleidingsvorm 3, type 1 (in het buitengewoon secundair onderwijs) worden geleidelijk afgebouwd en omgevormd tot het nieuwe type ‘basisaanbod’. Leerlingen uit dat nieuwe type kunnen na een positieve evaluatie van de school en het CLB na verloop van tijd terug in het gewoon onderwijs instromen. In eigen woorden zetten! http://www.ond.vlaanderen.be/specifieke-onderwijsbehoeften/M-decreet/veelgestelde-vragen-leraren-scholen.htm#3
Ernstige mentale beperking
Wat is er nu kenmerkend aan jongeren met een ernstige mentale beperking? De American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) geeft de volgende definitie voor een mentale beperking:
‘Een verstandelijke handicap verwijst naar functioneringsproblemen die worden gekenmerkt door significante beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag zoals dat tot uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. De functioneringsproblemen ontstaan v’?r de leeftijd van 18 jaar.’ http://buntinx.org/yahoo_site_admin/assets/docs/Artikel_AAMR_model_2003_NTZ.286121137.pdf
Uit deze definitie kunnen we 3 criteria halen die de kern vormen van de ‘diagnose’ een mentale beperking .
– belangrijke beperking in het intellectuele functioneren
– belangrijke beperkingen in adaptieve vaardigheden die met de intellectuele beperkingen samenhangen en dus niet te wijten zijn aan andere stoornissen of aan belemmeringen vanuit de omgeving.
– De beperking is ontstaan voor het achttiende levensjaar. Eigen woorden zetten!
Een verstandelijke beperking wordt bij deze definitie dus niet gezien als een kenmerk van de persoon zelf. Men ziet de beperking als meer dan alleen een cognitief defect. Het gaat ook om het functioneren van een persoon dat op een bepaalde manier belemmerd wordt. De manier waarop de interactie tussen de omgeving en de persoon plaatsvindt , alsook de invloed van die omgeving op het functioneren van die persoon zijn belangrijk om te onderzoeken.
Het theoretisch model van de AAIDD geeft weer dat het functioneren van mensen met ( of zonder) een verstandelijke handicap ??n hun ondersteuning moet bekeken worden vanuit de interactie tussen factoren in vijf dimensies.
Dit nieuwe model steunt duidelijk op de gelijkwaardigheid van mensen met of zonder handicap. Gelijkwaardigheid zien we ook terug in het burgerschapsparadigma, waarbij men zegt dat iedereen, dus ook mensen met een beperking moet kunnen leven in de samenleving als een gelijkwaardige burger. De samenleving streeft naar een goede kwaliteit van leven voor elke burger, hier horen mensen met een beperking dus ook bij. Het burgerschapsparadigma wordt ook wel een ondersteuningsparadigma genoemd.
https://books.google.be/books?id=HDnUb6OvwjwC&pg=PA34&dq=burgerschapsparadigma&hl=nl&sa=X&ei=tST3VKXQBZLgaI7AgYgN&ved=0CB4Q6AEwAA#v=onepage&q=burgerschapsparadigma&f=false
Ook zie je in dit model elementen van de ecologische model terugkomen. Omgeving heeft ook een invloed op het individueel functioneren van een persoon met een verstandelijke beperking. Bronfenbrenner beschrijft in zijn ecologisch model dat het functioneren van een persoon bestudeerd moet worden in zijn context, die uit verschillende lagen bestaat, die op elkaar inwerken. ( referentie boek pedagogie)
Er zijn vier criteria waar je aan moet voldoen voor je de diagnose ernstige mentale beperking krijgt.
1. Een IQ dat lager is dan 40 en hoger is dan 25
2. Hun sociaal aanpassingsgedrag functioneert lager dan 4 standaardafwijkingen onder het gemiddelde.
3. De problemen begonnen vroeg in de kindertijd.
4. In de onderzoeksprocedure is er een procesmatig verloop en worden meerdere informatiebronnen, onderzoeksmethodes en onderzoeksmomenten gecombineerd.
http://www.prodiagnostiek.be/zb-vb/zbvb_theorie_criteria_criteria_voor_verstandelijke_beperking_criteria_voor_ernstig_verstandelijke_beperking.php vergelijken met dsm5
Autisme
Het woord ‘autisme’ is afgeleid van het Griekse ‘autos’, ‘zelf’. Autisme verwijst dan ook naar een gebrek aan wederkerigheid in de sociale omgang. Het is een ontwikkelingsstoornis, een psychische aandoening die de normale ontwikkeling belemmert. Het recent gepubliceerde DSM-5 (APA, 2013) brengt alle autismediagnoses uit het DSM-IV (autisme, stoornis van Asperger, desintegratiestoornis in de kindertijd, niet verder gespecificeerde pervasieve ontwikkelingsstoornis) en eerder gebruikte andere diagnoses (vroeg infantiel autisme, kinderautisme, Kanner’s autisme en atypisch autisme) bij elkaar als autismespectrumstoornissen (ASS) omdat geleidelijk het inzicht is gegroeid dat al de genoemde diagnoses verwijzen naar een reeks verschijningswijzen van ‘?n en dezelfde stoornis. De verschijnselen (symptomen) van ASS vari??ren, afhankelijk van de ernst van de aandoening en van ontwikkelingsniveau en chronologische leeftijd van het kind. Om deze reden wordt de term ‘spectrum’ gebruikt. http://www.kinderneuropsychologie.org/encyclopedie/autisme gekopieerd! Betrouwbaardere bron zoeken met zelfde info
De vroegere pervasieve ontwikkelingsstoornis is in DSM5 autismespectrumstoornis geworden. De DSM 5 beschrijft volgende criteria om de diagnose autismespectrumstoornis te krijgen.
A. tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in verschillende
contexten
1. Afwezigheid of tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid
bijvoorbeeld: abnormale sociale contact en niet slagen in het voeren van een normaal heen en weer gesprek. Minder delen van interesses, emoties of affect. Er niet in slagen om sociale interacties aan te gaan of te beantwoorden.
2. Te weinig non verbale communicatieve vaardigheden die gebruikt worden voor sociale interactie. vari??rend van slecht ge??ntegreerde verbale en non-verbale communicatie tot afwijkingen in oogcontact en lichaamstaal of het niet goed begrijpen en gebruiken van gebaren; tot een afwezigheid aan gezichtsuitdrukkingen en non-verbale communicatie
3. gebrek in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties. Dit gaat van het moeilijk aanpassen van gedrag in verschillende sociale omstandigheden tot het moeilijk delen van fantasierijk spel of moeilijk vrienden maken; tot afwezigheid van interesse in leeftijdsgenoten. Nog meer in eigen woorden zetten nu nog te veel overgenomen
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten zich uiten in ten minste twee van de volgende
1. vaste of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak. Bijvoorbeeld: Het op een rijtje zetten van speelgoed, draaien van een voorwerp, echolalie (dwangmatig herhalen van woorden of zinnen bron cursus psp) en idiosyncratische zinnen ( ze hebben hun eigen taaltje). http://www.participate-autisme.be/go/nl/mijn-kind-helpen-in-zijn-ontwikkeling/mijn-kind-helpen/zich-uitdrukken/begrijpen.cfm
2. sterk vasthouden aan hetzelfde, inflexibel vasthouden aan routines of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag. bijvoorbeeld: overstuur geraken bij kleine veranderingen, niet goed kunnen omgaan met overgangen, rigide denkpatronen, begroetingsrituelen, drang om elke steeds dezelfde route te nemen of dagelijks hetzelfde voedsel te eten.
3. zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal zijn in intensiteit.Bijvoorbeeld: sterke gehechtheid aan of preoccupatie met bijzondere voorwerpen, overdreven omschreven of blijvende interesses
4. hyper- of hypo-reactiviteit op sensorische input of ongewone interesse in
zintuiglijke aspecten in de omgeving, bijvoorbeeld: schijnbare onverschilligheid
C. De symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege kindertijd ( Maar soms worden ze later opgemerkt)
D. De symptomen leiden tot klinisch significante beperkingen in het sociaal, professioneel functioneren of andere belangrijke terreinen
E. De stoornissen kunnen niet worden verklaard door een verstandelijke beperking of algemene ontwikkelingsvertraging. Verstandelijke beperking en ASS komen vaak samen voor. De sociale communicatie moet onder het verwachte algemeen ontwikkelingsniveau liggen om een comorbide classificatie ( de stoornissen zijn tegelijkertijd aanwezig) te maken van ASS naast een Verstandelijke handicap.
http://www.prodiagnostiek.be/downloads/GEDRAG%20EN%20EMOTIE%20_Hulpmiddelen%20en%20bijlagen_Autismespectrumstoornis%20in%20DSM-5.pdf
file:///C:/Users/joy/Downloads/3.GL.AutismespectrumstoornisASS.pdf
cursus psp