Thesis Proposal: Je suis Charlie

Onderzoek naar nieuwsframes in de berichtgeving over de aanslagen in Parijs

Aanleiding
Op 7 januari 2015 vond er een aanslag plaats op het hoofdkantoor van het Franse weekblad Charlie Hebdo. Op de redactie van dit satirische weekblad, dat bekend staat om zijn cartoons over de profeet Mohammed, dringen in de ochtend twee gemaskerde mannen binnen die schieten met kalasjnikovs. Bij deze aanslag kwamen tien mensen om het leven. Onder hen acht journalisten van Charlie Hebdo, een bezoeker en een politieagent die ter plekke was om de hoofdredacteur te beschermen. De daders roepen tijdens de aanslag dat ze van Al Qaida zijn en vluchten naar buiten waar ze twee politieagenten doden. De daders, twee Algerijns-Franse broers van 32 en 34 jaar oud, zijn twee dagen voortvluchtig. Na een gijzeling in een drukkerij worden de broers door de politie doodgeschoten. Rondom deze bloedige aanslag spelen zich nog enkele andere gebeurtenissen op die verwant zijn aan de aanslag. Op acht januari schiet een bekende van de Algerijns-Franse broers een politieagent dood. Op negen januari gijzelt dezelfde persoon de bezoekers van een Joodse supermarkt. Met deze gijzeling beoogt de gijzelnemer een vrijgeleide te krijgen voor de twee broers. Tijdens de supermarktgijzeling worden vier gegijzelden doodgeschoten. De gijzelnemer wordt uiteindelijk doodgeschoten door de politie.
De gebeurtenissen domineren geruime tijd het wereldnieuws. Op social media barsten de steunbetuigingen los en de tekst ‘Je suis Charlie’ verschijnt overal. In Parijs is er op 8 januari een stille tocht en op andere plekken in het land uiten mensen hun protest tegen de aanslagen. De president van Frankrijk, Hollande, roept op tot een dag van nationale rouw. Op 11 januari is Parijs het decor van de ‘Mars voor de republiek’. Verschillende wereldleiders lopen mee, waaronder Merkel, Cameron en Mark Rutte. De mars wordt ‘?n van de grootste samenkomsten uit de Franse geschiedenis. Het satirische magazine gooit later zelf ook olie op het vuur door bij de eerstvolgende editie de oplage te verhonderdvoudigen. Het wordt een oplage van zeven miljoen exemplaren die in zes talen overal ter wereld wordt verkocht. In moslimlanden is er protest; kranten worden vervolgd door het plaatsen van de cartoons en bij demonstraties in Niger vallen er doden.
‘Dit is een oorlog tegen onze vrijheid’ (Trouw, 18 januari 2015), betoogt columnist Kleis Jager. De aanslagen op satirisch weekblad Charlie Hebdo zijn op dat moment een ruime week geleden en het nieuws wordt al geruime tijd gedomineerd door de gebeurtenissen in Parijs. Kleis staat niet alleen in zijn uitspraken. De Volkskrant vat de gebeurtenissen op 8 januari 2015 als volgt samen: ‘Het is een oorlog, een echte oorlog, die ons is verklaard: de oorlog van het islamistische fanatisme tegen het Westen, Europa en de waarden van de democratie’. Wat betekent het als de pers zulke uitspraken doet over gebeurtenissen in Parijs, die op acht januari, nog geen dag na de aanslag, nog niet geduid kunnen worden. Het was op dat moment nog niet bevestigd dat het een aanslag van Al Qaida was. Daarom is het interessant om te onderzoeken hoe de verschillende Nederlandse kranten over de aanslag op Charlie Hebdo en de daaropvolgende gebeurtenissen berichten. In andere woorden, welke frames zij hanteren. Daarnaast is het interessant om te kijken wanneer er door journalisten voor het eerst over een mogelijke oorlog of andere aanwijzingen voor een grootschalig conflict spreken. We doen dit aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

‘Welke frames zijn er te vinden in de berichtgeving van de Nederlandse kranten rondom de aanslagen op Charlie Hebdo’?

Maatschappelijke relevantie
Journalisten geven ons een blik op de wereld en worden gezien als waakhond van de democratie (Melin, 2008). Daarmee draagt de pers een grote verantwoordelijkheid (Wiik, 2014). Wat betekent het voor diezelfde democratie als blijkt dat de pers ons een gekleurde blik op de wereld geeft? De aaneenschakeling van gebeurtenissen in Parijs moeten geduid worden door journalisten, maar wat doet het met de perceptie van burgers op de maatschappij als gebeurtenissen worden geduid als een oorlog tussen oost en west in plaats van een aanslag door een lone wolf? Burgers mogen van de pers verwachten dat zij goed ge??nformeerd worden en pogen hen een ‘objectief’ beeld van maatschappelijke ontwikkelingen te schetsen (Melin, 2008). Als dat uitblijft kunnen burgers een eenzijdig beeld van de kwestie krijgen omdat ze niet volledig genoeg ge??nformeerd zijn. Tegelijkertijd is er door gebeurtenissen als 9/11, aanslagen in Londen en Madrid en de recente opkomst van Islamitische Staat, met diverse onthoofdingen wereldwijd, angst voor terroristische aanslagen. Zowel de Volkskrant als Trouw berichtten over een oorlog; een botsing tussen culturen, waarden en religies. Waar Bush in 2001 sprak over een war on terror lijkt dit te zijn vervormd naar een oorlog tussen oost en west Volgens premier Rutte is de kans op een aanslag ook in Nederland realistisch (NRC Handelsblad, 15 januari 2015). Onderzoek toont aan dat de manier waarop nieuwsmedia over onderwerpen schrijven, dus de framing van nieuwsberichten, van invloed is op hoe burgers tegen onderwerpen aankijken (De Vreese, 2005). Inzicht in frames en inzicht hoe de pers te werk gaat kan lezers bewuster maken van frames en de gevolgen daarvan. De Vreese beschrijft ook dat collectieve actie en politieke besluitvorming vaak een gevolg is van framing. Na de aanslagen heeft politiek Nederland actief gedebatteerd. Als duidelijker wordt welke frames er in het nieuws voorkomen kan dat bijdragen aan de effectiviteit van het debat.

Wetenschappelijke relevantie
Er is veel onderzoek gedaan naar framing in combinatie met terroristische aanslagen. Door eenzijdige berichtgeving vanuit een bepaald cultureel perspectief is de berichtgeving over terroristische aanslagen vaak eenzijdig (Ette & Mercy, 2012). Een frame met vooral aandacht voor de heersende idee??n van autochtone bewoners van een land dragen bij aan een toenemende angst voor allochtone medebewoners. Dit leidt ertoe dat burgers idee??n steunen die de rechten van bevolkingsgroepen, zoals bijvoorbeeld moslims beperken (Brinson & Stohl, 2012). Veel onderzoek naar frames behandelt dan ook de framing in nieuwsmedia na of ten gevolge van de aanslagen van 11 september 2001 (Powel, 2011). Charlie Hebdo was ook eerder onderwerp van onderzoek. In 2008 publiceerde het satirisch magazine cartoons van de profeet Mohammed die eerder uitgegeven waren door een Deesne krant. Eko (2008) onderzocht de juridische aspecten van deze zaak en kwam tot de conclusie dat het publiceren van de cartoons niet strafbaar is, maar door verschillen in cultuur, waarden en rechtssysteem gevoelig kan liggen in beide landen onder moslims en niet-moslims. Er is nog niet eerder framingonderzoek gedaan naar aanleiding van de berichtgeving over de aanslag op Charlie Hebdo en de rol die de journalistiek aanneemt in een dergelijke mediahype.


Theoretisch kader
Media spelen een belangrijke rol in onze maatschappij. Een groot gedeelte van de bevolking laat zich informeren via de nieuwsmedia om op de hoogte te blijven van (internationale) ontwikkelingen. Burgers gebruiken nieuwsmedia om een opinie te vormen en ontwikkelingen te kunnen volgen en duiden (Ruigrok, 2010). De media eigenen zich meer functies toe dan alleen informeren. Deuze (2004) onderscheidt naast de informatiefunctie ook de platform-, entertainment en de waakhondfunctie. Als media de rol aannemen waarin informeren centraal staat beogen de media het publiek te informeren over maatschappelijke en politieke zaken (Deuze, 2004). Daarom moeten journalisten media-inhoud produceren die overeenkomst met de waarheid (Karlsson, 2010). Dit omdat journalisten ons een blik op de wereld gunnen en worden gezien als waakhond van de democratie (Melin, 2008). Het uitvoeren van de waakhondfunctie is een uitgesproken taak voor de media omdat zij een onafhankelijke positie innemen. Daardoor kunnen zij de macht controleren en de vinger aan de pols houden als dat nodig is (Deuze, 2005). Het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt, want de pers draagt een grote democratische en sociale verantwoording (Wiik, 2014). De informatie die journalisten de wereld insturen moet daarom ‘objectief’ zijn, volgens Deuze (2005) is dat geloofwaardig, neutraal, actueel en onafhankelijk. De platformfunctie, zoals geformuleerd door Deuze (2005), houdt in dat verschillende partijen, groeperingen en minderheden in staat worden gesteld om hun opinie te uiten en bij te dragen aan het publieke, maatschappelijke of politieke debat (Deuze, 2005) (Wiik, 2014). De entertainmentfunctie dient ter vermaak en ontspanning van het publiek (Deuze, 2005).

Invloeden op de journalistiek
De rollen van de media worden be??nvloed op sociaal-maatschappelijk, institutioneel en individueel niveau (Shoemaker & Vos, 2009). Het sociaal-maatschappelijke niveau focust zich vooral op de rol van verschillende sociale structuren, ideologie??n en culturen, waaruit keuzes voortkomen die gemaakt worden om mediaboodschappen te construeren. Op institutioneel niveau wordt er gekeken naar de interactie tussen media en het publiek en de manier waarop de nieuwsorganisatie te werk gaat, met eigen voorschriften, gewoontes en professionele codes. Het individuele niveau bekijkt vooral hoe beslissingen van een journalist gevormd worden door interne processen, zoals morele ontwikkeling, eigen professionele standaarden, opleiding en religie (Shoemaker & Vos, 2009).

Sociaal-maatschappelijk niveau
Een van de invloeden waar de journalistiek op sociaal-maatschappelijk niveau mee te maken krijgt is de mediatisering van de samenleving. Media spelen een steeds grotere rol ‘ en krijgen daarmee een steeds grotere invloed – in onze samenleving (Str??mb??ck & Esser, 2014). Het proces van mediatisering bestaat uit vier dimensies. Als eerste is het zo dat media een belangrijke bron van informatie zijn. Politici en de overheid communiceren met burgers via de media. Ten tweede is het zo dat nieuwswaarden bepalend zijn voor de berichtgeving en dat de commercialisering van media een toenemende rol speelt. Ten derde is het zo dat politici zich zo gedragen dat het binnen de werkwijze van de media past. Dit heeft in sommige gevallen te maken met de manier waarop zij communiceren. Ten vierde is het zo dat media ook een bepaalde afhankelijkheid kennen van de politiek en de manier waarop zij werken. Het is namelijk zo dat maatschappelijke gebeurtenissen zorgen voor een toestroom aan nieuws. Toch is het zo dat in een gemediatiseerde samenleving politici zich aanpassen aan de werkwijze van de media (Str??mb??ck & Esser, 2014).
De concurrentie tussen verschillende media is hevig binnen de gemediatiseerde samenlving hevig (Bink & Serkei, 2009). Daarom werken de media volgens de wetten van de medialogica. Dit betekent dat nieuws wordt gebracht op een manier die niet zozeer te maken heeft met de inhoud van het nieuws, maar dat het nieuws aangepast wordt aan de eigenschappen van het medium, op een manier die lezers van dat medium aantrekt (Altheide & Snow, 1979). Dit betekent dat de logica van het medium bepalend is voor de vorm van het debat, maar ook dat het invloed heeft op de wijze waarop dat debat gevoerd wordt (RMO, 2003).

Institutioneel niveau
Het institutionele niveau kenmerkt zich vooral op de manier waarop de media te werk gaan (Shoemaker & Vos, 2009). De door Deuze (2005) genoemde rollen gelden voor alle media. Dat wil zeggen dat alle rollen bij de media aanwezig zijn, maar dat wel per krant verschilt hoe zij deze rollen invullen. Dit blijkt ook uit onderzoek van Ruigrok (2013). De Telegraaf heeft bijvoorbeeld meer aandacht voor celebrity-nieuws dan dat de Volkskrant heeft en andersom heeft de Volkskrant meer elitenieuws dan De Telegraaf. Bakker en Scholten (2009) onderscheiden kwaliteitskranten en de populaire dagbladen. Onder de eerste categorie vallen NRC Handelsblad, Trouw en de Volkskrant. Deze kranten proberen artikelen te produceren die informatief en van een hoge kwaliteit zijn. Met andere woorden: deze kranten focussen zich vooral op hun informatieve-, platform- of waakhondfunctie. Onder de tweede categorie vallen De Telegraaf en Algemeen Dagblad. Deze kranten hebben berichten met een hoger amusement en richten zich minder op informatie, deze kranten hebben dus de focus op de entertainmentfunctie (Schoten en Bakker, 2009).

Derde vorm is individuele invloed. Overtuigingen van de journalist. En dan hier eerst iets algemeens zeggen en daarna bruggetje naar journlaism of attaachment.

Mediahype
De rollen van media worden nog eens benadrukt, of komen nog duidleijker naar voren (even kijken hoe je dat zegt) tijdens een mediahype. Een mediahype is volgens Vasterman (2005) ‘An (unusual) event triggers increased media attention; the media set their focus on this specific topic or event; they enlarge it, and by so doing evoke all kinds of social responses, which will in turn become news as well, further stimulating the news wave’ Een mediahype begint met een key event, een aandachttrekkende gebeurtenis die een kettingreactie veroorzaakt. Hoewel dit bij Charlie Hebdo niet het geval is, hoeven dit niet per se schokkende of ongewone gebeurtenissen te zijn . Een gebeurtenis, het zogenaamde key event, moet geframed kunnen worden op een manier dat het aandacht van het grote publiek oplevert. Vasterman (2005) benoemt het gevaar van de 24-uurs nieuwscyclus met bijbehorende deadlines. Media lopen in een mediahype achter elkaar aan, rapporteren over elkaars berichtgeving en hoewel journalisten streven naar het gebruik van meerdere bronnen is dit door tijdgebrek lang niet altijd het geval (Diekerhof, 2012). Het checken van bronnen is eerder uitzondering dan regel (Davies, 2008), zo spenderen Duitse journalisten ongeveer elf minuten per dag aan het controleren van hun bronnen en informatie (Machill & Beiler, 2009). Omdat de media achter elkaar aanlopen veranderen de rollen van de media ook (Vasterman, 2005). Het nieuwsonderwerp wordt daardoor gauw overheerst door ‘?n frame, wat ten koste gaat van andere frames. Door de toenemende commercialisatie van media, mediatisering van de maatschappij en concurrentie van entertainmentmedia, worden nieuwsmedia gedwongen om meer aandacht te besteden aan emotie en primaire reacties . Dit heeft als gevolg dat mediahypes vaak inhoudsloos zijn met gevolgen voor de publieke opinie en de politieke besluitvorming (Elmelund-Pr??stek??r & Wien, 2008).

Charlie hebdo als mediahype
Hier zou ik dan een bruggetje maken naar jouw onderzoek. Iets zeggen dat de verschillende rollen van media beinvloed worden door een aantal aspecten. Deze invloeden zijn uiteindelijk terug te zien in de berichtgeving die daadwerkelijk wordt gepubliceerd en die hier onderwerp van onderzoek vormen. Op drie niveaus komt dit aan de orde: in d enieuwswaarden, de frames en de bronnen
Direct kun je hier dan iets zeggen over nieuwswaarden en key-events en dan zou ik er verder klaar mee zijn. Dus geen RQ of hypothese rond nieuwswaarden en concentreren we ons op framing en bronnen.
Nieuwswaarden

Door de hevige concurrentie ‘ en onder de invloed van medialogica- brengen veel nieuwsorganisaties toch vaak hetzelfde nieuws (Shoemaker & Reese, 2014). Dit komt deels omdat zij elkaar kopi??ren, maar ook omdat zij gebruik maken van zogenaamde nieuwswaarden. Hoewel het publiek claimt zelf te bepalen wat nieuwswaardig is, gebeurt er zoveel dat journalisten dienen als poortwachters die keuzes voor hen maken (Shoemaker & Reese, 2014). Zoals Ruigrok (2014) aangeeft: nieuws is geen keuze, maar het resultaat van een aantal beslissingen van een journalist. Door de jaren heen lijkt het zelfs voorspelbaar te worden wat nieuws kan worden. De zogenaamde nieuwswaarden zijn prominentie en belangrijkheid, conflict en controverse, het ongebruikelijke, human interest, het tijdelijke en nabijheid (Shoemaker et al, 2014). Als een verhaal voldoet aan ‘?n of meer van deze eisen dan is de kans groot dat het nieuws wordt (Shoemaker, 2014), Ruigrok (2014) is echter van mening dat hoe meer van dit rijtje eisen naar voren komt hoe groter het nieuws wordt. In het geval van Charlie Hebdo is het zo dat een aanslag in West-Europa voor Nederland als dichtbij wordt ervaren, er is sprake van conflict ‘het conflict tussen oost en west-, controverse. Omdat er niet elke dag een aanslag plaatsvindt in West-Europa is het zo dat het een ongebruikelijke situatie is. Het is tegelijkertijd ook de eerste aanslag op een journalistiek medium. De kans op terroristische aanslagen staat hoog op de politieke agenda en omdat er hier journalisten slachtoffer waren, was het zeker voor de journalistiek een belangrijke gebeurtenis. Eigenlijk voldoet de case Charlie Hebdo aan alle nieuwswaarden en is dit het key event voor een mediahype.

Framing
Zoals Vasterman (2005) aangeeft moet een key event geframed kunnen worden op een manier dat het de aandacht van het grote publiek oplevert. Het inkaderen of het selecteren van bepaalde gebeurtenissen die in de werkelijkheid waargenomen zijn wordt framing genoemd (Entman, 1993). Bepaalde gebeurtenissen en bepaalde informatie wordt opvallender gemaakt in de boodschap die de zender de wereld instuurt. Volgens Entman (1993) komen frames in verschillende fases van het communicatieproces terug. Onder andere bij de zender, de tekst, de ontvanger en de algehele context waarin de zender, tekst en ontvanger geplaatst worden. Het is een proces, beginnend bij de zender en dat is in dit geval de journalist, dat zowel bewust als onbewust plaatsvindt . De journalist bepaalt wat hij aan het publiek wil overbrengen en dat brengt journalistieke keuzes met zich mee. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van bepaalde woorden, frasen. Het bewust of onbewust weglaten van bepaalde facetten valt ook onder framing (Entman, 1993). Het is dan volgens Entman (1993) ook zo dat de gedachten van de lezer voor een groot gedeelte worden bepaald door frames die in een mediatekst te vinden zijn. De denkpatronen van de lezer zijn een reflectie van de frames in
een mediaboodschap.
Framing is niet alleen het weglaten of benadrukken van bepaalde informatie (Van Gorp, 2007). Het gebruiken van specifiek woordgebruik, taalgebruik zoals metaforen, maar ook beelden zoals foto’s en filmpjes kunnen worden gebruikt om de argumentatie van de auteur te bekrachtigen. Dit zijn de zogenaamde framing devices. Van Gorp (2007) bespreekt ook de zogenaamde reasoning devices. Dit gaat over consequenties, oorzaken of gevolgen en waardeoordelen die naar voren komen in mediateksten. Een dergelijke manier van een verhaal vertellen wordt door Str??mb??ck (2003) storytelling techniques genoemd. Dit zijn middelen als vereenvoudiging, polarisatie, versterking of intensivering, stereotypering, uitbreiding en concreetheid. Dit wordt gebruikt om verhalen te bekrachtigen zodat ze beter in de logica van het medium vallen.
Het proces van framing is volgens De Vreese (2005) geen statisch proces, maar valt eerder dynamisch en interactief te noemen. De Vreese benoemt drie belangrijke stappen in het proces. De eerste gaat over het proces wat de journalist doorgaat als hij een nieuwsbericht maakt. De journalist maakt redactionele afwegingen en maakt een bericht waar hij uitgaat van zijn eigen referentiekader, beinvloed door de eerder genoemde verschillende niveaus van invloed. Dit proces vindt plaats aan de kant van de producent van nieuws en wordt frame building genoemd.De berichtgeving wordt vervolgens in een bepaald kader geplaatst. Een dergeijk nieuwsframe kan issuespecifiek zijn of juist generiek (De Vreese, 2005). Een issuespecifiek frame betekent dat er een thema of een event wordt onderzocht. Binnen issuespecifieke frames is er vaak meer aandacht voor relevante details en diepgang rondom de onderzochte gebeurtenissen. Dit heeft als nadeel dat het moeilijk is om de resultaten te generaliseren. Generieke frames zijn toepasbaar op een veelvoud van nieuwsonderwerpen, maar gaan meestal minder ver in op details. De nieuwsconsument leest vervolgens deze nieuwsframe waardoor zijn of haar perceptie over de gebeurtenis wordt beinvloed. Dit proces vindt plaats bij de ontvanger en wordt framing effects genoemd en De Vreese (2005) beschrijft dit als frame setting.

Frames in conflictsituaties
Binnen dit onderzoek wordt gekeken naar mediaframes. Verschillende media berichtten over de gebeurtenissen alsof er een oorlog plaatsvindt. ‘Het is een oorlog, een echte oorlog, die ons is verklaard: de oorlog van het islamistische fanatisme tegen het Westen, Europa en de waarden van de democratie’ (De Volkskrant , 8 januari 2015) Twee frames die tegenover elkaar staan worden counterframes genoemd (Van Gorp, 2007). Entman (1993) is van mening dat dit een proces plaatsvindt binnen een bepaalde culturele context waarbinnen het nieuws plaatsvindt. Een dergelijke context kan in de berichtgeving naar voren komen door middel van associaties die worden gemaakt, oftewel de associative framing van het nieuws (Ruigrok et al, 2010).

In het geval van CH gaat het hierbij om een directe relatie die wordt gelegd tussen de aanslag, de islam en andere terroristische organisaties. In hoeverre deze relaties ook in de berichtgeving naar voren komt wordt onderzocht aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

RQ: In hoeverre is er sprake van associaties met islam, terreur en Al Quaida in de berichtgeving en zijn hierbij verschillen te vinden tussen de diverse kranten?

Semetko en Valkenburg (2000) beschrijven vijf verschillende generieke frames. Dit zijn het human-interestframe, het conflictfame, het verantwoordelijkheidsframe, het moraliteitsframe en het economische frame. Er is sprake van een human-interestframe als er aandacht is voor de mens achter een verhaal of als een verhaal met een emotionele invalshoek gebracht wordt. Binnen het conflictframe wordt er gekeken of er sprake is van een conflict tussen personen, groeperingen, landen of instituten. In het geval van een verantwoordelijkheidsframe komt vooral naar voren wie of wat er verantwoording heeft voor hetgeen er gebeurd is en wordt er gekeken naar de partijen die een mogelijke oplossing kunnen bieden. Het economische frame heeft vooral de aandacht voor mogelijke economische gevolgen die een bepaalde gebeurtenis kunnen hebben. In Parijs heeft het leven enkele dagen stilgelegen na de aanslagen. Dit heeft ongetwijfeld gevolgen voor de middenstand en wellicht ook op de regio rondom Parijs. Tot slot is er sprake van een moraliteitsframe als de gebeurtenissen worden neergezet in de context van religie of morele voorschriften. De gebeurtenissen zijn later geclaimd door Al Qaida en de plegers van de aanslag liepen religieuze teksten.
Ruigrok (2008) deed onderzoek naar frames in de berichtgeving over de Bosnische oorlog en onderscheidt drie verschillende frames: het bad guy frame, het slachtofferframe en het oplossingsgerichte frame. Binnen het bad guy frame kan de journalist aangeven dat er een foute partij in het spel is. Er wordt een dader aangewezen en er zijn verklaringen van ‘?n van de partijen die spreken over oorlogs- of andere misdaden, geweld tegen burgers, militair personeel of hulporganisaties. Er is sprake van het slachtofferframe als wordt benadrukt hoeveel slachtoffers deze oorlog heeft gemaakt onder soldaten en burgers. De media kunnen aangeven dat er een goede partij in het spel is. Het oplossingsgerichte frame bestaat uit berichtgeving dat gaat over oplossingen om het conflict te be??indigen (Ruigrok, 2005).
Om de berichtgeving over de aanslag op Charlie Hebdo zo goed mogelijk in kaart te brengen wordt nagegaan welke frames er te vinden zijn in de Nederlandse media. Dit wordt gedaan aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

RQ: Welke frames zijn er zichtbaar in de berichtgeving over de aanslag op Charlie Hebdo en hoeverre verschillen kranten in hun frames?

Bias & journalism of attachment
Hoewel het idee bestaat dat journalisten met een zo open mogelijke blik de wereld moeten bekijken is er altijd sprake van een zekere bias. Eigenlijk nog even zeggen wat bias is. Het is eigenlijk niet mogelijk om onbevooroordeeld te rapporteren omdat elke persoon zijn eigen ideologie met zich meedraagt (Zelizer, 2002).
Berichtgeving in conflictsituaties
Het is voor journalisten geen eenvoudige taak om hun werk te doen in conflict- of oorlogssituaties. De omstandigheden zijn veelal niet ideaal. Het publiek vraagt om actuele informatie, maar die is niet altijd beschikbaar, of het is voor de journalist niet veilig genoeg om dichtbij het conflict te komen waardoor soms actuele informatie uitblijft. Tegelijkertijd zijn burgers voor de ontwikkelingen binnen een conflictgebied wel afhankelijk van de media omdat zij zelf niet het conflictgebied kunnen betreden (Allen & Zelizer, 2004). Eigenlijk komen in conflictsituaties de belangrijkste rollen van de media samen. Als eerste moeten de media het publiek van informatie voorzien. Ten tweede moet de media haar waakhondfunctie vervullen en daarom kritisch zijn op de wijze waarop de macht(en) hun taken vervult. In het geval van Charlie Hebdo gaven de media veelvuldig informatie over de stand van zaken, maar er waren weinig kritische geluiden over het politiegeweld tijdens de gijzelingen. Een andere rol die de media aan hoort horen te nemen is de platformfunctie. Dit betekent dat er meerdere groepen of minderheden aan het woord moeten komen, dus ook andere geluiden dan wat binnen de dominante ideologie past.
De eerder genoemde rollen zijn eigenlijk vrij passieve rollen. De media doen verslag en geven een podium, zonder dat hun invloed verder reikt. De invloed van media in conflict- of oorlogssituaties gaat echter verder. Volgens Ruigrok (2005) zijn de media ook participanten in conflictsituaties. Door het rapporteren nemen zij deel in het publieke debat en dat doen zij om een bijdrage te leveren om het conflict te be??indigen. Dit kan zowel positief als negatief werken. Ruigrok (2005) benoemt het journalism of attachment. Dit betekent dat journalisten op een manier betrokken raken bij het conflict en dat deze betrokkenheid op een manier tot uiting komt in de berichtgeving. Volgens Ruigrok (2005) heeft journalism of attachment enkele belangrijke eigenschappen. Journalisten kiezen vaak de kant van hun eigen land en dragen dat standpunt uit in de berichtgeving. Om die standpunten te bekrachtigen wordt er actief gezocht naar personen of onderwerpen die dit standpunt in een nieuwsbericht kunnen uitdragen. Verder is het zo dat journalisten hun eigen perceptie altijd naar voren laten komen in berichtgeving (Ruigrok 2005). Het is vanzelfsprekend dat dit niet bijdraagt aan objectieve berichtgeving.

De eerder genoemde invloed van de journalist kan daardoor uitmonden in een structurele bias oals journalism of attachment. Om te onderzoeken in hoeverre er hier sprake is van een dergelijke bias/attachment kijken we naar de mate waarin er onderscheid wordt gemaakt tussen bad guys en good guys in het nieuws.Dit doen we aan de hand vna de volgende onderzoeksvraag:
RQ: in hoeverre kunnen we spreken van journalism of attachment/bias (moet je even goed kijken hoe je het noemt) in de berichtgeving over de aanslagen op Charlie Hebdo en zijn hierbij verschillen te ontdekken tussen de kranten?

Bronnen in het nieuws
Routines en nieuwswaarden zijn onderdeel van een structurele bias. Dit komt tot tevens tot uiting in het meer of minder aanhalen van bepaalde bronnen, of het al dan niet vaker gebruiken van bepaalde nieuwswaarden (Hopmann, 2012). Na een terroristische aanslag is er een wirwar van veelal onbevestigde informatie (Eisman, 2003). Journalisten hebben de taak om dit te duiden (Melin, 2008), maar uit eerder onderzoek blijkt dat terroristische aanslagen worden geassocieerd met de Islam en Al Qaida (Brisnon & Stohl, 2012). Zoals Na de aanslagen van 11 september gingen journalisten van New York door de chaos, het gebrek aan tijd en voorbereiding, bevooroordeeld te werk. Na enkele dagen bestond het nieuws uit een voornamelijk Amerikaansgezind oogpunt (Eisman, 2003). Bruggetje naar mediahypes

Rol van bronnen binnen een mediahype
Volgens Vasterman (2005) lopen de media achter elkaar aan en hebben zij een aanjagende rol ten tijde van een mediahype. Journalisten blijven zoeken naar nieuws en in plaats van het natrekken van bronnen, zoeken zij alweer het volgende nieuws (Ruigrok et al, 2009). Binnen een mediahype worden de primary definers en de secondary definers onderscheiden. Primary definers zijn belangrijke maatschappelijke actoren die een publieke discussie kunnen veroorzaken. Deze personen hebben veel invloed op het framingproces, maar ook de media kunnen zelf hun persoonlijke mening de wereld in helpen. De rol van de media verschuift dan van de platformfunctie (Deuze, 2004) naar een belangrijke maatschappelijke actor die een actieve bijdrage levert aan het framingproces. Als media fungeren als een secondary definer dragen zij de mening van primary definers. Zij nemen dan de rol van de platformfunctie aan (Deuze, 2004), zodat maatschappelijke actoren de mogelijkheid hebben om hun boodschap te zenden. Als de media de rol van primary definer aannemen kenmerkt zich dat door evaluerende uitspraken van en door media zelf, die over media kunnen gaan en het beschrijven van de gebeurtenissen op een gekleurde wijze, waarbij niet zelden bepaalde kenmerken worden benadrukt (Ruigrok, 2009 ). Om deze reden is het interessant om in dit onderzoek ook te kijken naar de bronnen van het nieuws. Dit doen we aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

RQ3: Welke bronnen gebruiken de media in deze mediahype en zijn hierbij verschillen te zien tussen kranten?
De aanslag op Charlie Hebdo en het vervolg wat jarenlang duurde kon via de media gevolgd worden en Hollande communiceerde met het Franse volk via de media bij nieuwswaarden’
Methode
Het onderzoek wordt gedaan aan de hand van een automatische en een handmatige inhoudsanalyse. De vijf grootste Nederlandse kranten worden onderzocht. Dit zijn het Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, Trouw, de Volkskrant, en De Telegraaf. In deze dataset zitten zowel links- als recht geori??nteerde kranten. Daarnaast bevat de dataset dagbladen die gezien worden als kwaliteitskranten en dagbladen die gezien worden als de meer populaire kranten. De vari??teit in de dagbladen maakt het mogelijk om de verschillen nader te onderzoeken. De te onderzoeken periode begint 7 januari 2015, dit is de datum dat de aanslag op Charlie Hebdo plaatsvindt. De te onderzoeken periode eindigt op 1 maart 2015. De piek van de berichtgeving is dan voorbij.
Methoden
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse.
Krippendorff (2004) geeft de volgende definitie voor deze methode: ‘Content analysis is a research technique for making replicable and valid inferences from texts to the contexts of their use’ (p. 18). Ruigrok (2014) beargumenteert dat inhoudsanalyse gaat over het meten van inhoudsaspecten en dat wordt gedaan om conclusies te trekken over fenomenen die sociaalwetenschappelijk relevant zijn. Het voordeel van een kwantitatieve inhoudsanalyse is dat het mogelijk is om data over een langere periode te verzamelen en daar op een transparante manier onderzoek naar te doen (Bryman, 2012). Dit wordt ook aangehaald door Ruigrok (2014) die aangeeft dat een kwantitatieve inhoudsanalyse herhaalbaar en valide moet zijn evenals een duidelijke inferentie van tekst naar context. Het vooraf opstellen van een codeerschema en het beschrijven van sampleprocedures maakt het voor een volgende onderzoeker makkelijk repliceerbaar (Bryman, 2012). Binnen dit onderzoek wordt er gekeken naar nieuwsframes. Dit wordt gedaan aan de hand van een automatische en handmatige inhoudsanalyse.
Automatische inhoudsanalyse
Het softwareprogramma Amcat wordt gebruikt om een automatische inhoudsanalyse te doen. Dit is een onderzoeksmethode om grote hoeveelheden tekst in ‘?n keer te kunnen analyseren. (Van Atteveldt, Ruigrok, Takens, & Jacobi, 2014). Binnen dit onderzoek wordt met behulp van een automatische inhoudsanalyse gekeken hoeveel aandacht de media hebben geschonken aan de aanslag op Charlie Hebdo en of er verschil bestaat in de hoeveelheid aandacht per krant. Dit wordt onderzocht met behulp van associatieve frames. Uit eerder onderzoek blijkt dat terroristische aanslagen worden geassocieerd met de Islam en Al Qaida (Brisnon & Stohl, 2012). Zoals weergegeven in tabel 1 wordt er met behulp van onderstaande zoektermen in Amcat de frequentie van berichtgeving onderzocht.
Tabel 1. Associaties en bijbehorende zoektermen
Associatie Zoektermen Precision Recall
Terroristische aanslagen terror* terreur* aanslag* schietpartij* slachtoffer* aanval* conflict* gijzel*
Al Qaida al-qaida al-qaeda ‘al-qaeda’ ‘al qaida’

Islam Islam*

Handmatige inhoudsanalyse
Een handmatige inhoudsanalyse wordt toegepast om frames in een tekst te onderzoeken (Semetko & Valkenburg, 2000). Deze auteurs hebben vragenlijsten ontwikkeld die gebruikt kunnen worden met een handmatige inhoudsanalyse nieuwsframes te ontdekken binnen mediateksten. De teksten worden geanalyseerd aan de hand van de vragen die met ja en nee beantwoord moeten worden. Per artikel kan worden aangegeven in welke frame het past aan de hand van aantal overeenkomende vragen.

Frame Vragen
Conflictframe Geeft het artikel onenigheid tussen partijen, groepen, landen of individuen weer?
Is er sprake van een verwijt tussen de partijen, groepen, landen of individuen?
Spreekt het artikel over winnaars en verliezers?
Worden meerdere kanten van hetzelfde probleem of onderwerp belicht?
Human interest Wordt er een menselijk voorbeeld gegeven of geeft het artikel een menselijk gezicht aan het voorbeeld?
Komen er in het artikel bijvoeglijke naamwoorden voor, of persoonlijke kernschetsen die verwijzen naar empathie, sympathie, medelijden of een belediging?
Benadrukt het artikel hoe het probleem of onderwerp individuen of een groep raakt?
Duikt het artikel in het priv??leven of de persoonlijke omstandigheden van de actoren?

Responsibility Suggereert het artikel dat een (onderdeel van) de overheid het probleem kan verzachten?
Suggereert het artikel dat (een onderdeel van de overheid ) verantwoordelijk is voor het onderwerp / probleem?
Behandelt het artikel mogelijke oplossingen?
Veronderstelt het artikel dat het probleem dringend om actie vraagt?
Economische gevolgen Refereert het artikel aan financi??le winsten of verliezen die recent of in de toekomst kunnen plaatsvinden?
Behandelt het artikel kosten en investeringen?
Bevat het artikel informatie over mogelijke economische gevolgen als een bepaalde handelswijze gevolgd wordt?
Moraliteit Bevat het artikel voorschriften over gewenst (sociaal) gedrag?
Bevat het artikel een morele boodschap en is er een presentatie van een goede of slechte kant?
Reflecteert het artikel op een moraal, op God, Allah, andere religieuze leiders of religieuze concepten of grondinstellingen?

Hier dan ook nog even de good-guy/bad-guy frames definieren
Bronnen
Door middel van een handmatige inhoudsanalyse wordt gekeken van welke bronnen de media gebruik maken tijdens de mediahype rondom de aanslag op Charlie Hebdo. Onderscheiden worden primary definers en secondary definers. Een bron wordt gedefinieerd als primary definer als een maatschappelijke actor met veel invloed, zoals een president, overheidsinstantie of een politicus, zijn mening geeft in het artikel. Een bron wordt gedefinieerd als secondary definer als er evaluatieve uitspraken zijn van mediaorganisaties ‘ die tot een frame te herleiden zijn-, media die verwijzen naar media en media die de hoofdpersonen bepaalde labels toeschrijven, zoals in het geval van Charlie Hebdo bijvoorbeeld de verwijzing naar terroristen (Ruigrok et al, 2010).

Hoofdstukindeling

‘ Voorwoord
‘ Abstract
o Key words
‘ Inleiding
o Aanleiding (aanslagen Charlie Hebdo)
o Maatschappelijke relevantie
o Wetenschappelijke relevantie
‘ Theoretisch kader
‘ Methode
o Toelichting methode
‘ Automatische inhoudsanalyse
‘ Handmatige inhoudsanalyse
o Onderzoeksmateriaal
o Verschil tussen dagbladen
o Data en tijdsperiode
o Operationalisering
‘ Resultaten
‘ Conclusie en discussie
‘ Literatuur
‘ Bijlage 1. Lijst met gebruikte artikelen
Bijlage 2. Zoektermen automatische inhoudsanalyse
‘ Precision & recall
Bijlage 3. Intercodeurbetrouwbaarheid
Bijlage 4. Statistische analyses

Planning

Datum Taak
18 februari Definitieve uitslag proposal
Aanvulling/uitbreiding aanleiding en theorie
25 februari Exploratie van de data / opstellen codeerinstructie
2 maart Schrijven aanleiding & theoretisch kader
Proefcoderen
Gesprek begeleider
9 maart Hoofdstuk methoden ‘ overleg met begeleider –
Definitieve codeerinstructie
Dataverzameling
16 maart Dataverzameling
DEADLINE: Aanleiding & theoretisch kader af
23 maart Dataverzameling
30 maart Methodehoofdstuk
Overleg begeleider
6 april DEADLINE: Hoofdstuk methode af
13 april Analyse data
20 april Analyse data
27 april Analyse data
Schrijven resultaten
4 mei Schrijven resultaten
11 mei Eigen deadline: hoofdstuk resultaten voor 75% af en opsturen naar begeleider
Schrijven conlcusie / discussie
18 mei Schrijven thesis
Bijlagen & tabellen verwerken
25 mei Schrijven thesis
Literatuurlijst
Bijlagen / tabellen
1 juni DEADLINE: 1 juni 18:00 CONCEPTVERSIE
8 juni Verwerken feedback begeleider
Abstract & key words schrijven
15 juni Verwerken feedback
DEADLINE 19 juni: definitieve versie naar begeleider
22 juni DEADLINE: 26 juni inleveren master thesis en uploaden SIN-online.
6 juli Uitslag thesis


Bronvermelding

Ander document

Paste your text in here…

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.