Onze huidige bemiddelingswet viert dit jaar haar tiende verjaardag: met de wet van 21 februari 2005 tot wijziging van het Gerechtelijke wetboek in verband met de bemiddeling (BS 22 maart 2005) werden de pijnpunten van de eerste bemiddelingswet (zijnde de wet van 19 februari 2001) weggewerkt.
In de Memorie van Toelichting van de wet van 21 februari 2005 lezen we dat ‘bemiddeling kan leiden tot snellere, minder conflictueuze oplossingen dan het klassieke rechtsgeding’. Bovendien vond de Europese Unie het belangrijk dat gezinsbemiddeling mogelijk was, zodat het gezin niet zou verbrokkelen. Echter wordt in het wetsvoorstel nergens gesproken over de kostprijs van bemiddeling. Bij de voorganger van onze huidige bemiddelingsregelgeving, nl. de wet van 19 februari 2001, lezen we in de voorbereidende werken dat het besef weldegelijk aanwezig was dat het financieel zwaar is om uit de echt te scheiden. Hoewel dit besef er was, werd ook bij deze eerste stap nagelaten om een prijskaartje vast te prikken op deze alternatieve vorm van geschillenbeslechting.
De Franse schrijver Honor?? De Balzac had nochtans een mooi citaat dat wijst op de financi??le voordelen van bemiddeling: ‘tenez, un mauvais arrangement vaut mieux qu’un bon proc??s’ (vrije vertaling: beter een slecht akkoord dan een goed proces). Maar gezien de wetgever hier geen woord over rept: wat kost bemiddeling in burgerlijke zaken als ‘goedkoper’ alternatief ter oplossing van disputen?
Allereerst omvat dit niet alleen de erelonen van de bemiddelaar waar men beroep op doet, ook moet rekening gehouden worden met administratieve kosten die opduiken (bijvoorbeeld het bemiddelingsprotocol, correspondentie met verschillende partijen, ‘) en bovendien heeft de bemiddelaar de mogelijkheid om beroep te doen op een deskundige. Gemiddeld is de kostprijs ‘100 wanneer beroep wordt gedaan op een bemiddelaar. Stel dat de zaak complex is, dan hebben de partijen meer tijd nodig om tot een akkoord te komen en moeten er waarschijnlijk meer handelingen (die niet gratis zijn) gesteld worden, waardoor het kostenplaatje nog steeds aardig kan oplopen. Het is onbegrijpelijk dat de wetgever dit niet uitgewerkt heeft, hoewel het besef over de zware financi??le last van een gerechtelijke procedure al sinds 2001 aanwezig is. Indien deze het had uitgewerkt, had de burger een concreet beeld van waar het zich aan mocht verwachten en zou de keuze nog sneller gemaakt worden om voor bemiddeling te kiezen. Op dit gebied kan onze wetgever iets leren van Nederland. Het bemiddelingssysteem dat zij uitgewerkt hebben (bij hen beter gekend als ‘mediation’) bevat concrete afspraken over welke kosten de bemiddelaars mogen aanrekenen en hoe deze begrensd moeten worden.
De erelonen van de bemiddelaar is de grootste brok in het financi??le plaatje. Dit is afhankelijk van of de betrokkenen al dan niet kiezen voor een erkend bemiddelaar. Voor bepaalde bemiddelaars is het mogelijk dat de partijen voorafgaandelijk geen afspraken maken omtrent de erelonen, waardoor deze vrij is om het tarief te bepalen. Indien hierrond discussies ontstaan, moet men zich alsnog tot de rechter wenden en dit kost natuurlijk ook geld.
Toch zijn er interessante voordelen verbonden aan ons systeem van bemiddeling: zo is het toegelaten om de vergoeding van de bemiddelaar afhankelijk te maken van het resultaat van de bemiddeling (de zgn. contingency fee) en moeten de partijen niet verplicht bijgestaan worden door een advocaat. Onder andere uit deze aspecten kan afgeleid worden dat het weldegelijk voordeliger is om voor de bemiddelingsweg te kiezen, maar deze elementen zijn onduidelijk (of niet) in de wet opgenomen waardoor de uiteindelijke kost een vraagteken blijft.
De wetgever had in 2005 de kans had gegrepen om een instantie bevoegd te maken om kostenrichtlijnen uit te schrijven, waardoor er transparantie komt over deze methode en de voordelen in de verf worden gezet. Met de wet van 21 februari 2005 werd een Federale Bemiddelingscommissie ingesteld die bevoegd is om bemiddelaars te erkennen , waardoor deze een voorbeeld is van een instantie die deze bijkomende bevoegdheid kan dragen. Een grondige studie van de ‘mediationbeleid’ in Nederland laat toe om na te gaan hoe de kostenraming ge??mplementeerd kan worden in onze regelgeving. Het uitschrijven van regels om de kosten te bepalen gaat er niet alleen voor zorgen dat de betrokken partijen weet wat hen te wachten staat en ze nog sneller voor bemiddeling kiezen.