Tijdens de arbeid kunnen uteriene contracties geregistreerd worden door middel van een tocotransducer die uitwendig de wee??nactiviteit registreert of via een inwendige uteriene druklijn. Daarnaast kan de wee??nactiviteit geregistreerd worden door middel van een electrohysterographie ‘ een nieuwe techniek waarbij de elektrische activiteit van het myometrium via een uitwendige electrode gemeten wordt (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), 2014) – die tijdens deze literatuurstudie achterwege gelaten wordt.
Tijdens het aanleggen van een IUDL wordt er een katheter via de vagina en de cervix in de amnionholte gebracht, zodat zowel de frequentie als de intensiteit van de contracties gemeten worden (NVOG, 2014). De metingen worden weergegeven in Montevideo eenheden, die ‘ 200 U/10 minuten moet zijn om als een adequate registratie te worden gezien (Casanova, 2014). De Nederlandse richtlijnen geven aanbevelingen om IUDL’s routinematig te gebruiken bij een ge??nduceerde arbeid of wanneer er bijgestimuleerd moet worden met oxytocine (Bakker e.a., 2010). Ook de NVOG (2014) schrijft in de richtlijnen rondom foetale bewaking intrapartaal, de IUDL te overwegen als daardoor een goede wee??nregistratie verkregen wordt. Zeeman (2010) geeft aan dat de IUDL accurater en nauwkeuriger is dan uitwendige meting, echter is de techniek niet vrij van risico’s en is de procedure ook nog eens invasief (Zeeman, 2010). Desondanks is er een aantal ziekenhuizen dat IUDL’s routinematig gebruikt om op die manier wee??nregistratie te verkrijgen (Harper e.a., 2013).
Tijdens een stage op de verloskamers in Nederland, is er ‘?n keer gezien dat een verloskundige een intra-uteriene druklijn (IUDL) plaatste bij een obese barende vrouw. Gevolg was dat er een goede en nauwkeurige wee??nregistratie plaatsvond, beter dan de wee??nregistratie door middel van een tocotransducer die daarvoor was aangelegd. Bij een aanvraag voor een stage op de verloskamers in Nederland, werd er aan de student gevraagd of er ervaring was in het plaatsen van deze druklijnen. Dit gegeven trok de aandacht, aangezien het gebruik van IUDL’s in dat desbetreffende ziekenhuis blijkbaar routine is.
Voortvloeiend uit bovenstaande literatuur en uit ervaringen tijdens stage, leek het mij interessant om te onderzoeken in welke mate er een verband bestaat tussen het inbrengen van een IUDL en het risico op een kunstverlossing, in vergelijking met een tocotransducer.
Uit bovenstaande literatuur en praktijkprobleem kan de volgende onderzoeksvraag geformuleerd worden:
In welke mate bestaat er een verband tussen het inbrengen van een intra-uteriene druklijn durante partu en het risico op een kunstverlossing?