Zeekleilandschap is vooral te vinden in het westen bij de kust. Het is vooral opgebouwd uit
zompige zeeklei. Het zeeklei is vlak en open. Op zeekleigronden vindt doorgaans
grootschalige landbouw plaats. Het zeekleilandschap is gevormd door de zee, zoals de naam
al zegt. Tijdens vloed zocht het water zijn weg over het land via kronkelende getijdekreken.
Bij elke vloed nam het water nieuwe sedimentdeeltjes (materiaal dat door water is
meegenomen) mee. Ze bleven op het land achter toen het eb werd. Op de bodem van de
kreekgeulen zelf bezonken zwaardere zandkorrels. Door het onophoudelijke proces van
aanvoer en bezinking van kleideeltjes slibden steeds hoger wordende slikken op. De dikke
lagen klei in het huidige zeekleigebied zijn daarvan de restanten. Het zeekleigebied is al lang
bewoond. De vroegste bewoning is te vinden in het zogenaamde Oudland. Dit zijn de
zeekleigebieden die al van ruim voor de jaartelling dateren. Vaak ligt hier veen in de
ondergrond, waarop de zeeklei is afgezet. Zoals blijkt uit vondsten was het zeekleigebied in
de kop van Noord-Holland al in de Bronstijd (ongeveer 1600-1200 voor Chr.) permanent
bewoond.
Specifieke kenmerken van het landschap
Het uiterlijk van het zeekleilandschap is vlak en open. Meestal is er landbouw op
zeekleigronden, omdat het lang water vasthoud. Een grappig feitje is dat op verschillende
plekken in Nederland je nog de voormalige kreekruggen kunt voelen als je in de auto zit.
Kreekruggen zijn de hoge stukken in een wadgebied. Ze zijn ontstaan door afzetzand.
bijvoorbeeld op de A16 tussen Rotterdam en Dordrecht en op de A6 tussen Almere en
Lelystad. Je voelt de hobbels vooral goed als je hard rijd. Bij een bedding verwacht je
normaal dat je omlaag gaat. Maar bij deze kreekbeddingen ga je juist omhoog. Op de bodem
van de kreek werd zand afgezet, waardoor de klei in de omgeving rondom de kreek een
stukje omlaag zonk. Het grondoppervlak moest omlaag worden gehaald voor de landbouw.
Hierdoor kwamen de kreekbeddingen steeds hoger in het landschap te liggen. Daardoor
‘vlieg’ je een beetje over de kreekbeddingen van vroeger. Rond getijdekreken ontwikkelden
zich vroeger van nature wat hogere oevers. Op de oever werd klei en fijnkorrelig zand
afgezet zodat een dijkvormige wal ontstond. Ook al zijn veel van deze oeverwallen
verdwenen, hun loop is soms toch vanuit de lucht te zien, omdat de drogere bodem afsteekt
tegen de vochtigere kleivlaktes eromheen.
Kenmerken Zeekleilandschap:
-Het zeekleilandschap is vlak en open.
-Er vindt doorgaans grootschalige landbouw plaats.
-Er zijn veel kwelders, onbedijkte stukken drasland.
Het ontstaan van het landschap
Het Nederlandse zeekleilandschap ontstond al tijdens het vroege Holoceen. Dit was
ongeveer 10.000 jaar geleden. In die tijd steeg de zeespiegel door het smelten van de
landijskappen.
Zo’n vijfduizend jaar geleden bestond een groot deel van West-Nederland uit een
waddenkust, waar zeeklei werd afgezet. Aan de westkant van deze wadden lagen eilanden
en stranden die leken op onze Waddeneilanden van nu. Het wad staat dan twee keer per
dag droog. Als het vloed is, stroomt het zeewater over het wad. Het zeewater laat daar dan
een heel dun kleilaagje achter. Het wad wordt dan langzamerhand zo hoog, dat het bij een
normale vloed niet meer onderstroomt. Er kunnen dan ook planten gaan groeien en er kan
vee grazen. Op de nieuwgevormde zeekleilandschappen ontstonden veenmoerassen. Zo’n
drieduizend jaar geleden waren bijna het hele westen en noorden van Nederland bedekt
door moerassen. Door het ontginnen en ontwateren van de veenmoerassen in de
middeleeuwen werd het veen minder. Door verdere afgraving kwam zeeklei weer aan de
oppervlakte. Dit gebeurde vaak tijdens grote stormvloeden, waarbij soms enorme stukken
land verloren gingen. De Biesbosch bij Dordrecht is bijvoorbeeld ontstaan bij een stormvloed
uit 1421. In de late middeleeuwen volgden er nieuwe inbraken van de zee, waarbij er ook
zeeklei werd afgezet. In deze tijd ontstond onder meer de Zuiderzee, de voorloper van het
IJsselmeer.
Het zeekleigebied wordt al sinds ongeveer 3000 jaar geleden bewoond. Met name op
hogere kwelderwallen en op kleine duintjes kwamen dorpjes en gingen mensen wonen om
zichzelf te beschermen tegen het water.
Rond 2100 voor Christus kwamen de eerste mensen in het zeekleigebied in de Kop van
Noord-Holland wonen. In Zeeland lijkt het erop dat de zeekleigebieden pas in de zesde eeuw
na Christus bewoond raakten. Ook daar lagen de dorpjes vooral op de iets hoger gelegen
gedeeltes. 1000 jaar geleden zijn mensen op de kwelder zich extra gaan beschermen tegen
het water. Ze deden dat, door zeedijken aan te leggen.