In dit hoofdstuk, zal ik het spellingonderwijs van de Anne Frankschool bespreken. Mijn onderzoek heb ik in groep 6C gedaan. In de klas van meester Jaapjan. In dit hoofdstuk beschrijf ik hoe de lessen eruit zien, binnen deze groep. Deze informatie heb ik ingewonnen door observatie, vragen te stellen , het bestuderen van de schoolgids en de des betreffende methode. Deze worden in de zelfde volgorde besproken.
In groep 6C, van de Anne Frankschool, wordt er elke dag aan spelling gewerkt. Dit vak wordt op deze school als een ‘lastig’ vak ervaren er verdient hierdoor extra aandacht. Hoewel er voor groep 6 1.30 u. is ingeroosterd (Schoolgids Anne Frankschool 2014-2015), besteedt de leerkracht hier meer tijd aan. De lesuren duren ongeveer 45 minuten. Deze lessen worden niet losgegeven. Doordat de Anne Frankschool een OGO-school is, wordt dit vak ook in de andere vakken verwerkt. De leerlingen moeten vaak opdrachten binnen het thema maken. Hier wordt dan ook de nodige aandacht aan het spellingsonderwijs besteed. Zo wordt er onder andere van de leerlingen verwacht, dat zij een stuk tekst over het thema schrijven. Met als doel, dat zij aandacht besteden aan de spelling.
Op deze school, wordt er ook gebruik gemaakt van een methode. Deze school heeft gekozen voor: Taal Actief. Deze methode wordt als volgt gebruikt:
– Aan het begin van de les, benoemt de leerkracht het onderwerp van de les. Er wordt duidelijk aangegeven waarmee zij deze les gaan oefenen.
– De leerkracht vraagt de leerlingen de woorden te benoemen, met dezelfde letterclusters.
– Deze worden door de leerkracht op het bord genoteerd. De leerkracht geeft hierbij de nodige informatie.
– Hierna bespreekt de leerkracht, samen met de kinderen, de opgaven uit het werkboek.
– Daarna gaat de leerkracht over op het dictee. Het dictee wordt door de leerkracht voorgelezen. De leerkracht leest eerst de zin hardop voor. Daarna zegt hij: ‘Schrijf op het woord:” Het woord, wordt nog een aantal keer herhaald.
– Hierna worden de schriften door gedraaid.
– De leerkracht projecteert de woorden op het smart-board. Zodat de leerlingen elkaars werk kunnen nakijken.
– De leerlingen kijken elkaars werk na. En draaien hierna hun schriften weer terug.
– De leerkracht kijkt hoeveel fouten er zijn gemaakt. Ook vraagt hij hierbij naar de gemaakte fouten. Dit wordt klassikaal gedaan.
– De woorden die fout geschreven zijn, moeten vijfmaal opnieuw worden opgeschreven.
– Hierna gaan de leerlingen aan de slag met de opgaven.
– De werkboeken worden daarna opgehaald en door de leerkracht nagekeken.
De spelling wordt getoetst door middel van methodetoetsen. Dit bestaat uit de volgende twee toetsen (Methodehandleiding Taal Actief):
– Een woordendictee.
‘ De leerkracht leest eerst alle zinnen van het dictee voor.
‘ Daarna dicteert hij/zij zin voor zin. De leerkracht benoemt het woord. Daarna leest hij/zij de zin voor en tot slot nog eenmaal het woord
– Een zinnendictee.
‘ Het zinnendictee woord op de zelfde manier gedicteerd. Alleen wordt er bij het zinnendictee verwacht, dat de leerlingen de hele zin noteren.
‘
De scores worden bijgehouden door middel van een: ‘Groepsregistratie themadictee.’ Een voor de woordendictees en een voor de zinnendictees.
Extra spelling:
– Voor de zwakkere leerlingen, zijn er extra oefen opgaven. Zodat de leerlingen goed kunnen oefenen.
– Voor de sterkere leerlingen, zijn er plusbladen. Dit zijn wat moeilijkere opgaven.
De methode: Taal Actief, maakt gebruik van het IGDI-model. (Interactief Gedifferentieerd model voor Directe Instructie.) Dit wil zeggen:
– De uitleg is de start van het leerproces.
– Daarna passen de leerlingen, onder begeleiding van de leerkracht, de instructie toe bij enkele woorden.
‘ Voor een extra intensieve uitleg, is er een verlengde instructie.
– Als afsluiting van de les, reflecteren leerling en leerkracht samen de les.
2) Hoe hoort spellingsonderwijs eruit te zien?
In dit hoofdstuk, besteed ik aandacht aan hoe het spellingonderwijs er volgens de theorie uit hoort te zien. Door middel van verschillende bronnen, wil ik een algemeen beeld schetsen, van hoe de lessen eruit horen te zien. Ik maak hierbij zowel gebruik van boeken, als wetenschappelijke artikelen. Deze worden in de literatuurlijst benoemd.
Volgens Huizinga, is het niet verantwoord, om leerlingen woordpakketen over te laten schrijven. De leerkracht moet daarbij ook meer doen, dan alleen de lastige letters aan te geven met een rood kleurtje.
Ook heeft Huizinga in zijn boek verwoord, hoe je hulp moet bieden aan spellingzwakke kinderen. Allereerst, is het belangrijk om niet te veel woorden in een keer aan te bieden. Hierdoor kan er vaker met de woorden geoefend worden. Bovendien moeten deze woorden op meerdere manier worden aangeboden. Op deze manier is het oefenen niet eentonig. En kunnen de leerlingen meer ‘plezier’ uit het oefenen halen. Ook geeft Huizinga aan, dat de woorden in categorie??n moeten worden opgedeeld. Deze categorie??n mogen niet door elkaar gehaald worden. Maar een voor een worden aangeboden. De indeling van de categorie??n moet hierbij duidelijk zijn. Bij het aanleren van de worden, wordt er ook aan de werkwijze gedacht. Er moet hierbij steeds gebruik gemaakt worden, van de zelfde werkwijze. Ook geeft Huizinga aan, dat er ook naar de motivatie van de kinderen gedacht moet worden. Hij omschrijft dat als volgt:
‘ Laat de kinderen ervaren, dat de woorden die ze moeten leren schrijven, van betekenis zijn voor hun schriftelijke taaluitingen.
‘ Laat de kinderen alleen de woorden oefenen, waarvan ze de spelling onvoldoende beheersen; woorden die zij naar enige tijd goed kennen, blijven achterwege.
‘ Leer de kinderen de effectieve werkgewoontes en spellingstrategie??n aan.
‘ Praat samen over het succes en vooruitgang van de klas als geheel, maar praat ook afzonderlijk met de kinderen.
‘ Stel de kinderen veelvuldig in gelegenheid, om te schrijven over allerlei onderwerpen die hun interesse hebben.
‘ Betrek de kinderen bij het stellen van doelen.
‘ Moedig het onderling samenwerken aan.
Ook moet er een plan bedacht worden, hoe het kind de spellingstrategie??n leert, die hij of zij nog niet beheerst.
Bovendien is het zo dat kinderen vaak geholpen worden, als het te laat is. Bijvoorbeeld na een dictee. Maar dan heeft het kind eigenlijk al een achterstand opgelopen die moeilijk meer is in te halen. Dit moet worden voorkomen, door vroegtijdig hulp aan te bieden.
Volgens Rinse Dijkstra, is krachtig leren, adaptief onderwijs. Dat wil zeggen dat dit onderwijs aan de volgende drie basisbehoeften van de leerling voldoet: relatie, competentie en autonomie. Dit wil zeggen dat de leerling geacteerd voelt, dat hij/zij weet dat hij/zij de taken aankan en dat de leerling baas wordt (of een deel daarvan) van zijn/haar eigen leergedrag. Deze drie basisbehoeften, zijn essentieel voor adaptief onderwijs. Door deze vorm van onderwijs, worden de leerlingen gemotiveerd. Zij zullen hierdoor met meer motivatie aan het werk gaan, dan als er een aantal basisbehoeften ontbreken.
3) De verschillen.
In dit onderdeel, inventariseer ik de verschillen tussen het geschetste beeld uit hoofdstuk 2 en mijn stageklas. Ik benoem hierbij de punten uit de theorie die in de praktijk niet overeenkomen. In dit hoofdstuk worden alleen de verschillen beschreven. Dit doe ik door middel van de opgenoemde punten uit hoofdstuk 2, te vergelijken met mijn onderzoek uit hoofdstuk 1.
Al gauw viel het mij op, dat de motivatie bij de meeste leerlingen ontbreekt. Waar komt dit vandaan?
Allereerst, is het zo dat er geen extra aandacht besteed wordt aan leerlingen die moeite hebben met spelling. De les wordt voor elke leerlingen op de zelfde manier aangeboden. De spellingzwakke kinderen, krijgen geen extra aandacht, terwijl dit wel het geval moet zijn. De woorden worden niet op meerdere manieren aangeboden. De lessen worden hierbij altijd op de zelfde manier gegeven. Dat wil zeggen de zelfde volgorde en de zelfde inhoud. Tijdens de spellingslessen, wordt er geen aandacht besteed aan de motivatie van de kinderen. Er wordt niet met de kinderen gepraat. Ook worrden de kinderen worden klassikaal aangesproken. Individueel is dit ook niet het geval. Ook heb ik niet gezien, dat het onderling samenwerken wordt gestimuleerd.
Het adaptief onderwijs (relatie, competentie, autonomie) komt niet alle drie terug, tijdens de lessen. Alleen van de eerste is dit het geval. Het is voor de kinderen niet duidelijk wat hij of zij aankan. Dit wordt niet benoemd. Ook is het kind niet de baas (of deels) van zijn of haar leergedrag. Het gedrag wordt door de leraar aangegeven, en door de leerling uitgevoerd.
4) Het advies.
In dit onderdeel, geef ik een advies naar aanleiding van mijn onderzoek. Met als doel het huidige spellingonderwijs op de Anne Frankschool te doen verbeteren. Voor dit advies, beschrijf ik een belangrijk verschil. Tegelijkertijd, stel ik een plan op, om dit verschil te laten verdwijnen.
Als eerst wil ik graag de aandacht richten op de spellingzwakke kinderen. Ik heb nu gezien, dat deze kinderen niet de extra aandacht krijgen, die zij verdienen. Deze kinderen krijgen nu de zelfde uitleg als de spellingsterkere kinderen. En daarbij ook de zelfde tijd.
Als eerst stel ik voor, om de kinderen in gesprek te gaan. Zorg dat de kinderen gemotiveerd zijn. Zoals Huizinga in zijn boek heeft beschreven, kunt u dit onder andere doen, door een groepsgevoel op te wekken. Praat samen over het succes en vooruitgang van de klas als geheel. Dit wil niet zeggen dat er geen afzonderlijke gesprekken moeten plaats vinden. Laat de kinderen daarbij ook ervaren, dat de woorden die ze moeten leren schrijven, van betekenis zijn van hun schriftelijke taaluiting. Op deze manier, weten de kinderen waarvoor zij oefenen. Dit zal hen meer motiveren en daarbij meer doen plezieren. U als leerkracht, heeft een aantal doelen voor ogen. Betrek de kinderen bij deze doelen. Hierdoor, zien de kinderen ook waar zij naar werken. Het doel voor ogen zien, zorgt hierbij ook, dat zij worden gemotiveerd.
Ook geef ik het advies om over te schakelen naar het adaptief onderwijs van Dijkstra. Dit wil zeggen dat het onderwijs aan de volgende basisbehoeften voldoet: relatie, competentie en autonomie. In het huidige onderwijs zie ik het eerste, relatie, terug komen. Dit wil zeggen dat het kind zich veilig voelt. De overige twee basisbehoeften ontbreken nog. Competentie, dat wil zeggen dat het kind weet dat hij/zij zijn/haar taken aankan. Autonomie wil zeggen dat het kind baas is van zijn/haar leergedrag. Op deze manier, wordt de leerlingen meer bij het onderwijs betrokken. En zorgt dit daarbij voor een grotere motivatie.
Dit plan heb ik voorgelegd aan de adjunct-directeur en aan mijn mentor. Beiden konden zich in het advies vinden. Wel gaf mijn mentor aan, dat hij na de toets de klas wel klassikaal aanspraak. Mijn advies is hierdoor niet verandert. Het is natuurlijk een positief punt, maar ik zie nog steeds een verbeterpunt. In mijn observatie, bleek het niet voldoende te zijn. Mijn advies werd hierdoor herformuleerd. In groep 6c van de Anne Frankschool, moet er meer aan de motivatie van de kinderen gewerkt worden. Op dit moment is dit nog niet voldoende. Overigens hebben beiden mannen aangegeven, dat zij dit onderwerp zullen aanpakken.
5) Samenvatting.
In groep 6C, van de Anne Frankschool, wordt er elke dag aan spelling gewerkt. De lesuren duren ongeveer 45 minuten. Op deze school, wordt er ook gebruik gemaakt van een methode. Deze school heeft gekozen voor: Taal Actief. De spelling wordt getoetst door middel van methodetoetsen. De methode: Taal Actief, maakt gebruik van het IGDI-model.
Volgens Huizinga, is het niet verantwoord, om leerlingen woordpakketen over te laten schrijven. De leerkracht moet daarbij ook meer doen, dan alleen de lastige letters aan te geven met een rood kleurtje. Ook heeft Huizinga in zijn boek verwoord, hoe je hulp moet bieden aan spellingzwakke kinderen. Bovendien is het zo dat kinderen vaak geholpen worden, als het te laat is. Maar dan heeft het kind eigenlijk al een achterstand opgelopen die moeilijk meer is in te halen. Dit moet worden voorkomen, door vroegtijdig hulp aan te bieden.
Volgens Rinse Dijkstra, is krachtig leren, adaptief onderwijs. Dat wil zeggen dat dit onderwijs aan de volgende drie basisbehoeften van de leerling voldoet: relatie, competentie en autonomie. Door deze vorm van onderwijs, worden de leerlingen gemotiveerd. Zij zullen hierdoor met meer motivatie aan het werk gaan, dan als er een aantal basisbehoeften ontbreken.
Al gauw viel het mij op, dat de motivatie bij de meeste leerlingen ontbreekt. Waar komt dit vandaan?
Allereerst, is het zo dat er geen extra aandacht besteed wordt aan leerlingen die moeite hebben met spelling. De les wordt voor elke leerlingen op de zelfde manier aangeboden. De spellingzwakke kinderen, krijgen geen extra aandacht. De woorden worden niet op meerdere manieren aangeboden. De lessen worden altijd op de zelfde manier gegeven. Het adaptief onderwijs (relatie, competentie, autonomie) komt niet alle drie terug, tijdens de lessen. Alleen van de eerste is dit het geval.
Als eerst stel ik voor, om de kinderen in gesprek te gaan. Zorg dat de kinderen gemotiveerd zijn. Dit kunt u onder andere doen, door een groepsgevoel op te wekken. Praat samen over het succes en vooruitgang van de klas als geheel
Ook geef ik het advies om over te schakelen naar adaptief onderwijs. Dit wil zeggen dat het onderwijs aan de volgende basisbehoeften voldoet: relatie, competentie en autonomie.
Dit plan heb ik voorgelegd aan de adjunct-directeur en aan mijn mentor. Beiden konden zich in het advies vinden. Wel gaf mijn mentor aan, dat hij na de toets de klas wel klassikaal aanspraak. Mijn advies is hierdoor niet verandert. Het is natuurlijk een positief punt, maar ik zie nog steeds een verbeterpunt. In mijn observatie, bleek het niet voldoende te zijn. Beiden gaven aan, om aan dit onderdeel te gaan werken.
6) Adviesgesprek.
Het advies uit hoofdstuk 4, heb ik voorgelegd aan mijn mentor en de adjunct-directeur. Beide waren geheel verast. Maar konden zich goed in het advies vinden. Welk kreeg ik tijdens het gesprek van de adjunct-directeur de vraag, om een aantal positieve aspecten te benoemen. Ik antwoorde hierop, dat ik het IGDI-model, een uitstekend model vind. Deze wordt door de leerkracht goed toegepast. Ook besteed de leerkracht voldoende tijd aan de uitleg. Wat ik ook belangrijk vind, is dat fouten benoemd worden. Dit wordt klassikaal gedaan, zodat andere leerlingen ook van deze fouten leren. Fouten worden gelijk aangepakt. Waardoor deze niet ingeslepen worden. Er springen genoeg positieve punten uit. Het is dan ook goed, om deze te benoemen.
Mijn mentor, was blij dat ik deze punten kon benoemen. En heeft daarbij zelf aangegeven aan de slag te gaan met mijn gegeven advies. Wel gaf hij aan, dat hij na de toets, de kinderen wel klassikaal aansprak. En daarbij samen kijkt naar de vooruitgang en het succes. Dit heb ik zelf niet kunnen observeren.
Het was een kort gesprek, maar beiden konden zoals boven beschreven zich goed vinden in mijn advies. Beiden gaven dan ook aan, om dit onderwerp op te pakken.